Gewoon zijn
EEN INDISCHE
SOOS?
Wanneer, waar?
Er zijn Indo's die je verontwaardigd
en enigszins verstoord aankijken
wanneer je naar hun geboorteplaats
vraagt. Laatst reed ik met zo iemand
mee. Hij zat beroepshalve te praten
over automatisering, daarbij wijzend
op de salarisschaal waarin hij zich
bevond. Dat alles interesseerde me
geen lor en toen ik hem onderbrak
met de vraag "waar bent u geboren"
wist ik heel wel dat hij de indruk zou
hebben dat ik op zijn minst 'merk
waardig' was. Na enige ogenblikken
stilte en een paar keer 'eh, eh' ant
woordde hij met tegenzin 'In Madioen'.
"Hoe oud bent u?" was mijn volgende
onbescheiden vraag. Hij keek een
paar keer demonstratief in zijn ach
teruitkijkspiegel en zei quasi onver
schillig: "Ik, ik ben, even kijken, 49,
ja 49".
Dit verbaasde mij even. Afgaande op
zijn grijze hoofd had ik hem eind vijf
tig geschat maar schijn bedriegt. Enige
minuten verliepen en nu was hij het
die het stilzwijgen verbrak. "Ja, maar
AMANDELEN VAN EEN
BOOMBEWOONSTER
Ongeveer een jaar na aankomst in
Holland, ik was toen 21 jaar, werd ik
opgenomen in een lieflijk gelegen zie
kenhuis, ergens buiten Den Haag. Mijn
amandelen moesten eruit en dat moest
ook gebeuren bij nog tien andere jon
gedames, in leeftijd variërend van 18
tot 25 jaar. Een groep van 11 waren
wij dus en naar men zegt is 11 toch
het gekkengetal? Nou, klopt; wat ik
heb meegemaakt was ook gek, daarom
dat ik het maar niet kan vergeten.
Toen we ingedeeld waren en ons
nachtgoed aan hadden (nog niet wat
al wat-wat), mochten we doen wat we
wilden, want getjaboet werd er pas de
volgende morgen. En wat doe je dan?
Juist, kennismaken met elkaar, vragen
stellen, praten.
Aanvankelijk stonden we als groep
met elkaar te klessebessen ergens in
een rustige gang, maar!nauwelijks
waren mijn tien nieuwe kennissen er
achter gekomen dat ik pas één jaar
in Holland zat na een verblijf van
twintig jaar in Indië, of we stonden
tien tegen één en U begrijpt, die ene
wasjk. De rest van mijn verhaal zou
NU onbestaanbaar zijn, maar ik spreek
over 1951 toen men hier nog minder
over ons wist dan men nu denkt te
weten. Kortom:
"Indië??" riep een blondje, "kom jij
daar vandaan?"
"Ja zei ik, "hoezo?"
"Oh meid! Vertél eens, hoe wès het
daar? Jullie hadden toch geen gewone
huizen vanwege al die overstromin
gen?"
"Jawel" zei ik, op slag djèngkèl, "in de
bomen, hoog en droog".
(lees verder 3e kolom)
ik weet er maar weinig van hoor.
Toen ik 8 was ben ik al naar Holland
gekomen. Het zegt me niet zoveel".
En even later: "Indo's zijn te schuw
en hebben een soort minderwaardig
heidscomplex. Ze moeten niet bij el
kaar klitten. Waarom toch, ze wonen
hier en dan moet je je aanpassen. Ik
heb wel een paar Indische kennissen
hoor, maar niet veel. Ik heb meer Ne
derlandse vrienden. Ik kan goed met
hen overweg. Maar de automatisering
is niet meer tegen te houden". Met
dat laatste gaf hij duidelijk aan van
het onderwerp 'Indo' af te willen stap
pen. Een half uur later zette hij mij af.
Ik haalde opgelucht adem.
Wat me nu in hoofdzaak niet beviel
aan die man was het feit dat hij met
zijn bruine kop over Indo's (en dus
ook zichzelf) sprak met 'ze'. Hij dis
tantieerde zich van zijn eigen ras om
dat hij maar weinig van Indië wist en
(mijns inziens) omdat hij van mening
was dat zijn toppositie het niet toe
liet dat hij 'gewoon' Indo was. Onge-
DISCRIMINATIE? WELNEEN
Er is aan U lezers de gelegen
heid geboden om iets te zeggen
over ervaringen (eigen, of die
van anderen) die als discrimina
tie opgevat zouden kunnen wor
den. De vele gesprekken, dis
cussies die vooral de laatste tijd
op gang werden gebracht door
krant, radio en televisie en wat
wij persoonlijk te horen kregen,
bracht ons op dit idee.
Het eigenaardige nu is dat, nu
het kan en mag, er weinig over
de brug komt. Gelukkig, want zo
genoeglijk is het onderwerp niet
en "Moesson moet mooi en pret
tig blijven, er is al zo veel narig
heid in de wereld", is de mening
van velen. Dus sluiten we met
de volgende Moesson onze dis
criminatie-inzendingen.
Het spijt ons dat sommigen, die
zich eigenlijk helemaal niet over
discriminatie meer wilden uit
laten, zich op de een of andere
manier verplicht voelden het toch
te doen, hoewel ze de point niet
vatten. Daarmee zullen we de
volgende keer dit onderwerp
maar afsluiten. Om er dan maar
nooit meer op terug te komen.
We hebben gedaan wat we
meenden te moeten doen, maar
voelen er weinig voor om als
vergaarbak van nooit op te los
sen controversen te dienen - L D.
twijfeld zullen er Indo's zijn die be
grip kunnen opbrengen voor een der
gelijke houding. Waarom zou je niet
zo geïntegreerd en geassimileerd kun
nen zijn dat je - ook zonder boos op
zet - er totaal niet bij stilstaat dat je
Indo bent. Je doet er toch niemand
kwaad mee en dan: je leeft nu een
maal hier in Nederland.
Ik hoop dat er velen zijn die door
dergelijke redeneringen heen kunnen
prikken. Al ken je Indië niet of nauwe
lijks, als je in de spiegel kijkt moet je
toch iets opvallen. En als je in je hart
kijkt moet je toch wat ontdekken.
Door die ontdekkingen nu te verloo
chenen doet men zichzelf geweld aan.
Zulke mensen lopen op hun tenen en
ze zullen dat blijven doen tot hun
dood. ledereen ziet wat zij zelf niet
willen zien: dat het Indo's zijn. Indo's
van het irritante soort.
Verwijt me nu niet direct dat ik met
de botte bijl hak of dat ik 'discrimi
neer'. Het is gewoon een constatering
dat zulke Indo's irritant zijn. ledereen
die zichzelf verloochent en anders
doet dan hij in werkelijkheid is, is
irritant. Hij doet namelijk niet gewoon.
R.B.
"Guten waar heb je zo goed Hol
lands leren praten?" (ik zweer U, dit
werd serieus gevraagd).
"Op de boot naar Holland natuurlijk"
zei ik, "waar anders?"
"Gewéldig zeg! Enneliepen jullie
daar ook op schoenen net als wij
hier?"
"Nee, nooit" zei ik moe, "ik had geen
schoenen".
"Waarom niet??" (verbijsterde gezich
ten).
"Omdat ik anders niet thuis kon ko
men" zei ik en wandelde weg om maar
in vredesnaam ter bedde te gaan in
dat lieflijk gelegen ziekenhuis, ergens
buiten Den Haag. h R F
BRUIN
Uit ervaring weet ik dat men erg ge
makkelijk iemand de mond kan snoe
ren door een simpele opmerking die
soms onbewust tevoorschijn komt.
Toen ik bedrijfsleider-pianist was in
de Bamboo Bar in Amsterdam (van
1960-1973) lette ik erop dat de gasten
(leeftijd 15-50 j.) zoveel mogelijk cor
rect bleven en zo kon het gebeuren
dat ik een man vriendelijk verzocht om
andere klanten niet lastig te vallen. Hij
keek me verbaasd aan en zei: "Jij durft
veel te zeggen nu je de baas bent; je
hebt het wel goed bekeken ondanks
je bruine huid
Hierop antwoordde ik achteloos; "Ach
meneer, binnenkort kunt U lekker in
de zon liggen om ook bruin te worden;
ik hoef er niets voor te doen."
De man keek me aan, andere klanten
begonnen te lachen, hij betaalde zijn
pils en ging
Dit voorval wou ik even vertellen!
JOHN POWNALL
12