ONDERWIJZERES IN AMBON (SLOT) door v KNIJFF-DERMOÜT In de grote vakantie van ongeveer een maand kon je natuurlijk moeilijk van het eiland af. Je kon naar Java gaan, maar dat was een beetje duur. En toen een vriendin van me, een luitenantsvrouw me uitnodigde met haar en haar man mee op vakantie te gaan naar Ceram, nam ik het aanbod graag aan; maar 't was nog niet zo eenvoudig. De luitenant moest daar met een troepje soldaten op pa trouille en had toestemming gekregen van de militaire commandant om zijn vrouw mee te nemen. Ook zou een jonge bestuursambtenaar mee gaan om op Ceram belasting te innen. Verder zouden er zich nog enkele jagers bij dit ge zelschap aansluiten. En ik vroeg en kreeg toestemming van de Gouverneur van de grote Oost om ook mee te gaan. Zo voeren we op een goede dag op een klein z.g. Gewestelijk vaartuig (een stoombarkas) de baai van Ambon uit. Aan boord was ook nog een controleur die met vrouw en kinderen aan de buitenzijde van het hoefijzervormige eiland Ambon zou worden afgezet om daar in een pasanggrahan de vakantie door te brengen. Nauwelijks waren we de baai uit of 't scheepje ging vreselijk te keer op de golven en praktisch alles werd in een minimum van tijd dood- zeeziek. De luitenant en zijn vrouw, de vrouw en kinderen van de controleur, de soldaten en jagers, 't Was werkelijk een nare bedoening en ik vluchtte gauw naar het kleine brugje, omdat hoewel ik nooit last van zeeziekte had gehad, ik door dat gezicht zeker beroerd zou zijn geworden. Pa Controleur die ook over eind gebleven was, had 't blijkbaar druk te stellen met zijn gezin, want telkens hoorde ik kreten van beneden als: Pa, Kees of een van de anderen spuugt weer. De poort van het fort Victoria in Ambon, dat in de tijd van de V.O.C. werd gebouwd. Aan alle ellende komt een eind en we werden allemaal netjes aan land gezet aan de andere kant van Ambon bij het vakantieverblijf van de coritroleursfa- milie. Overal had men ter ere van hem versierde welkomstpoorten opgericht en we werden met Ambonnese fluitmu- ziek ontvangen. We zouden tot de vol gende dag hier blijven want 's avonds had men voor de gasten een danspartij georganiseerd, die werkelijk enig bleek te zijn. Mannen en vrouwen in de danszaal geheel van elkaar gescheiden en elk aan een andere kant van de zaal. De vrouwen dansten allemaal op slofjes, nu ouderwetse maar toentertijd bekende Europese dansen: Gavotte, Frühlingsboten, Lancier, etc. en alle figuren werden in het Frans door een oude Ambonnees afgeroepen. Na af loop werden de dames door de man nen en een groot deel van de bevol king met flambouwen naar huis ge bracht, waarbij de nonna's elk ogenklik hun slofjes kwijtraakten in de mensen menigte, 't geen de nodige stagnatie en hilariteit veroorzaakte. Daarna gingen wij vieren weer terug naar ons bootje, waar we gezamelijk in de enige hut de nacht zouden doorbrengen. Het scheepje mocht bij donker niet varen en dus moesten we voor de oversteek naar 't eiland Ceram wachten tot de volgende morgen. We hadden met een beddelaken de hut netjes in tweeën verdeeld voor de bokken en de scha pen. Maar eerst vierden we nog met een fles meegebrachte advocaat de verjaardag van de luitenant. En toen we allemaal net tot rust waren gekomen, kroop er een grote kakkerlak over mij heen en veroorzaakte ik door met veel lawaai op te springen weer de nodige consternatie. Enfin de volgende mor gen kwamen we aan het strand van Ceram, waar alleen oude mannen en vrouwen ons op stonden te wachten. Alle jongere mannen waren afwezig, Op jacht, vertelde men, doch wij ver moedden dat de "kabar angin" de komst van de belasting Bestuursamb tenaar had gemeld en ze daarom foet sie waren. De vrouwen daar zagen wellicht voor 't eerst de blote witte benen van blanke vrouwen en telkens likte er een aan een vinger en streek die dan langs onze benen, om dan te verklaren: tida loentoer! Na het strand rees de kust daar steil omhoog en wij hadden werkelijk grote moeite om op handen en voeten ons langs kronkel paden omhoog te werken. Maar er moest ontzettend veel mee aan tenten en ander materiaal en levensmiddelen, waarbij omdat de mannen er niet wa ren de vrouwen dan maar hielpen. En zo zag je hoe vrouwen met hun kind in de slendang bijv. een hele kist met 48 blikjes gecondenseerde melk op een schoudder als apen naar boven klommen. Daar ging 't nog een eind door het oerwoud tot de plek waar ons bivak zou worden opgeslagen. Vlak onder ons lag een soort natuurlijk ba- sin, waar het glasheldere water aan een kant te voorschijn kwam, een grote zelfs flinke diepe waterplas vormde om aan de andere kant weer even natuur lijk te verdwijnen. Iets hoger werd een langgerekte tent opgeslagen. Wij Euro peanen hadden een veldbed, allemaal op een rijtje naast elkaar en de solda ten en jagers lagen op strozakken. Naast mij, ik kon hem met de hand be reiken, lag de eerste soldaat en zo ging de rij verder. Maar 's nachts was 't daar flink koud en er werd door de wacht ook steeds een groot vuur aan gehouden en dan zag je vaak de een na de ander van ons in de nacht zijn bed naar het vuur slepen om 't daar iets warmer te hebben. Wij bleven ongeveer een week in het oerwoud en elke dag ging de luitenant met zijn soldaten op patrouille en de jagers kwamen steeds terug met geschoten wilde varkens of allerlei soorten pape gaaien en kalongs waar soep van werd gemaakt. Af en toe hoorde je al van ver de zware vleugelslag van de z.g. jaarvogels, enorme dieren, voor men sen die ze niet kennen gewoon als iets uit de oertijd. Op een dag zat ik vol rode bultjes, die verschrikkelijk jeukten. Nu hadden we daar beneden aan het strand gezien dat een groot deel van de bevolking min of meer pokdalig was. Er had daar enige jaren tevoren een pokkenepidi- mie geheerst. Dit gevoegd bij raadsel achtige bultjes, maakte me echt aan het tobben. Er was daar ook geen dokter te bereiken, geen verbinding door telefoon of wat ook met Ambon. Het Gouvernementsvaartuigje was weggevaren en zou ons pas over een 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 18