GA EENS NAAR UTRECHT en neem een kijkje in het Spoorweg museum het vroegere Maliebaan station) aan de Maliebaan. Daar kun nen vooral spoorfans hun nostalgie de vrije loop laten in de bezichtiging van al die veteranen uit de voorbije stoom- wereld. En daar tussen in prijkt in volle glorie een reus uit "Indië", begin oktober 1981,door de Ambassadeur van Indo nesia officieel "geïnstalleerd" op deze ere-rustplaats. Het is de Mallet stoom- lok CC. 5022, door de Perusahaan Ja- watan Kereta Api cadeau gedaan aan het Museum in Utrecht. In Indonesia kan hij geen dienst meer doen, want daar is alles nu omgeschakeld op die sel- of eiectrische tractie. Toch voelt deze Oude (een "oudje" kun je hem moeilijk noemen) zich hier wel thuis. Want per saldo is hij "ge repatrieerd": immers hij werd in 1928 geboren bij Werkspoor in Nederland samen met 29 andere broers. En tus sen al die andere, die hun werkzame leven in Nederland zelf hebben door gebracht, voelt hij zich verre van min derwaardig; want wie evenaart zijn omvang en gewicht (67 tpn leegge- wicht)? Maar misschien hebben niet al onze oudere lezers en lezeressen hem vroe ger in actie gezien. Daarvoor moest u in de trein gezeten hebben op het bergtraject tussen Poerwokerto en Proepoek of tussen Bandjar en Tjitja- lengka in de Preanger. Want hij was voor de bergen gemaakt. En als je bij de talrijke krommingen uit het raampje keek, was het een lust om te zien, hoe hij daar aan de kop vrolijk rook en stoom blazend zonder enige moeite de lange trein de berghellingen op trok, en over de kam heen lachend in volle vaart naar beneden schoot I Vraag me niet naar technische bizon- derheden. Ik kan alleen bevroeden dat zijn kracht school in zijn vier cylinders en zes assen, waarmee hij zijn zware taak volbracht. Maar gaat U zelf eens genieten van deze oude pracht. Bent U nog nooit in dat Museum geweest, neem dan Uw kinderen en/of kleinkinderen mee. U zult een verrukkelijke dag hebben tussen al dat materieel. En de klein tjes, die alleen auto's en eiectrische treinen kennen, zullen met glinsteren de ogen al dat ongewone moois be kijken. En wordt U moe van het ge- dribbel in de hallen en over de per rons, wel, stap in de nieuwste aan winst: een echt oud restauratierijtuig, waar U van een hedendaagse con sumptie kunt genieten. Hoe er te komen? Voor autobezitters no problem op het plein voor het museum ruime parkeerplaats. Anders neemt U een retour per NS. naar U- trecht, en stapt op 't stationsplein in de stadsbus lijn 3 richting Prins Hendrik laan, uitstappen halte Maliebaan; maar vraag de chauffeur U te waarschuwen, anders schiet U die halte voorbij. Van die halte ongeveer een kwartier wan delen (voor hen die niet zo goed ter been zijn) tot de ingang van het Mu seum. Veel plezier toegewenst M.F. (Vervolg: "Trektocht Idjen-Bali") genstrijdig met de zeden van de Bali nezen, merkte ik op. "Kijk; sinds kort komen hier wel vreemdelingen als tourist. Maar die komen blijkbaar meer voor de Balinese meisjes, dan voor de kunstwerken en dansen van ons volk. Dus hebben wij uit Soerabaja wat vrouwen van lichte zeden over laten komen, die dan zgn. Balinese dansen uitvoeren en de heren verder aangenaam bezig houden." We lieten Ubud achter ons en reden naar Kintamani, 1600 m boven zee, aan de voet van de Gunung Batur, bij het prachtige bergmeer. Tien jaar tevoren was de G. Batur nog uitge barsten en je kon de zwarte strook nog zien vanaf de bergtop tot in het dal, waar de gloeiende lava langs was ge stroomd. Daar zetten we de tent op, kookten ons potje en besloten de vol gende dag de berg te beklimmen. En de volgende morgen bij zonsopgang begonnen we de tocht; wel zwaar, maar gelukkig slechts 1000 m. hoog. Vanaf de top hadden we een prachtig uitzicht over heel Bali en de zeeën rondom. Ook Lombok lag aan onze voeten, leek het wel. Maar het meest fascineerde ons de krater. Als wij onze stok een eind in de zwarte massa staken en even wachtten, dan was de punt zwart geschroeid. Geen wonder, dat er niets groeide, waar de lava ge stold was. Op plaatsen is de dikte van de lava wel 80 m dik. Het afkoelen duurt tientallen jaren, zeiden ze. We bezochten honderden tempels, de ene nog indrukwekkender dan de an dere. Van Kintamani reden we nog naar het noorden, waar we Buleleng en Singaradja, de hoofdstad, bezoch ten. Maar toen moesten we wel terug. Langs dezelfde weg reden we terug tot Bangli. Wat een schitterend tempel complex! We sloegen daar af naar Klungkung, waar we de eerste blanke ontmoetten. Hij werkte daar als hoofd van de school. Want de blanken op Bali kon je op de vingers van je han den tellen: bestuursambtenaren, dok ters en schoolmeesters. Zelfs zijn school was met prachtig houtsnijwerk versierd. En toen ging het in één ruk door naar het kustplaatsje Negara aan de Straat Bali. Daar hadden wij met de djoekoen afgesproken. We zetten de tent op aan het strand. Die laatste nacht be leefden wij de enige schrik van de hele tocht. De jongens geloofden, vol gens hun zeggen, niet aan spoken. Die bestaan toch niet, meneer! Nou, dat zou dan vannacht blijken. Ik kende mijn pappenheimers! Iedere nacht moest ik vooraan in de tent slapen bij de opening en ze maakten bijna ruzie, wie heel achteraan mocht slapen! Zo'n stel helden toch I Ik sliep rustig die nacht en de jongens ook. Maarmidden in de nacht werd ik half wakker, omdat ik iets heel heets in mijn gezicht en een blazen in mijn oor voelde. Boeoeoesuisde het. Automatisch gaf ik een klap naar de reuze mug (naar ik dacht) en op hetzelfde moment een geweldig gebrul en de hele tent werd met een ruk boven ons weggetrokken. We lagen onder de blote sterrenhemel. "Liggen" is een verkeerd woord. Op het zelfde moment, dat de tent omhoog vloog, klonk er een akelige gil door de stille nacht en 6 jongens sprongen, alsof ze door een spook waren beetgepakt, over en door elkaar. Ze schreeuwden hun schrik uit. En ik zelf, niet zo schrikachtig, snapte er ook geen klap van. Ik wist alleen zeker, dat ik tegen iets hards had aangeslagen en dat daarna een geweldig gedreun ontstond en hoe de tent ineens verdween. Maar toen de troep weer wat gekal meerd was, zagen we "het spook". Een grote buffel was even verderop juist de tent van zijn horens aan het af schudden. En toen werd alles duidelijk. Buffels hebben daar geen stallen. Na het werk lopen ze vrij rond en schar relen zelf hun kostje op. Onze karbouw had dat vreemde ding zien staan en was eens poolshoogte komen nemen; stak zijn kop in de tent en kreeg een klap op zijn neus. En roets; weg was de tent. Toen we na die gestoorde nacht heel vroeg de tent en onze spullen inge pakt hadden, kwam de djoekoen ons al goede morgen wensen. En met de stroom mee waren we heel snel de Straat Bali overgestoken en kwamen we na deze prachtige trektocht weer in Banjoewangi aan. Daar stond mijn trouwe Chrysler op ons te wachten. Met een flinke portie bras ketan (kleef rijst) en vruchten begonnen we de lange terugreis. We reden rond het Tenggergebergte de noordkust langs naar ons beginpunt Grisee (nu Gresik). Uiterst voldaan over onze reis gingen de jongelui weer naar huis. En ik sliep een nacht in mijn eigen, lege bed, maar vertrok de volgende morgen vroeg naar Malang, waar vrouwlief en de kindertjes blij waren, dat de "zwerver" weer bij hen was. 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 30