MATA BI RU 10 Kerstmis in Indië had voor mij altijd iets tegenstrijdigs; dat knusse, huiselijke feest, waar je gesloten gordijnen bij ver wacht en op z n minst een voorspelling van sneeuw en gladde wegen; en wij zaten daar in onze binnengalerijen, alle ramen en deuren wijd open, bij een kerst-tjemara waarvan de kaarsengloed te veel warmte uitstraalde. Of je dineerde in de soos met z'n uitbundige versieringen, en danste tussen de gangen door, om daarna verkoeling te zoeken in de tuin onder de verlichte bomen. In het jaar dat de Joegoslavische president Tito een staatsbezoek bracht aan Soekarno wilden wij onze kinderen nu eens een echte kerst laten beleven, met hete chocolademelk, wollen vestjes en een knapperend haardvuur. Dus besloten we naar boven te gaan, naar de bergen. Paul's firma had een vakantiehuis, even voorbij de Pun- tjakpas, waar we al eerder een weekend of een korte vakantie hadden doorgebracht, en de kinderen vonden het idee om daar de kerst te vieren geweldig. Kort verhaal door Loes Stolk-Polak Dagen van te voren waren we bezig alles voor te bereiden; er moest een heleboel mee; behalve de kerstcadea- tjes, de boom en de versierselen was er op culinair gebied nogal wat te red deren. Alle mogelijke ingeblikte deli catessen, kerstbroden, tulband enzo voort. En dan natuurlijk de radio, de pick-up en de nodige plaatjes voor de sfeer. Toen we tenslotte startklaar wa ren leken we meer op een emigranten familie, dan op een gezin dat een lang weekend gaat doorbrengen in de gu- nung. De bedienden, die een paar vrije dagen voor de boeg hadden, wuifden ons hartelijk na. Naarmate we Bogor naderden begon het weer te verslechteren, en in de bergen mistte het en er viel een mieze rige regen. De kinderen genoten, ze vonden dit pas echt kerst-weer, en de oudste opperde blijmoedig de mogelijk heid van een sneeuwbuitje voor de gelegenheid. Ik daarentegen hou niet van met mist gevulde ravijnen, en ik was blij toen we de oprijlaan inreden van de comfortabele bungalow, die, naar we meenden, gastvrij op ons stond te wachten. Toen Paul de voordeur met z'n sleutel wilde openen, merkte hij, dat het slot verzegeld was. "Wat zullen we nou hebben?" hoorde ik hem zeggen, en ik liet de mand met etenswaren die ik naar binnen wilde dragen in de auto staan en qinq naar hem toe. "We kunnen er niet in", zei hij, en we liepen om het huis heen naar de bij gebouwen, waar de djaga en z'n vrouw woonden. "U mag er niet in, Tuan", zei de djaga, "alle huizen aan deze weg zijn ver zegeld op last van de wedana. Een veiligheidsmaatregel in verband met het bezoek van Tito. De President en zijn gast zullen veel naar en van Tjipa- nas gaan, het buitenverblijf van Sukar no, en zolang hij hier is, mag niemand aan deze weg wonen." "Wat nu?" zei ik. Ik zag ons hele kerst feest in 't water vallen. Maar het ergste vond ik om met deze slechte weers omstandigheden de weg terug te moe ten gaan. De heenweg had ons al tweemaal zo lang gekost dan normaal. De djaga keek meewarig, in tegenstel ling tot z'n vrouw, die duidelijk plezier had in onze ongelukkige situatie. Ik mocht de vrouw niet; bij een vorig bezoek aan ons vakantieverblijf had ik haar een aanmerking gemaakt over de staat van vervuiling die er in de keuken heerste, en dat had ze me nooit ver geven. Terwijl we stonden te praten, angstval lig tegen de huismuur gedrukt, onder de bescherming van het overhangende dak, want de regen was tot een stort bui uitgegroeid, kwam er een jongetje aanlopen van een jaar of tien, een kleine katjong, die een pisangblad bo ven z'n hoofd hield. Hij kroop tegen de djaga aan en zei iets tegen hem, ik dacht dat ik de woorden 'rumah ketjil' hoorde en die gaven me opeens nieuwe hoop. "De rumah ketjil", zei ik hardop, "kunnen we daar niet in?" Het jongetje keek me vol aan, en ik zag dat hij blauwe ogen had, niet het blauw zoals we dat kennen bij Europeanen, maar een blauw vermengd met zwart, zoals ook haren soms blauw kunnen glanzen. De djaga knikte verheugd. "De rumah ketjil is open", zei hij, "de wedana heeft dat over 't hoofd gezien". We stapten weer in de auto en reden om het huis heen, over het drijfnatte gazon, voorbij de tennisbaan, waar, op 't eind van het plateau aan de rand van het ravijn een klein huisje stond, half hout, half steen, dat Paul's Indone sische mede-directeur daar had laten neerzetten, als een klein afgelegen lief desnestje, waar hij 't hele jaar door de beschikking over wenste te hebben. Het jongetje, dat ik voor me zelf Mata biru had gedoopt, kwam ons de sleutel brengen en bleef kijken hoe wij al onze barang naar binnen sleepten. Het huisje bevatte een woonvertrek, een slaapkamer en een soort overdekt balkon, een serre-achtige ruimte met glas rondom, waardoor men bij mooi weer een fascinerend uitzicht had over het ravijn en het gebergte daarachter. Nu, in de vroeg gevallen mistige avond was er niets dan een loodgrijze mas sa. Dit gedeelte van het gebouwtje hing als het ware over de rand van het pla teau, gesteund door ongeveer vijf me ter lange palen. Het was maar goed dat wij, vanwege de kerstsfeer, zoveel kaarsen bij ons hadden, want het huisje had geen elec- triciteit. Er stond hier en daar een lampu templek en in het keukentje von den we een petroleumstel en een ang- lo. We staken alles aan wat licht en warmte kon verspreiden en met de in allerijl opgetuigde kerstboom, de geu ren van erwtensoep (uit blik) en op arang roosterende knakworstjes (uit blik) vond geen van ons het moeilijk zich te verbeelden dat hier een echt pré-kerst sfeertje bezig was te ont staan. Met de gordijnen rondom dicht was de ellendige grijsheid buitenge sloten. Toen al onze bagage zo goed en zo kwaad als het ging in de be krompen ruimte was weggestouwd, en we allemaal ons plaatsje bij de boom hadden gevonden, de kinderen gehuld in wollen vestjes zoals beloofd, zag ik dat Mata biru nog steeds bij de deur zat gehurkt en nauwlettend ons gedoe gade sloeg. Ik bood hem een kop chocolademelk aan, maar hij weigerde. Hij stond op en mompelde iets van 'pulang', en toen ik hem slamet malem wenste keek hij me aan met die won derlijke ogen. "Slamet?" zei hij vra gend, en schudde z'n hoofd. "Tjilaka, njonja", mompelde hij, ik verstond het duidelijk. Hij keerde zich om en ging de regennacht in, het pisangblad be schermend boven z'n hoofd. Niet be grijpend keek ik hem na. Had ik hem verkeerd verstaan? Wat bedoelde dat vreemde ventje? Ik besloot niets te zeggen en gewoon door te gaan met feest vieren. Morgen was 't kerstmis, de kinderen moesten op tijd naar bed, er was nog een hele-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 10