PLANTERSVROUW IN INDONESIË (II)
(Vervolg: "Kaal paradijs")
Met speciale ontwikkelingshulp zijn
tot nu toe miljoenen zaden uitgedeeld.
Maar op een paar kleine succesjes
na zijn de meeste projecten toch mis
lukt. Door gebrek aan nazorg, of op
gevreten door het vee of wel gekapt
voor brandstof lang voordat het tot
volle wasdom kwam.
Een jaar of wat geleden had ik Friese
vrinden die bij een Unesco-project in
Mid. Java zaten en o.a. hielpen om de
erosie op de volkomen kale berghel
lingen van de Gunung Lawu tegen te
gaan. Het was een moeizaam werk
door geldgebrek waarbij men pro
beerde om op die kale hellingen gras
te planten. Óm de zoveel centimeter
werd er een klein graspolletje in de
berghelling gestoken dat met een
enorm gotong-royong systeem van een
heel andere plaats geplukt was
Ik ben helaas nooit in de gelegenheid
geweest om te zien of het een succes
geworden is of niet.
Want geslaagde projecten zijn er. De
Sinar Harapan van 6 januari jl. meldt
een succes-story van het gebied Sen-
duro aan de voet van de Gunung
Semeru in het Jemberse. Het gebied
werd hoe langer hoe kaler omdat de
bevolking op het laatst zelfs de thee-
en koffietuinen begon te babat om
maar aan brandhout te komen.
Vertelt bupati Suwandi in dit artikel:
"Vroeger stalen we hout uit de tuinen
en nu worden we "nyempret" met
succes en geluk. Als het volk het goed
heeft zullen ze niet stelen". Want er
kwam een wérkelijke samenwerking
tussen volk, regering en overheids
diensten.
Om de ontbossing en houtdiefstal te
gen te gaan werd eerst de zg. Kalian-
dra-boom geplant. Waarvan bekend
is dat "hoe meer je het kapt, hoe
weelderiger het groeit". Toen men
hierdoor makkelijk en genoeg hout
kreeg, hield het stelen direkt op en
werden de bossen gespaard. Daarna
kreeg men financiële hulp en de keus
wat men wilde verbouwen. Want men
ging ervan uit dat de tani met het
meeste plezier aan dit project zou
meewerken als hem ook zelf de keus
gelaten werd koffie, cengké, jeruk of
wat ook maar te verbouwen en ver
kopen. Toen dit goed liep breidde men
het uit met veeteelt en werden melk
koeien uit Australië geïmporteerd. En
omdat het iedereen nu goed gaat be
gint men uit zichzelf ook het land te
verbeteren. In Senduro zijn in drie jaar
tijd 144 ha. bos ontwikkeld en terug
gewonnenI
Newsweek zei: De werkelijke crisis is
geen olie maar hout.
Proust zei: De ware paradijzen zijn de
paradijzen die we verloren.
Als bepaalde regeringsambtenaren
deze twee uitspraken nou ook maar
zouden onthouden
ROGIER
«Jy
DJAGOENG GODOKHMMMM
Op de Tangkoeban Prahoe ben ik niet mee geweest de diepte in. Ik houd niet
van zwavellucht, 't pad naar omlaag was moeilijk en omhoog nog zwaarder.
En ik 76 jaar. Op 't plateau heb ik in een barakachtige schuilplaats eerst lekkere
warme sekoteng gedronken en toen ben ik wat rond gaan lopen in de omtrek
om foto's te maken. Het pad achter deze djagoeng-verkoper was breed en
makkelijk, 't Trapje, vrij stijl. De man legde zijn gevaarlijk mes neer om mij een
steuntje te geven.
Het is lang geleden, dat hier iemand
voor me opstond in trein, tram of bus.
Over beleefdheid gesproken.
"En dan die kerels met hun souve
nirs
Weet u nog, vroeger in Colombo en
Port Said?
Kijke kijke niet kope... Net zo verve
lend, moest je ook als vliegen van je
af slaan.
Honderd duizenden die een verdienste
zoeken.
"Oewang makan mem... boeat bajar
bus..." ...Dat zal heus wel. Ze zijn
hinderlijk vasthoudend. Maar niet bru
taal.
In de Plantentuin in Bogor. Ik was met
de gids die op zijn praatstoel "liep", in
alle talen, wat achtergebleven. Bij een
boom scheurde hij snel een orchidee
tje af. Hij duwde mij het plukje in mijn
handen. "Put in your bag," verviel hij
in het Engels, terwijl we voortdurend
Maleis hadden gesproken. Een duifjes
orchidee. Vriendelijk bedoeld, maar ik
heb het toch maar achter gelaten bij
mijn gastvrouw op Malang. Ik voegde
me bij de groep die onder een boom
zat uit te blazen bij frisdrankjes in alle
kleuren. De horde souvenirs die 't ge
zelschap had losgelaten, kwam onmid
dellijk op mij af. En ik moest ze van
me afduwen om geen kettinkjes om
mijn hals gehangen te krijgen. Ik kocht
twee samberlilèn-speldjes. Nóg bleven
ze me van alles onder de neus hou
den. "Toeloeng" riep ik met de handen
omhoog, "sekarang saja tjapé, maoe
doedoek, minoem. Boléh?" erg vrien
delijk er achter aan.
"Boleh mém". Lachend dreven ze af.
Op een vruchtenpasar liep het water
me uit de mond. Djeroeks, avocado's,
ananassen. Tomaten, groter dan appels
en net zo rond. De appels, zijn qua
smaak, niet om over naar huis te
schrijven. Maar die tomatenIk
zocht drie hele mooie uit. "Brapa?"
"Rp. 500." Ik had die 1,50 er graag
voor gegeven, maar er werd eenmaal
verwacht dat je zou tawarren, dus:
"Rp. 300". Papiertje er om en ik weg.
Ik had nog geen tien stappen gedaan,
toen een jongetje me aan mijn jurk
trok. Een mooie tomaat in zijn hand.
Ik keek om naar de Pak, die ze me had
verkocht en zwaaide: "Trima kassi.
"Kombali".
Ik zie het hier al gebeuren op de
markt. Ik durf nooit meer te tawarren.
"Minsloopmaargauwdoor."
Ja... En dat doe ik nu ook maar. Maar
ik kom terug, want ik ben nog lang
niet uit verteld. Als het u tenminste
niet verveelt
PLANTERSVROUW