Journalistieke UITGEVERIJ MOESSON "Edwin heeft een zoontje", zei ze toen. "O", zei ik, niet op m'n gemak. Ik had spijt van m'n vraag, maar hoe kon ik weten dat Edwin al eerder getrouwd was geweest? Ze scheen mijn gedachten te raden. "Het is niet uit een eerder huwelijk", zei ze, "Edwins zoontje is pas 5 jaar. De moeder was Hartini, één van onze theepluksters. Ze stierf direct na de geboorte van het kind". Ze praatte op een halve fluistertoon. Had ik haar eigenlijk wel goed ver staan? Aan de andere zijde van de hut waren de drie mannen in levendig gesprek. De bediende wendde zich tot haar met de vraag of hij het eten kon opdienen. "Ja goed, breng 't maar", zei ze, en ze voegde er aan toe "Panggil sinjo Wardie". De man verdween, en even later kwam Wardie de hut binnen, een lief jonge tje, donker als een Javaan, maar met de grijze ogen en gevoelige mond van Edwin. "Heb je je handen gewassen, Wardie", vroeg Connyatti hem in het Maleis. "Saja Ibu", antwoordde het kind, dat in de buurt van zijn vader ging zitten. "Hallo, Wardie", zei deze, en streek hem over 't hoofd. "Zo, grote vent", zei Dr. Prinogo, en klopte hem speels tegen z'n ribben. "Zo, grote Dokter", zei 't kind, en gaf hem een por terug. De dokter was duidelijk zijn vriend. "Mijn zoon", zei Edwin, nogal over bodig, met een soort verlegen trots. Had hij het bezittelijk voornaamwoord beklemtoond? Het was mij niet opge vallen, maar Connyatti reageerde er op. "Dat hoef je niet zo nadrukkelijk te vertellen", zei ze schel, "ze zien zo ook wel dat ie niet van mij is!" De kille haat in haar stem deed een rilling over mijn rug lopen. Edwin stond op en liep naar haar toe. Hij pakte haar bij een arm. Hij was heel beheerst, maar in z'n stem klonk de emotie door. "Conny", zei hij, "ver geet onze afspraak niet. We hadden een afspraak, weet je nog wel?" Ze maakte zich los uit zijn greep. "Wat ben ik een slechte gastvrouw, zei ze luchtig. "Wil jij nog wat drin ken, Lieke? - O, kijk, daar is Sardo met de nasi-koening." Was er eigenlijk iets gebeurd? Was ik de enige, die iets gemerkt had? Hans was in gesprek met Dr. Prinogo. De aandacht van de kinderen was ge fixeerd op de heerlijkheden die bin nen werden gebracht. Een schaal met gele rijst, versierd met krokant ge bakken uitjes en repen omelet. Borden vol satees, een kom met een sajoer waarvan ik de naam niet wist. Vooral de satee had hun belangstelling. De komst van Wardie had hun nauwelijks verrast. "Ga je mee straks buiten spelen?" vroeg Niekje, en Wardie knikte. Hij verstond en sprak even goed Maleis als Nederlands. Hij leek niet gebukt te gaan onder de spanning, die om hem de hut beheerste. Hij pakte satees van de schaal en bracht ze aan mijn kinderen. "Lekker", zei hij, "eet maar". Wat ze deden. Het gesprek werd algemener. Hans sprak over de komende tentoonstelling van Connyatti's schilderijen. Zij ging er geestdriftig op in. Dr. Prinogo deed enkele suggesties over de inrichting van de expositie. Hij bleek een vurig bewonderaar van haar werk. Hij was niet alleen een liefhebber van de kunst, maar had er ook verstand van. Ik probeerde de onaangename scene die geweest was te vergeten. Ik prees het eten, maakte Connyatti een com pliment over haar kaftan en over de artistieke inrichting van de hut. Ten slotte vroeg ik, waarom ze helemaal niets nam van de heerlijke satee. "Als ik vlees eet", zei ze, "verlies ik het contact met de geesten". De drie kinderen waren naar buiten gegaan. Wij hoorden hun schrille stemmetjes. Bazig Carlientje was dui delijk de aanvoerster. "Het is mooi wonen hier", zei ik, "maar is 't soms niet erg eenzaam?" "We zijn ver van de mensen, als je dat bedoelt", zei Connyatti, "maar ver der is hier alles. Ik heb de ruimte voor mijn kunst, mijn liefhebberijen, en ik heb de tijd voor mijn gedachten. En met zoveel natuurkrachten om me heen kan ik niet eenzaam zijn". Haar lichte ogen keken heel intens. "Connyatti is een wijze vrouw", zei Dr. Prinogo. "De dokter en Conny", zei Edwin, "dat is twee handen op één buik". Er was in zijn stem niet meer dan zweem van ironie. "Hè bah", zei Conny, "wat een uitdrukking!" Zo nuchter klonk dit, en zo in con trast met de wat mystieke stemming die haar eerdere woorden hadden op geroepen, dat wij allemaal in lachen uitbarstten. Een bevrijdend lachen, waar Edwins hardop geuite verzoek om koffie een eind aan maakte. "Sardo", riep Connyatti, en ze gaf de bediende die zich in de buurt van de hut had opgehouden opdracht voor koffie te zorgen. In de stilte, die op onze vrolijkheid was gevolgd, hield iedereen zich bezig met z'n eigen gedachten. Connyatti lag achterover in de kussens de ogen gesloten. Ik keek om me heen in de hut, mijn blik gleed langs de schilderijen van Conny's hand; één ervan was een abstract in tinten groen, hier en daar een toets van goud; ik zag er iets in van het oerwoud, dat de tuinen be grensde; toen werd de vredige stem ming verscheurd door kinderge- schreeuw; "Papa, mama, kom gauw, Wardie!" Carlientje klauterde de drie treden op, Niekje achter haar aan, zijn gezichtje een en al verslagenheid. Hans was opgestaan, zijn gezicht krijtwit. "Wat is er, wat is er?" bracht hij uit. Maar Edwin was al buiten. Instinctief wist hij waar hij heen moest. Gevolgd door Hans rende hij naar het plein van de waringin. Ik liep ze ach terna, aan iedere hand een kind. Dr. Prinogo holde me voorbij en bereikte de plek bijna tegelijk met de beide andere mannen. Wardie hing met z'n hoofd in een lus van wortels. Hij had veel moeite ge daan om aan wurging te ontkomen, zijn kleine lichaam slingerde nog heen en weer. Blote voetjes schuurden langs de bovenkant van zijn moeders grafsteen. "Ik zei dat de boom kwaad zou wor den", zei Carlientje, "maar hij klom op de steen om bij de slinger te kun nen". Ze vond haar rol in het drama wel interessant; ik geloof niet dat ze precies begreep wat er gebeurd was. Toen het lichaampje bevrijd was kon Dr. Prinogo alleen nog maar de dood constateren. Edwin richtte zich op. Ik zal nooit de uitdrukking op zijn gezicht vergeten. Hij liep terug naar de hut, waar Con nyatti was achter gebleven; zij zat nog op dezelfde plaats, en staarde naar het schilderij van de waringin. "Het is jouw schuld", zei hij hees, "het is allemaal jouw schuld! Jij, met je hei lige boom en je geesten, jij -heks-". Hans en ik, wat konden we anders doen dan in de auto te stappen, met de kin deren, en terug te rijden naar huis. Ons bezoek aan Gunung Perak was voorbij. "Journalistieke Herinneringen" door J. H. Ritman f 22,50 f 4,— porto "Niet meer dan een rat" Een bundel korte Indische verhalen door Hélène Weski f 18,50 f 2,10 porto 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 19