BALI - ONZE EERSTE LIEFDE Die dag in 1928, toen wij in Boeleleng aankwamen, was een goede dag, ondanks dat wij wat minder zwierig voet aan wal zetten. Mam, die al zeeziek werd, als zij maar een boot róók, had de hele reis van Makassar naar Bali in de hut door gebracht en kwam pas bij aankomst in een fleurig toilet aan dek. De andere passagiers keken haar verbaasd aan, dat gezicht was nieuw Boeleleng aan de Noordkust had geen echte haven, iedereen en alles ging per bootje van het schip op de rede naar de piëft Op die pier stond het Douanepersoneel te wach ten om de nieuwe ambtenaar en zijn gezin hartelijk welkom te heten. Pap, Oma en wij sprongen welgemoed op de planken pier, maar Mam, die in het Douane bootje weer zeeziek was geworden, liep misselijk langs de meewarige blikken en kon niemand haar stralende glimlach (die Oma openlijk aanstiel noemde) schenken. Eerst na een paar dagen in de pasanggrahan van Singaradja, Bali's hoofdstad, kwam Mam door de uitstekende verzorging weer op verhaal. Nadat Pap, Oma en de met ons meegekomen bedienden de dienstwoning leefbaar hadden gemaakt, trokken wij in ons nieuwe huis. En zo begonnen vier gelukkige, zorgeloze jaren, die wij ons hele leven niet meer zouden vergeten. Tussen Bali en ons - wij waren toen 8 en 5 jaar - ontstond een instinctief begrip en een diepe liefde. Het huis van de familie Maidman in Boeleleng. Ons huis was omringd door een ge weldig grote tuin - niet alleen groot in onze verbeelding, maar ook duidelijk op de foto's te zien - en lag aan een vrij brede hoofdstraat met aan weers kanten prachtige asembomen. Hier langs trok 's avonds na een lijkverbran ding een hele processie naar het strand om de as in zee te strooien. Wie ooit zo'n stoet heeft gezien èn gehoord, vergeet het niet licht: het is indruk wekkend en fascinerend. De Baliër mag immers geen tranen vergieten, maar moet met vreugde de lijkverbran ding van zijn dierbaren bijwonen, zij gaan tenslotte naar een beter leven Dus dragen zij onder gezang en vrolijk lawaai de as naar zee. De eerste regel van een lied luidt: "O machtige zee, louter de zielen van onze geliefden". Onze grote tuin schonk elck wat wils. Pap kon er goed uitrusten na een druk ke werkdag. Mam had al spoedig wel 50 witgekalkte potten in de voortuin staan, waarin zij o.a. La France rozen kweekte, omdat die zo heerlijk geur den. Oma toverde in de achtertuin een kleine kruidentuin uit de vruchtbare aarde. De oudste dochter, een stevige wervelwind, leerde tot genoegen van de omstanders en paniek van de kip pen, fietsen op het grote zij-grasveld. Pap schudde moedeloos het hoofd, wanneer zij keer op keer tegen een koningspalm botste en vermoedde somber, dat zijn pride and joy van ieder oriëntatievermogen was ge speend, een erfenis van haar moeder. De jongste speelde eenzame spelletjes tussen de kembang sepatoe struiken, Een foto van het gezin Maidman genomen in de tijd dat zij op Bali woonden. de seringen en de canna's, waar het wemelde van de bijen, zodat zij meer dan eens met een gezwollen gezicht en sipiet oogjes rondliep. Onze school lag ongeveer halverwege tussen Boeleleng en Singaradja, maar de juiste afstand kunnen wij na zo'n vijftig jaar moeilijk schatten. Elke dag werden wij per dogkar gebracht en ook weer afgehaald. Wij reden langs djagoengveldjes, bamboebosjes en kleine sawah's. Langs de weg stonden hier en daar offerhuisjes en wij vonden het heel gewoon om daar een man, een vrouw of een kind in stil gebed voor te zien. De school was erg gezellig, wij kregen in feite privé les, daar de 7 klassen met ca. 35 leerlingen in twee lokalen waren ondergebracht. Iedere rij was één klasje. Was één rij sommen aan het maken, dan kreeg de rij ernaast les in taal, terwijl in het andere lokaal uitbundig gezongen werd. Wij repe teerden altijd vol geestdrift de diverse Sinterklaas- en Kerstliedjes èn de va derlandse liederen voor Koninginne dag. Tegenover de school stond de soos, een onmisbare Indische instelling. Hier werden Sinterklaas en Kerstfeest ge vierd door de kinderen en hun familie. Hier werden ook muziek- en dansuit- voeringen gegeven. Wij hebben eens als bloemen meegedaan aan een dans, waar wij allen maanden lang voor had den geoefend, o.a. in het fraaie park van Singaradja. Er werd gedanst op de muziek van "Aufforderung zum Tanz" van C. M. von Weber. De zon, de dauw, de wind en tien bloemen dans ten mee met de lentefee en zakten aan het eind van de dans, onder de staf van de Koningin van de Nacht, gekleed in een zwart kleed met de maan en sterren er op, langzaam in slaap. Handige vingers hadden de beeldige costuums gemaakt en op de grote avond werden wij allemaal geschminkt. Het warme applaus van het publiek - waaronder vele ouders en grootouders - streelde onze ijdelheid op onverant woordelijke wijze. Singaradja en Boeleleng boden vol doende entertainment voor de mensen uit die tijd, er waren uitstekende ten nisbanen, een behoorlijk voetbalveld en een zwembad. Onze ouders tennis ten veel en goed en Pap voetbalde meer dan goed was voor zijn voetbal knie, opgelopen als stervoetballer in zijn gloriedagen te Makassar. Wanneer onze ouders op de tennisbaan waren, bleven wij, de hond en twee poezen onder de rustige, doch waakzame hoe de van Oma thuis. Zij vertelde ons verhaaltjes, waarin de levenswaarhe den subtiel verborgen waren. Natuurlijk was Boeleleng ook een bios coop rijk, waar seriefilms en cowboy films (Tom Mix, Willam S. Hart) werden vertoond. Daar de films nog niet spre kend waren zorgden een violist en een gitarist voor de muzikale achtergrond. Nam de spanning op het witte doek toe, dan vernelden ook zij het ritme. Ze 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 12