VAKANTIE IN BANTEN, 1933 Ten westen van de grote weg van Serang naar Banten, bij de kampong Kroja staan de overblijfselen van de kraton Kaïbon. Deze kraton diende als residentie van de voorlaatste sultan van Banten, Mohammad Safioedin, die in 1815 overleed. Zijn minderjarige zoon, Moham mad Rafioedin, die hem opvolgde, stond onder voogdij van zijn moeder Ratoe Asia. Zij woonde in deze kraton, vandaar de naam ervan, Ka-iboe-an woning van de moeder. Op de foto links een deel van de achtermuur van de kraton met vijf toegangspoorten in oud-Ja- vaans-Balische stijl. Op de rechterfoto de grote binnenpoort, de "pintoe dalem". Naar aanleiding van het artikel van Dr. H. J. de Graaf "De moskee te Banten (Moesson no. 18, pag 6-8) ontvingen wij van mevrouw W. M. Bongers-Heroma een aardige reactie. Zij schreef dat zij in 1933 met haar man, dochter en pleeg zoon een fietstocht door Banten maakte en op die trip een nacht logeerde in de tiamah, het verdiepingshuis in oud-Hollandse stijl naast de moskee, die Dr. de Graaf in zijn bovengenoemd artikel beschreef. Deze tocht voerde hen onder meer langs de vele oude historische bezienswaardigheden, die van Banten een ware "archeologische schatkamer" van de westhoek van Java maken. Des te /belangwekkender omdat deze niet zo'n grote bekendheid genieten als bv. de oudheden in Midden-Java. Banten lag (en ligt nog steeds) dan ook wat buiten de route van de meeste vakantiegangers, hoewel een bezoek aan deze streek ook wat betreft natuurschoon, zeker de moeite waard is. Van de foto s die tij dens die vakantie werden gemaakt, en die mevrouw Bongers ons toestuurde, plaatsen wij er hieronder enige bij het korte historische overzicht van het eertijds zo belangrijke sultanaat Banten. Op de fiets voor de tiamah. kenmerkt door strijd met de V.O.C., veroorzaakt door handelsnaijver en met Mataram over de invloedssfeer van beide rijken in de Preanger. Het na delig verdrag met de V.O.C. in 1684 bezegelde het lot van Banten als han delsplaats. In 1752, na beëindiging van de grote Bantamse opstand tengevol ge van een troonstrijd waarin de uit Arabië afkomstige sultane Fatimah een Uit Bantam's roemrijk verleden. Toen de eerste Europese handelsvloten in de Indische wateren verschenen, was Banten, gelegen aan de rede, de hoofdplaats van het Bantanse rijk, een bloeiende handelsplaats en de grootste stapelplaats van producten in de In dische archipel. Na de stichting van Batavia verliep de handel er langzamer hand, die zich meer en meer naar Ba tavia verplaatste, waardoor Banten tot onbeduidendheid verviel. Aan de vroe gere bloei van Banten als handels plaats herinneren nog de overblijfselen van de oude peperpakhuizen. Als eer ste Europeanen verschenen er in 1522 de Portugezen, onder bevel van Enri que Leme die vanuit Malakka waren uitgezonden door d'Albuquerque. Van de voorgenomen vestiging door de Por tugezen kwam echter niets. Toen ze in 1527 terugkwamen, hadden de Moslims inmiddels het gezag van de Hindoe- vorst van Padjadjaran verdreven en zij stonden niet toe, dat de Portugezen in Banten een factorij stichten. De zoon en opvolger van de uit Cheribon af komstige priestervorst Faletehan (soe- nan Goenoeng Djati, die zich later weer in Cheribon verstigde, waar hij ook werd begraven en van wie ook de Cheribonse sultanshuizen afstammen), Hasan Oedin, breidde het gezag van Banten over de Lampongs in Zuid- Su matra uit. In latere tijd zou het Ban- tense sultanaat bovendien het opper gezag uitoefenen over de West-Bor- neose landschappen Landank en Soe- kadana. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Pangeran Joesoef, van wie het heet dat hij de natte rijstbouw in Banten invoer de. Zijn zoon Mohamed liet de grote moskee bouwen. Een bijzonderheid van deze moskee is, dat zich aan de noordelijke muur ervan een put be vindt die volgens de overlevering in verbinding zou staan met de heilige bron Zemzem in Mekka, en aan het water waarvan een genezende kracht wordt toegekend. Mohamed sneuvelde in 1596 in Palem- bang. In datzelfde jaar kwam voor het eerst een Hollandse vloot, onder bevel van Cornelis de Houtman in Banten aan. Pas in 1638 ontving Abdoel Kadir, Ban- ten's vierde vorst, de sultanstitel uit Mekka. Lange tijd hadden de Bantense vorsten de opperhoogheid van Demak in Midden-Java erkend, dat echter werd verdrongen door de opkomende macht van het rijk Mataram. De daarop volgende periode werd ge- Ontbijt in de tiamah. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 10