E
9
CHRISTINE VAN TER REEK-REYNON:
van Semarang naar Ruinen, een mensenleven
Mijn vader was bosarchitect bij het Boswezen Semarang-Noord. In 1920
werd hij overgeplaatst naar Pandeglang - Bantam. Door zijn beroep een woud
loper, had hij voor grote afstanden een motorfiets (Harley Davidson).
Als hij te ver was afgedwaald in de bossen en niets meer te eten had, voedde
hij zich met eetbare planten en vruchten. Zijn Soendanese mantri met wie hij
altijd op pad ging was onze beste vriend. Pa was voor die tijd wel sportief.
Wanneer wij met de grote vakantie thuis waren op Pandeglang dan organiseerde
hij tochten per sado naar een natuurbad. Ik mocht dan op zijn schouder en we
liepen samen naar het diepste gedeelte, waar we kopje onder gingen. Of we
gingen met de logé's naar Laboean, de kust van Bantam, waar we de hele dag
op het strand en in zee speelden. Ook later, toen hij na pensioen, op de Poentjak
woonde, was Pa het altijd die met plannen kwam om naar de bergtuin Tjibodas
te lopen of nog verder naar de waterval Tjibeureum. Zijn hobby was fotograferen.
De belichte platen moest hij zelf ontwikkelen en afdrukken. Eens kreeg hij van
hoger hand opdracht om voor Nederland een album met Indische landschappen
samen te stellen. Gelukkig ben ik nog in het bezit van zijn beste foto's, die nooit
verbleken.
Mijn Javaanse moeder was een lieve
vrouw met een zacht karakter. Ze
sprak ook met mij in haar eigen taal.
Hoewel ze door haar man en kinderen
wel wat Hollands kon spreken en ver
staan, was ze te bescheiden om het
te spreken waar anderen bij waren. Ik
heb haar nooit horen tieren of snau
wen. Ze was altijd bezig. In de binnen
landen van Semarang had ze zelfs een
toko'tje om de bevolking van de nodige
levensmiddelen te voorzien.
In Pandeglang begon ze met kruiden
samenstellingen tegen veel voorko
mende ziekten zoals dysentrie, malaria,
nierontstekingen, enz. Ze had daar vele
klanten onder Chinezen.
In Batavia werd dit uitgebreid en kocht
ze veel kruiden op Pasar Senen. Ik
werd er wel eens op uitgestuurd om
verse kruiden te zoeken, zoals daon
meniran. Hier stamt mijn voorliefde
voor natuurgeneeswijze en homeopa
thie van af.
Ze trok extra bedienden aan, die de
kruiden moesten stampen, zeven en in
de flessen doen.
Ik had twee zusters en twee broers.
De jongste broer was zes jaar ouder.
Als jongste trok ik veel met Pa en Ma
op. Samen naar familie en vrienden,
ook naar de bioscoop met een etentje
na, in één van de vele eethuisjes op
Pasar Baroe.
Ze gingen ook wel heel deftig uit naar
de schouwburg. Pa was gek op opera.
(Stamt uit de tijd dat hij als kind wel
eens mee mocht doen als figurant voor
een of andere uitvoering). Ik zou er
ook mee kennis maken. Het werd
"Faust". Voor mijn culturele ontwikke
ling een groot fiasco en vanaf die tijd
stamt mijn aversie tegen opera
De dood van mijn moeder was voor
mij het wegnemen van alles wat me
lief was. Ik was 17 jaar, maar had haar
nog hard nodig.
mm mm
Moeder Beynon (rechts) met 3 tjoetjoeks,
Christine staand achter oudste zuster en
broer.
Ik had graag danseres willen worden
maar was te houterig en bovendien
te verlegen om me voor publiek te
vertonen. Ik werd onderwijzeres en
werkte in Batavia eerst op wilde scho
len. Werd later als invalster bij On
derwijs en Eredienst geplaatst en later
in Semarang.
Doordat Pa werkzaam was op plaatsen
waar geen Hollandse scholen waren,
gingen de kinderen in de kost bij een
tante (weduwe met drie dochters) in
Batavia. Toen ik de leeftijd had bereikt
voor de Fröbelschool, ging ik dus ook.
Dit is de droevigste periode uit mijn
kindertijd geweest. Als nakomer had
ik niet veel aan mijn veel oudere zus
ters en broers, die genoeg vrienden
hadden om hun sores te vergeten. Ge
lukkig vond ik vaak troost bij de Ja
vaanse kokkie (nicht van Ma). Pie nam
me op schoot en gaf me wel eens een
cent om snoep te kopen. De gerefor
meerde Fröbelschool was op Kwitang
naast de gereformeerde kerk. Broers
en zusters waren op de Paul Krüger
school, ook Kwitang, zodat we er sa
men heen liepen vanaf Oud Gondang-
De naam Beynon heeft altijd associaties
met kunst en vooral schilderen opge
roepen. Denken we b.v. aan de schilder
Johan Daniel Beynon (tijdgenoot van
Raden Saleh) en Suzon van Bovene-
Beynon, naast Rie Cramer een van de
prominentste illustratrices van sprook
jes in de jaren '30. Ook Chrintine van
ter Beek-Beynon heeft 'het' in de vin
gers. Schilderen en tekenen, eens haar
lust en leven, doet ze nu op haar boer
derij in Ruinen, naast alle bezigheden,
misschien wat minder, maar haar artis
tieke gaven leven des te meer verder
in dochter Lydia. Die geniet al ruim 20
jaar een goede reputatie als naald
kunstenares. Op deze pagina's babbelt
Christine van ter Beek (17 maart 1914
geboren in Poerwodadi) over haar jeugd,
haar familie, haar voorkeuren en haar
zorg om dieren. Een gewoon Indisch
meisje en de afstand die ze aflegde van
Poerwodadi naar Ruinen.
dia. Lager onderwijs op de 1e school
D. in Tjikini, hier kreeg ik vriendinnen
met wie ik ook in de straat kon spelen.
Pa en Ma kwamen soms onverwacht
"uit het binnenland" en namen dan
allerlei heerlijkheden mee. Ik was
weer moederskindje.
Na een paar jaar op de lagere school
kwam het grote nieuws: Pa had een
gemeubileerd huis gehuurd in Kema-
joran en de kinderen kwamen voor
goed thuis.
Ik moest naar een andere school, het
werd de 7e school in de Schoolstraat.
Kwam met moo:ie praat en scheld
woorden thuis en dat paste niet in een
Indisch gezin. Een vriendin en buur
meisje was op de zusterschool en die
vroeg of ik niet met haar mee wou
naar de Ursulinen, het Kleine Klooster.
Het kostte niet veel moeite om mijn
vader daartoe over te halen. Dat was
volkomen anders, als je de grote
poort door was, leek je meteen ge
vangen in een andere wereld, een
vreemde sfeer. Maar als kind van 10
met andere kinderen was je daar gauw
aan gewend.
Ik kon tamelijk hard lopen en in de
pauze was het vaak baren en kastie
en dan werd ik altijd gekozen door de
grotere meisjes. Of we liepen elkaar
na, zo maar in het wilde weg. Bewe
ging moest ik hebben na het lange
stil zitten. Uitkijken was er natuurlijk
Boerderij in Ruinen.
10