De kleppermars en een "pijnlijke" herinnering aan Koninginnedag 't Is, of met het klimmen van de jaren, De "Jeugdherinnering" scherper wordt. Of met 't vergrijzen van de haren, Je meer beseft: "Wat was het kort." (Uit: "Jeugdherinneringen") Sommige herinneringen heb je bewust zo diep weggedrongen - omdat ze zo pijnlijk waren - dat ze alleen maar en dan nog plotseling naar boven komen bij een zeer bepaalde gebeurtenis. En dat overkwam mij bij het kijken naar de Inhuldiging van Koningin Beatrix. Na die uitzending gingen mijn gedachten plot seling terug naar een andere hoogtij-dag, naar 31 augustus 1923, het 25-jarig Regeringsjubileumfeest van Koningin Wilhelmina. Ik was toen 10 jaar en zat in de vijfde klas van de Lagere School. Elk jaar werd 31 augustus in heel Nederlands- Indië gevierd. De kinderen van de 5de, 6de en 7de klasse brachten een auba de op het grote Waterlooplein in Ba tavia, voor de Gouverneur-Generaal en andere hoogwaardigheidsbekleders met hun dames, die in de voor deze speciale gelegenheid gebouwde tribu nes plaats hadden genomen. En uitgerekend, bij dit 25-jarig Ju- bileumsfeest, een feest dat grootser en rijker gevierd zou worden dan alle vorige, mocht ik er bij zijn, want ik zat immers in de 5de klas. Anders zou het dit jaar zijn. De witte blousjes, de blauwe broekjes en de oranje papieren muts op je bolletje - dat bleef gelijk. En natuurlijk ook het Wilhelmus. Maar wat de andere liedjes betrof? Heel nieuwe liedjes, een Jubileumcantate (wisten wij toen wat cantate beteken de), geschreven door Catharina van Renes, moesten ingestudeerd worden. Ik herinner me er nog enkele van: Goeie morgen Koninginne; Vrouwe vol Majesteit; Wij bidden U, o, Heer; De golven gaan en komen snel. Er waren er geloof ik nog meer, maar daar weet ik niets meer van. Toch was dit nog niet genoeg voor het feest, want het hoogtepunt moest wor den: de Marcia des Castagnolles, een kleppermars van een Italiaanse com ponist, uitgevoerd door 2000 en meer leerlingen van de lagere scholen on der begeleiding van de Militaire Kapel van Batavia. We moesten die mars dus instuderen, klepperen konden we na tuurlijk. De kleppers, die het feest comité ons leverde, werden prompt door ons weggesmeten. Ze waren in onze ogen niets waard. Veel te groot, de randen waren te scherp en boven dien waren ze niet "Njarieng" genoeg, m.a.w. er kwam te weinig geluid uit. We prefereerden onze eigen bamboe kleppers, die we zelf maakten. Bij de eerste repetitie van slechts 200 kinderen, was het duidelijk, want het geluid dat we voortbrachten was oor verdovend. De aubade, öp 31 augustus, verliep uitstekend, maar de Marcia des Cas tagnolles oogstte een overweldigend succes. Nog dagen na de uitvoering verveelden we het huis, de school, enfin de gehele omgeving met ons geklepper. En nu, peins ik bij mezelf: Wat je als kind al niet deed voor een beker limo nade en een krentebol: een halve dag in nette kleren lopen, in totaal drie uur staan in de branden de zon om te zingen en te klepperen, daarna nog twee kilometer lopen om thuis te komen. Bekaf kwam je thuis. Bekafmaar je had feest gevierd. Na deze lange inleiding kom ik einde lijk aan het eigenlijke, de PIJNLIJKE herinnering aan een Koninginne-dag. Het is dan 1938. Ik was de jongste en minst bezoldigde onderwijzer bij het Lager Onderwijs in Amboina. Na drie jaar wachten kreeg ik eindelijk een baan bij het Gouvernement. Drie jaar heb ik gezworven op verschillende wilde scholen en bij de Gereformeerde Scholen Vereniging op een salaris va riërend van 28 tot 72 gulden per maand. Eindelijk een Gouvernements- baan, al was het ver van huis, op een salaris waar je recht op had n.l. 94 gulden schoon per maand. 31 Augustus kwam in zicht en ook nu gold het iets bijzonders: namelijk het 40-jarig Regeringsjubileum. Ik hoorde dat men van plan was wederom de Marcia des Castagnolles uit te voeren en toen men hoorde dat ik goed kon klepperen en als kind bovendien had meegedaan aan die grootse manifesta tie in Batavia, waren er voor het feest comité geen problemen meer. Ik kreeg de volledige leiding over de klepper mars. Ik adviseerde bamboe-kleppers, ik repeteerde met de heer Samson aan de piano, eerst alleen. Toen dit in orde was kwamen de repetities in de Soos met telkens groepen van 100 jongens. Dagenlang stond ik op een tafel vóór te klepperen. De groep 1 van 08.00 tot 09.00 uur, groep 2 van 09.30 tot 10.30 uur, groep 3 van 11.00 tot 12.00 uur. De volgende dag weer drie groepen. Ik had voor iedere groep drie repetities gepland. Alles verliep naar wens. Van diverse zijden werd mij lof toegezwaaid. Alleen, de laatste da gen liep ik met pleisters tussen mijn vingers en 's avonds moest Agnes, mijn vrouw, mijn lètjèt vingers behan delen. Toen brak de dag aan van de generale repetitie met begeleiding van de Staf Muziek van Ambon op de Grote Aloon- aloon. Ook dit was een succes. En ik droomde31 augustus zou ik, een vrijwel onbekende jonge on derwijzer, de kleppermars leiden op het Oranjefeest in de reusachtige tuin van de Resident van Ambon. Zou ik daar staan in mijn beste pak op het speciaal voor deze gelegenheid ge bouwde podium, met links en rechts van me de Militaire Kapel. Op het bordes de Resident, de militaire com mandant en verder al die autoriteiten en hoge Omes met hun dames en an dere gasten. Voor de ouders en de honderden nontonners en belangstel lenden zou ik tonen wat de kinderen en ik gepresteerd hadden. Onze klep permars, daar was ik heilig van over tuigd, zou wederom het hoogtepunt vormen van deze dag. De heer Samson, die elk jaar weer alle eer opstreek bij deze uitvoeringen, zou nu niet de enige zijn. Een In dische jongen zou deze keer ook mee delen in die eer. Ik zou ook een hand krijgen van de Resident en Mevrouw de Resident. Ze zouden me later mis schien herkennen op straat. Het zou me misschien kunnen helpen als ik... als. Dit droomde ik in mijn jeugdige overmoed. Nee, mensen, nee. DIT HAD IK GEDROOMD. Het liep alle maal heel anders. Want de volgende dag reeds, de dag vóór het grote ge beuren, kwamen de leden van het Co mité mij bedanken voor het vele werk, dat ik me getroost had. "De Generale was geweldig", zeiden ze, "en, me neer Snijders, het ging allemaal zo goed, zo goed, dat we dachten dat het nu niet meer nodig is dat U morgen vóór-kleppert. Meneer Samson, die morgen de Aubade leidt, zal dus ook de kleppermars dirigeren. Blijf dus morgen gerust bij de kinderen van Uw school. Men heeft U daar ook nodig". Die ochtend, op 31 augustus 1938, zag ik, staande temidden van de kin deren, hoe mijn Hollandse collega met grote en brede, zwaaiende bewegin gen van zijn dirigentenstokje, de, neen, MIJN "Marcia des Castagnolles" leid de. Net als 15 jaar tevoren was het applaus overweldigend. De Resident sprak lovende woorden en dankte de heer Samson voor de schitterende uitvoering De zwakke protesten van enkele collega's, die er heel in het begin waren, zijn diezelfde dag nog ver stomd. Agnes heeft me thuis opge beurd. BEN SNIJDERS 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 12