DE VERRE OORLOG BOEKBESPREKITSG Lot en levensloop van krijgsgevangenen onder de Japanner, door N. Beets. Als wij dit boek tijdens een bezoek aan de redactie van Moesson in handen krijgen is het nog warm van de pers. De kaft is geel-groen, de kleur van het Japanse militaire petje en het uniform 5 Juni 1981 heeft de schrijver zelf het boek ten doop gehouden in Den Haag en het aan zeer vele belangstellenden gepresenteerd. Het boek is een weten schappelijke studie over wat er o.a. met "ons" gebeurd is, toen in de jaren 1942/1945 en daarna, in dat - nu - verre land. Het probeert een antwoord te vinden op de vraag waarom, ja, waarom het daar allemaal zo catastrophaal qegaan is en het beschrijft, koel klinisch - de schrijver is arts - hoe na het strijken van het rood-wit-blauw, de Nederlandse en geallieerde militairen de Japanse krijgsgevangenkampen ingaan. Hierna, aldus Beets, worden zij op typisch Japanse wijze, daarheen vervoerd, meestal in eigen georganiseerd verband waar slavenarbeid in het directe belang van de keizerlijke oorlogs voering wordt geacht. Dit betekent in de praktijk dwangarbeid in de regenwou den en op de grote open vlakten van de uitgestrekte Gordel van Smaragd met voor velen nog een verdere tewerkstelling op de scheepswerven van het Mitsubishi concern of in de kolenmijnen op de Japanse eilanden zelf Het boek eindigt niet halfweg 1945 (15 augustus), maar beschrijft in het laatste deel (dl. Ill) de lotgevallen van de dan ex-krijgsgevangenen van 1945 tot 1962; het gaat in dit deel om de laatste jaren onder het Ned.-Indische gezag, de Nieuw-Guinea situatie, het uitwijken naar en het al dan niet assi mileren in Nederland. Het bovenstaan de is maar een korte opsomming, maar het boek telt wel zo'n kleine 500 pagina's met boeiend en indringend geschreven proza, een geheel dat overigens de nazaat van de schrijver van de "Camera Obscura" waardig is Het boek heeft op ons een diepe in druk gemaakt, uiteraard niet in de laatste plaats omdat de zo levendig beschreven gang van zaken mede eigen waarneming en ervaring zijn ge-, weest. Het maakt dan ook vele ge voelens los en al gauw zijn we bij het lezen er weer helemaal bij Daar is de zoveelzeggende aankondi ging van de gouverneur-generaal, in de vroege ochtend van maandag 8 december over alle zenders van de Nirom. De toen voor ons nog verre oorlog is vanaf dat moment dicht bij, de onderwatervloot van de koninklijke marine komt in actie en een snel luchtalarm stelt al spoedig onze haas tig verduisterde auto's en huizen op de proef. Het gaat razend snel, die drie maanden oorlog en Beets weet in zijn boek, deze snelheid op papier duidelijk vaart te geven! Hij schrijft geen krijgsgeschiedenis; toch besteedt hij - dachten wij - iets te weinig aandacht aan de daden van de Koninklijke Marine, die met zwak en vaak verouderd materiaal toch goed geoefend en volstrekt strijdvaardig was evenals de luchtmacht. De pres taties van de 12 onderzeeboten, waar van er een aantal redelijk nieuw waren, zijn niet voor niets toen in de wereld pers tot uitdrukking gebracht onder de kop: "one ship a day Helfrich", de admiraal onder wiens bevel alle zee acties tot en met de tragische slag in de Javazee plaatshadden. Deze ad miraal was vlagofficier, geen opper- officier! (schoonheidsfoutje, hr. auteur, blz. 200). Goed, de auteur schrijft geen krijgs geschiedenis, maar in zijn deel I (vóór de oorlog) schetst Beets met een wel zeer vaardige pen de zo gecompli ceerde Ned.-Indische samenleving tot aan maart 1942. Hij onderstreept dui delijk de psychologische fouten, die gemaakt zijn, speciaal door de macht hebbers in Den Haag, waardoor uit eindelijk de situatie ontstaat, dat in de oorlog, Ned.-lndië tegen Japan, de Indonesische bruine broeder en land genoot letterlijk en figuurlijk toeschou wer van het gebeuren is Wanneer Beets dan gouverneur-gene raal De Jonge op blz. 27 ongeveer het volgende laat zeggen: "De Nederlan ders zijn hier nu drie eeuwen geweest, ze zullen er nog wel drie eeuwen blij ven en dan kunnen we verder praten' slaat ons dat zelfs NU nog hard om de oren I I Overigens heeft de schrijver met zijn beschrijving van de vooroorlogse In dische maatschappij, met zijn - letter lijk en symbolisch - zo vele kleuren, geuren en geluiden, ons uitermate ge boeid. Deel II de oorlogsjaren; duidelijk emo tioneel aangeslagen is de auteur door zijn eigen krijgservaring gedurende de drie maanden strijd in de archipel. Zijn onomwonden, gefundeerde critiek - ook al is het KNIL een leger in op bouw - t.a.v. order, tegenorder, wan orde, steekt hij niet onder stoelen of banken. De chaotische poging om Kalidjati te ontzetten, door Beets, die er zelf bij geweest is, zo meesterlijk afstandelijk verwoord, spreekt helaas voor zich zelf. Bij het lezen van dit deel zijn wij zelf uiteraard weer helemaal "in". Wij zien de dag na de capitulatie de Zero's met de rode bol op de vleugels boven Bandoeng buitelen en capriolen ma ken; wij zien de stadwachters weer met hun ernstige en vaak zo verdrie tige gezichten door de straten pa trouilleren met de witte handdoeken om de nek geknoopt Wij horen de sado-koetsier, toch wel wat verlegen zingen: hiep hiep hurag, sekarang semua samaBij het schrijven van deze regels bonst weer het hart en wordt de rug koud Het is dan ook een ingreep tot op het bot om zo dichtbij het einde van een tijdperk en het zo plotseling ineen storten van een zo veilig geachte eigen wereld daadwerkelijk mee te maken I I I Wij zijn ineens na 8 maart 1942 vreemdeling in eigen land ge worden. Deel II gaat dan verder met de krijgs gevangenschap: reizen en trekken gezondheid, ziekte en dood werken en spelen fysiek en moreel geweld. Al deze facetten en nog meer krijgen de aandacht en worden scherp, spits, duidelijk, meestal koel wetenschappe lijk, toch soms met bedwongen eigen emotie, belicht. De medische krijgsgevangenen, art sen en verplegers, krijgen in het boek terecht de erepalm. Wat hebben zij niet onder de meest moeilijke omstan digheden gepresteerd I I Het pleit voor de auteur, dat hij ook die enkele uitzondering noemt, zoals die arts die in Changi jail zelfmoord pleegt, wetende wat hem te wachten staat, als enige krijgsgevangene ruim op zijn gewicht ten koste van zijn patiënten en mede gevangenen Wij hebben deze uitzondering, beken de Bandoengse K.N.O.-specialist, per soonlijk gekend; wij zaten boven Pa- lembang in het zelfde kamp, Pankalan Balai, maar ook hier werd het minne gedrag van deze arts ruimschoots goedgemaakt door zijn collega s die niets maar dan ook niets nalieten om de medische stand positief voor de dag te laten komen I Naast hun voortdurende "ziekenzorg", overigens gezamenlijk met de twee (Britse) stafartsen, waren het, naar wij ons menen te herinneren, de artsen Lammerts van Bueren en Heijmans die toen ons rantsoen begin '45 op het laagste pitje zat, een nieuwe bron van dierlijk eiwit ontdekten (uitslui tend voor zieken) en wel de maden - die waren er in overvloed - uit de latrines. Deze werden in de zon ge droogd, in wadjans geroosterd en daarna tot poeder gestampt. Per thee lepel aan de zieken verstrekt heeft dit nog menig mensenleven gered Zo zijn er vele zaken die bij het lezen van Beets' studie uit de verdwenen herinnering naar boven komen. Het is echter niet de bedoeling in deze re censie de "verre oorlog" anders dan heel incidenteel en dan nog uit per soonlijke ervaring, te willen aanvullen cq. completeren; misschien zouden bij een tweede druk hier en daar nog 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 28