FLITSEN UIT EEN LEVEN OP BALI
ai
door G. A. Schotel
Toen ik eind 1929 in Boelèlèng voet aan wal zette, had ik voor een jonge man
al heel wat achter de rug. Een jeugd in Suriname en op vele plaatsen op Java.
Pa werkte bij de afdeling aanleg van de S.S. dus dat betekende minstens elk jaar
een andere standplaats. Een korte periode in Holland tijdens de 1ste wereld
oorlog, na een reis via Durban en Kaapstad. Reizen door de archipel hadden me
kennis laten maken met Sumatra, Borneo en Celebes. In het toenmalige Brits-
Indië was ik in contact gekomen met de culturen van het Hindoeïsme en het
Boeddhisme. Een paar jaar in de bergcultures op Java hadden me een beter in
zicht gegeven in de levenswijze en het karakter van Javanen en vooral van
Medoerezen. Tegen deze achtergrond had mijn eerste ontmoeting met Bali plaats.
Weinig kon ik toen vermoeden dat ik er, met een tweetal onderbrekingen, één en
twintig jaar van mijn leven zou wonen en werken. In die tijd is teveel gebeurd
om in een kort verhaal te kunnen samenvatten. Er zou een heel boek voor nodig
zijn. Dus moet ik volstaan met een aantal korte flitsen. Hoogte- en soms diepte
punten uit mijn herinneringen, niet in chronologische volgorde. Ik was sinds kort
in dienst van de Afscheepzaak "Esser", een anakje (soms dachten we wel een
anak-tiri) van de grote Nederlandsche Handel-Maatschappij, in Indië beter be
kend als de Factorij. We waren als zodanig op Bali agente van de K.P.M., later
ook van de K.N.I.L.M. We deden bank-, verzekerings-, transport-, en veelzaken,
kortom we waren het manusje van alles en kwamen daardoor vrijwel altijd in
aanraking met iedereen die op Bali iets te zoeken had.
Een optocht van vrouwen met kunstig opgemaakte offerschalen (foto R. L. Mellema)
Boelèlèng maakte een vrij rommelige
en zeker geen imponerende indruk.
Een verrassing was wel de kennis
making met de K.P.M.-agent, die een
naamgenoot bleek te zijn. We promo
veerden elkaar maar meteen tot neven,
al bleek, heel veel later, dat het familie
verband wel iets verder uiteenlag. Ook
ontmoette ik er voor het eerst de "agèn
toeris", Bob Mörzer Bruyns, die een
vriend van vele tientallen jaren is ge
worden.
De rit naar Zuid-Bali begon weinig
sensationeel. Een kustweg van een 12-
tal kilometers tot Koeboetambahan.
Daarna de ene bocht na de andere,
hogerop met vlagen van mist. Dicht
geboomte afgewisseld met bevolkings
koffietuinen.
Mijn oude Fordje hield zich goed en zo
arriveerde ik op het hoogste punt van
de weg, ruim 1600 m boven de zee. En
daar lag de grote vruchtbare vlakte van
Zuid-Bali voor me. Een schilderij in
vele schakeringen groen, geel en goud.
De weg begon te dalen, liep langs de
rand van de Batoercaldeira, met daarin
gelegen de kale, rokende vulkaankegel
van de Batoer, de versteende lavavlak
te met messcherpe richels, en 300 m.
onder de weg het halvemaanvormige
Batoermeer, een adembenemend uit
zicht. Op de achtergrond de toppen
van de Abang en de ruim 3100 m. hoge
Agoeng.
Ik moest een maand in Denpasar blij
ven om ingewerkt te worden om daar
na kepala te worden van het kantoortje
te Padangbaai in Oost-Bali. Dat leek
meer dan 't was. Er waren, behalve
ikzelf één Balische klerk en één af-
scheepmandoer en verder moest je
zelf je eigen printah's uitvoeren. Maar
je was - binnen nauwe grenzen - je
eigen kleine baas.
Het op 18 km afstand gelegen Kloeng-
koeng werd m'n woonplaats. Er was
daar een kleine Nederlandsche ge
meenschap: de Controleur B.B., een
tweetal onderwijzers en een onderwij
zeres van de Hollands-lnlandsche
school "Siladerma", waarbij ikzelf me
nu voegde. Ondanks dat was het leven
er niet ongezellig. Er was een tennis
baan en een zwembad met de schone
naam "Lila Harsana". En er kwamen
vaak ambtenaren op tournée of andere
gasten langs. Elke morgen ging ik al
vroeg op pad. Op bootdagen om half-
vijf als alles nog donker was, op de
andere dagen om half zeven. Om vijf
uur was ik dan weer thuis.
Een drietal K.P.M.-lijnen liep Padang
baai aan om copra, vee en varkens te
laden en wat stukgoederen te lossen.
Niet opwindend, maar je dagen waren
er wel mee gevuld.
Bali is heel anders dan Java, uiterlijk
en innerlijk. De duizenden tempels en
tempeltjes geven het landschap een
geheel eigen aanzien. Er is bijna elke
dag ergens langs de weg wel één of
andere festiviteit, een tempel- of offer
feest. Een kleine of grote optocht van