De Beste Jaren van Mijn Leven (XXIV) BIBIK DINGKLIK DE KEUKENPIETEN In de avond ging de telefoon. Ik hield mijn hart vast, een storing, dacht ik. Maar het was de Baas, de Hoofdingenieur, die mijn man wilde spreken. Toen het gesprek was afgelopen moest ik er bij komen en hoorde ik dat wij de volgende dag naar boven moesten om een gezelschap te ontvangen, dat de Centrale kwam bezichtigen. Het was niet een "gewoon" gezelschap, integendeel! De Staats spoorwegen vierden hun 25-jarig bestaan en de Hoofdingenieur moest zijn Dienst in Batavia vertegenwoordigen. Nu kwamen enige Hoofdingenieurs de nieuwe Centrale bekijken en was er niemand anders om hen rond te leiden dan mijn man. Ik slikte net op tijd de opmerking in, dat hij als bedrijfsleider daar ook de aan gewezen persoon voor was en richtte mijn aandacht op de huishoudelijke pe rikelen, die noodzakelijk met dit bezoek verbonden waren. Daar de centrale in een onbewoonde streek lag en er nog niemand bij woonde, was een huis wel het eerst nodige. Dat was er, zelfs tweeVer der somde ik op: glazen, kopjes, bord jes, lepeltjes, stoelen, tafels, ketel, ijs kast, theepot, thee, fruit, stroop, enz. Gelukkig was ook de Hoofdingenieur geheel-onthouder, zodat er over ster ke drank niet werd gesproken. Voor al deze benodigdheden zorgde de Dienst, die in de nacht alles naar boven zou brengen en met het eerste morgengloren togen wij op weg, mijn man om de centrale te controleren, ik om het volkomen lege huis aan te kleden. Ik had daartoe een paar mooie kain's meegenomen, een tafelkleed, vaasjes en bloemen. Voor alle zeker heid nam ik ook mijn huisjongen en mijn kokki mee. Om 10 uur, de tijd dat wij het gezel schap konden verwachten, was het huis "aangekleed", alles was gewas sen en klaar. Toen kreeg ik het pas een beetje benauwd bij het idee al die "Hoge Omes" te moeten ontvan gen: het Hoofd Mijnwezen, de Direc- (Vervolg: "Aan de evenaar") te halen. Het schot daverde in de nacht en een woest gebrul volgde. Met een enorme sprong verdween de tijger in de glagah en ging daar in paniek en razernij tekeer. Al spoedig ging dit over in geritsel en daarna was er alleen nog het angstig geblaat van de geit. De maan stond inmiddels boven de bosrand en wierp haar koude schijnsel over dit nachtelijk drama. "Dapet toean?", klonk de stem van de man uit het huisje. Mijn vader beval hem in huis te blijven totdat hij hem zou roepen. Na enkele minuten klom pa uit de boom en begaf zich behoedzaam naar de lalangrand. In het schijnsel van de lamp zag hij duidelijk bloedvlekken en iets dat op beenweefsel leek. Hij nam een kluit aarde en wierp het in de glagah, zo ongeveer in de richting waar hij vermoedde dat de tijger zou moeten liggen, doch er kwam geen reactie. Na dit een paar maal herhaald te hebben, ging hij voetje voor voetje de lalang in met het geweer in de aan slag. De twee bovenste lopen van de drieling waren geladen met 9 mm lo pers, terwijl hij de onderste zwaar ge- teur Gouvernement's Bedrijven en nog enige andere Hoofden. Ik kon hele maal niet meer genieten van het prachtige uitzicht, noch van de lekkere frisse lucht. Maar het viel mee, want toen we de stoet auto's beneden op de weg had den gezien, waren ze al gauw boven en na een begroeting, waarbij het al lemaal gewone mensen bleken te zijn, daalde het hele gezelschap, de hoge, in de rots uitgehouwen stenen trap af naar de centrale in het dal en bleef ik met mijn eigen bedienden alleen over om de laatste hand te leggen aan de ontvangst. Het duurde wel even. Het waren voor het merendeel allemaal ingenieurs en die wilden natuurlijk alles grondig be kijken en het naadje van de kous weten. Voldaan (naar ik hoop) kwamen zij ten slotte weer de trap op en leidde ik hen in het huis, excuses ma kend over de wel heel eenvoudige omgeving. De vrouwen van sommige Hoge Omes, bleken geen Hoge Tantes en hielpen gezellig mee, iedereen aan het nodige te helpen, ook zij waren trokken loop inmiddels had herladen met een 8 x 57 patroon. Telkens stond hij even stil, luisterde en verkende de omgeving met de lamp. Al spoedig kwam hij in de buurt waar hij de tijger het laatst had gehoord en tussen de uit elkaar geslagen glagah zag hij de gestreepte liggen. Hij was morsdood. De 8 mm softnose kogel had hem, iets te hoog, tussen de ogen getroffen. Het was een prachtig man- netjesdier en in de kracht van zijn leven met een gave roestbruine vacht waarop de zwarte strepen mooi afsta ken. Een dankbare ladangbewoner en zijn gezin feliciteerden met ontzag mijn trotse vader. De talloze verhalen over het wildspoor en de keren dat pa ons meenam op de jacht, maakten ons liefhebbers van de oudste "sport" ter wereld en van de natuur. Het was zijn nalatenschap en ik ben hem daar dankbaar voor want het is voor mij nog steeds iets heel kostbaars. Soms lijkt de afstand tussen toen en nu als op een verre horizont, waarvan de omtrek nog maar als een vage kust lijn in die verte te herkennen is. Daar ergens liggen mijn kinderjaren. (wordt vervolgd) verrukt over het landschap en de tocht er heen. Mijn man hield een toespraak. Alles tintelde aan mij, want ik had hem dat nog nooit horen doen, maar het ging hem vlot en goed af en toen beant woordde de Directeur G.B. de toe spraak, waarbij hij mijn man prees en daarna mij. Toen was ik het liefst met stoel en al door de vloer gezakt. Een algemeen gesprek volgde, deels technisch en ik slipte weg om in de keuken van het huis er naast de af was te gaan bekijken. En wat zag ik? Mijn adem stokte in mijn keel. Daar stonden twee heren in overhemd, een rode keukendoek in hun broeksband geklemd. De ene, de Directeur, had een enorme kwast in zijn hand en waste handig en afdoend kopjes en glazen schoon, die de andere, het Hoofd van het Mijnwezen, met een handdoek gewapend, afdroogde en op tafel zette. Zij keken mij met schuldige gezichten aan en zeiden: "Wij zijn zo blij met deze dag, in een hele reeks van offi ciële dagen. Wij hebben tegelijk in Delft gestudeerd en bij feesten vonden wij het zo leuk samen af te wassen. Wij heten allebei Piet en ze noemden ons "de keukenpieten". Ik vond het zo leuk en heel begrijpe lijk, maar bedacht me toch met schrik wat het resultaat zou zijn als dit onze Baas ter ore zou komen. "Dat hoort hij niet", zeiden de Directeuren, ik heb nooit gemerkt dat hij het gehoord heeft. Later kreeg ik een brief om te bedan ken voor de keurige ontvangst en voor de uren van onbezorgd zich-zelf- zijn op die dag ADDIE Ze hebben weer een culturele meeting in het gardoe-huisje. Keplèk natuurlijk I 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 19