KORT VERHAAL VAN DE DOOD door LOES STOLK Er is een herinnering aan een gebeurtenis op Java, die me niet wil verlaten. Soms herbeleef ik het gebeurde in een droom, maar alleen de essentie. De personen blijven vaag; gesprekken woordeloos; de tragische climax komt in een flits, zonder verband met voorafgaande dingen; een gevolg zonder oorzaak. Ik word wakker en vraag me af, waar was ik?, wat beleefde ik? en er blijft niets dan een vaag herkennen van een groene tuin, een boom, en op de achtergrond schimmen van bergen. De uitnodiging had ons vreugde ge bracht, Hans en mij, en Carlientje en Niek, onze kinderen. We waren in de na-dagen van ons verblijf in Indonesië; nog maar enkele maanden en wij zou den mijn geboorteland voorgoed de rug toe keren. Een belangrijke periode van ons leven zou definitief worden afgesloten, en wij probeerden nog zo veel mogelijk dingen 'voor 't laatst' te beleven, ons steeds weer voornemend daar zo intens mogelijk van te genie ten. Nooit hebben we zoveel foto's en films gemaakt als in die laatste maan den; het was een bewust aanleggen van een arsenaal van herinneringen, leuk voor later. Een laatste bezoek aan een thee-onderneming paste hele maal in dit kader. "Wat is ze voor iemand, onze gast vrouw?" vroeg ik Hans, toen wij in de auto op weg waren naar Gunung Pe- rak. Hij glimlachte. "Connyatti?" zei hij, en ik zag dat hij zijn best deed een passende beschrijving te formuleren. "Artistiek", zei hij, alsof hij hiermee het probleem oploste, "erg artistiek, dat zeker. Ze maakt werkelijk heel bijzondere schilderijen. Anders had ik ook nooit zo'n moeite voor haar ge daan". "Moeite gedaan? Hoezo?" vroeg ik. In die tijd waren mijn dagen zo zeer ge vuld met mijn eigen belangen en on- belangen, dat ik nauwelijks ingewijd was in de dagelijkse werkbeslomme- ringen van mijn echtgenoot. Hij was directeur van een grote drukkerij an nex boekhandel, en hoewel ik vrijwel volledig op de hoogte was van de "downs" die deze positie met zich meebracht, kwam ik de "ups" niet altijd even geregeld te weten. "Ik heb voor haar een tentoonstelling mogelijk gemaakt in de boekhandel", legde hij uit, "dat is de reden dat ze ons vandaag heeft uitgenodigd. Ze lijkt me wel aardig, een beetje excentriek misschien. Zij en haar man hebben de Indonesische nationaliteit aangenomen. Dat hebben ze gedaan voor die on derneming. Die is al ruim honderd jaar in zijn familie". Ik trachtte mezelf een beeld te vormen van de mensen die ik ging ontmoeten. "Die naam, Connyatti", zei ik, "is dat"Ja", viel hij in, "een ver- indonesischte naam; ze heet gewoon Conny, maar ik vermoed dat ze de zaak grondig heeft willen aanpakken". Op Gunung Perak werden we ontvan gen door een grote man, een blonde Tarzan, met wonderlijk grijze, melan cholieke ogen en een wat kwetsbare, weke mond. "Ik ben Edwin, de man van Connyatti", zei hij. Hij maakte een nerveuse indruk. Het speet hem, dat zijn vrouw niet bij de begroeting aanwezig was. "Ze heeft weer last van migraine", zei hij. "Ze hoopt tegen de middag weer opge knapt te zijn. Intussen zal ik jullie de fabriek laten zien, en de tuinen. Maar eerst moeten jullie wat drinken." Hij bleek een goede gids. Hij was ge boren op de plantage, die toen al bij na honderd jaar onder beheer was van zijn familie; het was duidelijk dat hij nooit weg zou willen van deze grond. Doordat hij van ieder hoekje wel iets persoonlijks wist te vertellen maakte hij van de rondleiding een boeiend avontuur. "Hier ligt mijn familie", zei Edwin. We stonden op een soort plein, dat beheerst werd door een enorme wa- ringin. Onder die boom gaven enkele eenvoudige stenen de plaats aan, waar Edwins ouders en grootouders begraven lagen. "Zij wilden niet weg van Gunung Perak", zei hij, "evenmin als ik". Enigszins terzijde was nog een graf. Op de zwart marmeren plaat die er vrij nieuw uit zag lagen witte bloe sems, die de inscriptie aan het oog onttrokken. De kinderen hadden de lange lucht wortels ontdekt van de waringin, en wilden er mee gaan slingeren. "Laat dat", zei Edwin scherp. Onthutst lieten de kleinen los. Niekje rende naar mij toe, gekwetst. Ik streek hem over z'n bolletje. "Daar moet je niet aan gaan hangen", zei ik, "dat is gevaarlijk". Geschrokken van zijn ei gen uitval zei Edwin verontschuldi gend:: "Het is Conny's boom; een heilige waringin. Je mag 'm geen pijn doen". "Dan zit er zeker een geest in", zei Carlien wijsneuzig. De baboe had haar wel eens verteld over kuntilans, die in bomen huizen. Ze vond die verhalen altijd verrukkelijk eng. Edwin glim lachte. "Ja", zei hij, "dat is best moge lijk. Maar laten we nu gaan zien of Conny al op de been is". We waren weer terug bij het woonhuis, maar gingen daar niet binnen. "We eten in Conny's hut", zei Edwin, en hij bracht ons naar een luchtig bamboe bouwsel, dat, steunend op korte palen, temidden van bloeiende kembang-se- patoe struiken stond. Drie houten tre den leidden naar de ingang. De vloer van de hut was bedekt met rieten matten. Matrassen tegen drie wanden vormden de zitgelegenheid; tientallen kussens lagen overal. Tussen de wan den en het houten dak waren openin gen, waardoor frisse lucht binnen kwam. Doordat er zoveel geboomte om de hut heen stond heerste er bin nen een groene schemer. Aan iedere wand hing een schilderij. Op een er van herkende ik de oude waringin met de grafstenen. "Dit is Conny's domein", zei Edwin, "en hier is ze, Connyatti I" Ze stond in de ruimte tussen de ma trassen en stak glimlachend een ver welkomende hand naar ons uit. Haar donkerblonde haren vielen los op haar rug; haar ogen waren van het lichtste groen. De kleur die de zee heeft, als de lucht wit ziet van de hitte. Ze droeg een wijde kaftan, voor die tijd een ongewoon gewaad. "Ga zitten", zei ze, en ze wees op de matrassen. "Op dit uur is het hier koeler dan in huis." De kinderen waren direct op hun ge mak, namen een hoek in beslag met de nodige kussens en speelden 'huis je'. Het rook er naar wierook. Pas toen ik gewend was aan het diffuse licht zag ik dat zich nog iemand in de ruimte bevond, die ons werd voor gesteld als dokter Prinogo, vriend des huizes. Uit beleefdheid informeerde ik naar haar migraine, maar Connyatti wuifde mijn vraag weg. "Niet over praten; we doen gewoon of er niets aan de hand is. Wat heb jij lieve kinderen", zei ze, en ze keek vertederd naar de twee kleintjes, die verdiept waren in hun spel. "Hebben jullie kinderen?" vroeg ik. Ze antwoordde niet direct. Er kwam een bediende binnen met bier en limonade. Ze zag toe dat ie dereen iets te drinken kreeg. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 18