De Paal
Swing Session
BIBIK DINGKLIK
HET I.C.O.D.O.
Djokjakarta, October 1945.
Driftig bonzen op de deur haalde me uit een diepe slaap. Ik maakte het licht
aan, ontsloot de deur en mijn moeder en zuster kwamen binnen vergezeld van
soldaten van de twee maanden oude republiek.
"Kleed je aan, je moet mee", zei mijn moeder beheerst.
"Steek wat extra zakdoeken bij je, het duurt misschien een dag of twee."
De twee dagen zouden veertien maanden worden.
voor uw parties en reünies
Allround - Uitgebreid Modern
repertoire
DANSCOMBO
J. A. Phefferkorn Barnsteenhorst 51,
2592 EB Den Haag
Telefoon 070-473935 of 070-548079
Terwijl ik me aankleedde nam één van
de soldaten plaats op een stoel en
speelde met zijn pistool, symbool van
nieuw verworven macht. In de oprij
laan naar ons huis wachtte een open
vrachtauto met op de cabine gemon
teerd een oude Vickers mitrailleur,
glanzend in het maanlicht. In de vracht
auto stonden reeds enkele jongens en
mannen uit de buurt, die allen aan
hezelfde signalement beantwoordden;
zij waren boven de veertien jaar en
van Nederlandse afkomst.
Men bracht ons naar de gevangenis
in de kelder van het fort Vredenburg.
De volgende dag werd ik met enige
honderden lotgenoten overgebracht
naar een school op Malioboro, alwaar
wij twee dagen verbleven. Vervolgens
verdeelde men ons over diverse kam
pen op het platteland. Ikzelf werd met
ca. tachtig andere gevangenen naar
een dorp Sorabajan aan de zuidkust
getransporteerd. Men bracht ons on
der in een voormalig zoutpakhuis, waar
wij elk nog juist een vijftig centimeter
brede ligplaats konden vinden. Ik vond
mijn tempat dichtbij een houten paal
in het midden van de ruimte.
Het rantsoen was op zijn zachtst ge
zegd bijzonder karig. Onder ons be
vonden zich een aantal mannen, die in
een Japans strafkamp hadden gezeten
en die dus nauwelijks twee maanden
de tijd hadden gekregen om op ver
haal te komen.
Zij vertelden ons: "Dit rantsoen is min
der dan we ooit gehad hebben, langer
dan vijf maanden houden we het zeker
niet vol". Tegenover het gebouw, waar
in wij waren opgesloten, bevond zich
de pasar; drie maal per week was het
marktdag. Het was vooral op deze
dagen, dat wij werden gekweld door
de geuren van onbereikbaar voedsel,
waarbij bovendien het geroezemoes
van een menigte vrij rondlopende men
sen ons nog meer deed hunkeren naar
de vrijheid.
Gelukkig duurde deze hongerperiode
slechts drie maanden, daarna werden
de rantsoenen verhoogd en mocht men
geld en voedsel van thuis ontvangen,
voorzover de familie nog over deze
middelen beschikte.
Yogyakarta, november 1980.
Met mijn vrouw had ik afgesproken om
een bezoek aan Sorabajan in ons reis
schema op te nemen. Waarom ik persé
mijn vroegere gevangenis wilde zien
wist ik niet. Was het om de spook
beelden van vroegere ervaringen te
verjagen met de realiteit van thans
of was het alleen om mijn gevoel van
dankbaarheid te versterken, dat ik het
nu zo onbeschrijflijk veel beter heb
dan toen?
Voor onze tocht huurden we een taxi,
een Australische Holden, met een bij
zonder vriendelijke jonge chauffeur.
Met voldoening constateerde ik, dat bij
vele jongeren de onderdanigheid is
verdwenen, gebleven is het buitenge
woon beschaafde optreden. Niemand
in het guesthouse Airlangga noch de
chauffeur had enig idee waar Soraba
jan lag. Ik stelde voor om eerst naar
het dorp Sandèn te rijden, dat zeker
meer bekendheid zou genieten van
wege het aldaar gelegen ziekenhuis.
Toen wij om ca. zeven uur Yogya ver
lieten kwam een stroom fietsers ons
tegemoet. Het landschap was een ein
deloos driedimensionaal schilderij. De
chauffeur gaf ik een lijst met tafrelen,
zoals ploegende tani's met karbouwen,
"Als tijdens 't spitsuur een rooie
blekók van oost naar west overvliegt,
moet je met een katjang-monjet
tussen de knieën 5 x om de
aloon-aloon rennen. Word je erg
mooi, zegt Sugimin."
het oogsten van de rijst, enz., waarbij
hij moest stoppen opdat ik er foto's
van kon nemen.
Goed aanvoelend wat mij interesseer
de stopte hij gelukkig ook voor tafre
len, die ik niet "besteld" had. Wij kwa
men langs ondernemingen met voor mij
vertrouwde namen, o.a. passeerden wij
Padokan, waar mijn grootvader drie
kwart eeuw geleden had gewerkt.
Na veel vragen en omwegen bereikten
wij het ziekenhuis Sandèn, dat in 1946
ook enige tijd als interneringskamp had
dienst gedaan. Het ziekenhuis was ver
bouwd en voor mij vrijwel onherken
baar.
"Deze weg vervolgen dan komen we
vanzelf bij de pasar van Sorabajan",
zei ik resoluut.
De chauffeur vertrok geen spier van
zijn gezicht, maar verraadde zijn on
geloof door voor alle zekerheid toch
nog aan een voorbijganger de weg te
vragen. Triviaal genoeg was de ver
koop van es pasrah op de hoek van
de pasar van Sorabajan het eerste wat
mij opviel.
Ons entree in de grote spierwitte Hol
den baarde nogal wat opzien; ik was
echter te gespannen om mij het con
trast te realiseren met mijn aankomst
in dit dorp vijf en dertig jaar geleden.
Het zoutpakhuis was nu een toko ge
worden, ik herkende het onmiddellijk.
Wij vroegen de eigenares om toestem
ming binnen te komen en foto's te
maken, hetgeen vriendelijk werd toe
gestaan. Wij kwamen in de gang, eer
ste deur links en daar zag ik in het
schemerig licht de paal oprijzen te
midden van allerlei koopwaar. Ik kniel
de en nam met flitslicht een foto.
Nauwelijks had ik de opname gemaakt
van de paal, waarnaast ik zoveel jaar
terug zo'n honger had geleden of ik
hoorde de eigenares zeggen: "Meneer,
mevrouw, als u op de pasar inkopen
gaat doen en wat gaat wandelen dan
ga ik intussen voor u eten koken, dan
blijft u vanmiddag bij ons eten."
De tijd had de wond geheeld, maar nu
was ook het litteken verdwenen.
LOUIS DOPPERT
(Informatie- en Coördinatie Orgaan
Dienstverlening Oorlogsgetroffenen)
Een vraagbaak die alle inlichtingen
geeft inzake materiële en immateriële
hulp aan oorlogsgetroffenen. Willem
Barendszstr. 31 c, 3572 PB Utrecht,
tel. 030-73 08 11.
7