poirrie
De Brug Die Verdween (slot)
Schets uit het plantersleven
De laatste loodjes wogen het zwaarst.
door J. BALT
Een merkwaardige ervaring was, dat we in dit overigens onbewoonde gebied
toch nog een paar Chinezen ontmoetten. Waar is dit nijvere volk niet aanwezig?
Langs de hellingen van een belangrijke rivier waren ze bezig enkele qua hout
waardevolle bomen te kappen. De inheemse naam van de boomsoort was
"Oetoep". De zware bomen hadden een lichtgrijze, gladde schors en tot op
grote hoogte geen zijtakken. De oude exemplaren vertoonden bij het doorzagen
een gitzwarte kern, waaromheen een dunne ring van bruin hout. Als hout voor
het vervaardigen van meubelen was het waardevol. De Chinezen kapten het in
korte stukken volgens handelsmaten en rolden de aldus verkregen korte stam
men in de rivier. Kilometers stroomafwaarts visten hun kongsiegenoten de drij
vende stammen uit de rivier.
Een gedachte, die bij mij opkwam,
toen we ons bij het beklimmen der
hellingen tot het uiterste moesten in
spannen, is me helder bijgebleven.
Dat is het beeld van de vroegere
"Jan Fuselier", die in Atjeh ook der
gelijke hellingen moest "belabberen",
gepakt en gezakt, met een karabijn
over de schouder en vaak een klewang
in de hand; zich zelf een weg moest
banen door het bos en in zwaar
terrein al klimmend ook nog bedacht
moest zijn op achter bomen schuilen
de djahats (opstandelingen), gewa
pend met een rentjong. "Koloniaal"
worden had in vroeger jaren een niet
bepaald gunstige beoordeling. Toch,
wat deze mensen in streken als Atjeh
gepresteerd hebben grenst aan het on
gelofelijke. Vele auteurs hebben daar
over hun licht laten schijnen.
De politiek bekeek dit weer heel an
ders, doch op het gebied van de poli
tiek behoor ik tot de armen van geest.
Reers jaren geleden ontdekte ik dat
in de politiek twee maal twee niet al
tijd vier is, doch soms drie en soms
vijf en dat heeft mij kopschuw ge
maakt. De toenmalige koloniaal heeft
uitgevoerd wat van hem verwacht werd
en hij verdient het respect van de
Indische en Europese bevolking.
Na de oorlog heb ik enige jaren een
werkkring gehad, die mij dagelijks
over de Apollolaan in Amsterdam
bracht. Op een markant punt van die
laan staat het standbeeld van Gene
raal van Heutsz. Als ik aan dat mo
nument voorbijging, nam ik inwendig
even mijn hoed af om uiting te geven
aan mijn respect voor die hele groep
van "kolonialen", die zonder veel po
litiek gepraat heeft meegewerkt aan
de bouw van een rijk met grote per
spectieven.
En dan Bronbeek. De enkele malen,
dat ik daar voorbijkwam, stonden mijn
gedachten wel even stil bij de her
innering aan de "BRUG" en de tocht
door Seriboe Laksa. Het ras is nu na
genoeg uitgestorven, maar gelukkig
blijft het instituut bestaan. Wij mogen
niet alles afkappen en nu wij afstand
hebben moeten nemen, kunnen wij
alles wat zich heeft afgespeeld beter
overzien.
Intussen waren wij nog onderweg naar
huis en gezien de nog resterende af
stand zouden we zeker niet vóór don
ker het bos uit zijn, hetgeen bijzondere
risico's meebracht. Evenwel de Java
nen wisten een kortere weg; deze
voerde naar een overgang van de
grensrivier en dat betekende, dat we
vóór donker thuis zouden zijn.
Toen we de overgang bereikten, bleek
dat een zware boomstam te zijn, die
recht toe recht aan over de rivier
voerde, die ter plaatse een 20 meter
breed was. De boomstam was een
restant uit de ontginning van jaren ge
leden en was geheel bedekt met mos
sen. De hoogte boven de bruisende
rivier was ongeveer 15 meter. De ri
vier stroomde over een stenen bed
en tussen loodrecht opgaande stenen
wanden.
We keken elkaar eens aan, peilden de
afstand tot de overwal, keken met
respect naar de hoogte van de stam
boven het rivieroppervlak en over
peinsden het alternatief: nog twee uren
door het bos lopen, waarvan een deel
zich in donker zou afspelen, zulks met
een forse dagtaak achter de rug. Met
enige aarzeling ging ik op de stam
staan en schoof voetje voor voetje
voorwaarts. Misschien heeft midden
boven de rivier mijn hart wel een kort
ogenblik stil gestaan, maar ik kwam
er over en na mij de anderen ook.
's Avonds thuis bij de koffie had ik
nog sterretjes voor mijn ogen. Zou
een Maratonloper na zijn veertig kilo
meters hetzelfde gevoel hebben? Wij
althans konden geen pap meer zeggen.
J
NEDERLAND EN SRI LANKA
De herinnering aan het rijk verleden
van Nederland in het Oosten krijgt een
nieuwe impuls door de opening van
een Dutch Period Museum in Colom
bo (op Sri Lanka of wel bij oud-lndië
vaarders: Ceylon). Het wordt of is
gevestigd in het uit 1780 daterende
Nederlands weeshuis en dank zij steun
van alle kanten, uit Nederland en Sri
Lanka, tot stand gekomen.
Het zou op 15 januari worden geopend
door de minister van cultuur van Sri
Lanka, maar of dit is gebeurd weten
wij niet: de Nederlandse dagbladen
hebben van de opening geen melding
gemaakt, door deze zwijgzaamheid de
traditie bevestigend dat wij zoveel
mogelijk moeten zwijgen over ons
roemrijk verleden. De opstelling van de
collectie zou dan nog niet geheel vol
tooid zijn; wanneer dit het geval zal
zijn zal de president van Sri Lanka de
officiële opening verrichten, waar
schijnlijk tegen het eind van dit jaar.
Voor deze gelegenheid gaf de Stich
ting Nederland-Sri Lanka, mede met
het oog op de fondsenwerving, een
kleine maar zeer fraai geïllustreerde
brochure uit onder de titel: De Ne
derlandse erfenis in Ceylon, waarvan
wij de kennismaking warm kunnen
aanbevelen. Het adres van de Stich
ting is: Badhuisweg 251, 2597 JR Den
Haag, telefoon: 070-57 42 01.
JHR.
DE POLITIONELE ACTIES
De strijd om Indië 1945-1949
door Pierre Heijboer
Geïllustreerde documentaire van het
Ned.-Indonesische conflict.
29,50 f 5,— porto
NED.-INDIË 1940-1946
Deel I: Gouvernementeel intermezzo
1940-1942 - door Jacob Zwaan
f 59,(- f 6,25 porto
BOEKHANDEL MOESSON
"Pa en Ma zijn hard aan een deprogram
mering toe, ze worden knap vervelend
17