KORTE SCHETS VAN BALI'S HISTORIE Bovenstaande foto werd genomen na afloop van de beëdiging der Balische zelfbestuurders te Besakih op 29 juni 1938, waarmee het vorstenbestuur op Bali na een onderbreking van 30 jaar weer werd hersteld. V.l.n.r.: de Zelfbestuurders van Tabanan, Kloengkoeng, (die als jongen nog had deelgenomen aan de poepoetan van 1908 en daarbij werd gewond), Badoeng, Bangli, de Commandant van het Prajoda-corps, de Zelfbestuurder van Karangasem, Resident H. J. E. Moll, het hoofd van de Afd. Buitengewesten Mr. W. Hoven, de Zelf bestuurder van Gianjar, Ass.-Res. B. Cox en de Zelfbestuurders van Djembrana en Boeleleng. (uit: Tropisch Nederland, dec. 1938). door Ch. Manders Van de oudste geschiedenis van Bali staat weinig met zekerheid vast. Waarschijn lijk vestigden zich reeds vroeg Hindoese kolonisten op het eiland (4e-5e eeuw). In 1284 zond de vorst van Singasari, Kertanagara, een expeditie naar Bali, waarbij de koning werd gevangen genomen. Daarna slaagden de Baliërs erin, zich weer vrij te maken. Deze herwonnen vrijheid was maar van korte duur want in 1343 werd Bali veroverd door Gadjah Mada, de rijksbestuurder van het machtige Hindoe-Javaanse rijk Madjapahit. Daarbij kwam de laatste heerser van de Ba lische Pejeng-dynastie, Bedaulu, met zijn hele familie om het leven. Pogingen van de Baliërs om zich van de heerschappij van Java los te maken, hadden geen succes en pas tegen het einde van de 15e eeuw, bij de ondergang van het rijk Madjapahit, gelukte dit. Veel door de Islam verdreven Javanen, die aan het Hindoeïsme vasthielden, onder wie een groot aantal aanzienlijken, namen de vlucht naar Bali. Daardoor werd het Hindoe-element op dit eiland zeer versterkt. Hun afstammelingen noemden zich "Wong Madjapahit" in tegenstelling tot de oorspronkelijke bevolking de "Bali aga", die zich tot in de huidige tijd in een paar afgelegen desa's (b.v. Tenganan) konden handhaven. Een van deze vluchtelingen was, vol gens de berichten uit die tijd, een prins uit het Madjapahitse vorstenhuis. Hij maakte een einde aan de verwarde toe stand op Bali, vestigde een geordend bestuur en riep zich uit tot Dewa Agoeng Ketoet (oppervorst). Gèlgèl werd de zetel van zijn rijk, en bleef dit onder zijn opvolgers tot het einde van de 17e eeuw, toen het door Karang asem werd verwoest en het tegenwoor dige Kloengkoeng hoofdplaats werd. Nog steeds voert de vorst van Kloeng koeng de titel Dewa Agoeng van Bali. Reeds in die tijd was Bali in landschap pen verdeeld met een gouverneur aan het hoofd. Dit leidde later tot de split sing van het rijk in 9 vorstendommen (Kloengkoeng, Karangasem, Mengwi, Badoeng, Bangli, Tabanan, Gianjar, Boeleleng en Djembrana). Nadat aan vankelijk het oppergezag van de Dewa Agoeng nog werd erkend, maakten deze rijkjes zich geleidelijk zelfstandig. Een periode van grote verwarring ont stond na 1650, toen Goesti Agoeng van Karangasem tegen de Dewa A- goeng in opstand kwam en Gèlgèl ver overde. Tegen 1690 werd Goesti A- goeng verslagen, Gèlgèl ging in vlam men op en de Dewa Agoeng die zich toen in Kloengkoeng vestigde, werd hersteld. Zijn gezag was echter zwaar geschokt en zijn oude machtspositie heeft hij nimmer teruggekregen. In de 17e eeuw wisten de Baliërs hun gezag te vestigen in Balambangan, de uiterste oostpunt van Java. Soenan A- goeng van Mataram zond enige malen een legermacht naar deze streek, om de Baliërs er uit te verdrijven en in 1693 stak zijn leger zelfs straat Bali over, maar blijvend resultaat hadden deze ondernemingen niet. Pas in 1772 slaagde de Compagnie erin, deze roe rige uithoek te onderwerpen, en liet in Banjoewangi het fort Utrecht bouwen. Ook naar het oosten, naar Lombok, richtte zich de Balische expansiedrang. Dit eiland kwam in de 16e eeuw onder Balische heerschappij, die tot 1894 duurde, toen ingrijpen van de N.l. rege ring (de Lombok-expeditie) een eind aan het rijk Mataram, maakte en de Sasaks van de Balische heerschappij werden bevrijd. In de hierop volgende periode werd Bali geteisterd door een reeks binnen landse oorlogen tengevolge van de vij andschap tussen de verschillende vor stendommen. Het welvarende Zuid-Ba- lische rijkje Mengwi ging in 1891 ten onder doordat het na zo'n strijd werd verdeeld tussen zijn naburen. Deze oorlogen waren een plaag voor de bevolking. Een veel gebruikt strijd middel was de verwoesting van de irri- gatiewerken, waardoor de te velde staande oogst te gronde ging. Inmiddels waren de Hollanders in de archipel verschenen. De eerste aan raking met Bali dateerde van 1597 toen de vloot onder bevel van Cornelis de Houtman op de terugweg naar Neder land in Laboehan Amok voor anker ging en de bemanning enige dagen op (lees verder volgende pagina, onderaan) 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 4