PIL NUMMER ELF NATUURLIJKE VUILOPRUIMERS BOEKBESPREKING J. G.YSSEL DE SCHEPPER ALLE VERZEKERINGEN I "SRIWYAYA" Guest-House In een overzicht van de beste boeken die in 1981 zijn verschenen, wordt ook het boek "Nummer elf" genoemd. De auteur daarvan, P. A. Daum, wordt door de officiële boekenkenners, onze literaire critici, gepresenteerd als de grote In dische romanschrijver die de koloniale samenleving messcherp in een tiental boeken beschreef. Ik had reeds eerder met een aantal werken van de schrijver Maurits, pseudoniem van P. A. Daum, kennis gemaakt, w.o. "Ups en downs in het Indische leven", in 1977 uitgegeven door Thomas Eras. Rob Nieuwenhuys schreef voor deze uitgave een nuttig overzicht. Hij constateerde daarin dat het opvallend was dat het werk van Daum van ongelijke kwaliteit was en dat deze wisselende hoedanigheid verband zou kunnen houden met zijn werkwijze: "het gebeurde vaak dat Maurits, in tijdnood, snel het vervolg van een feuilleton dic teerde, zonder zich er verder om te bekommeren". Rob Nieuwenhuys zag af van een herdruk van het tweede gedeelte van "Ups en downs" omdat dit werk, "ondanks enkele prachtige gedeelten, als geheel een pijnlijke mislukking was". Wij vinden, met alle respect, dit laat ste ook van toepassing op "Nummer elf". De vrije dagen die het kerstfeest en de jaarwisseling mij opleverden, heb ik besteed om dit boek te lezen Het is mij niet meegevallen. Maurits is er niet in geslaagd van zijn figuren mensen van vlees en bloed te maken; zij blijven typen met maniertjes die ons nergens weten te ontroeren. De dialo gen zijn houterig, gekunsteld. Het ma gere, doch lang uitgesponnen verhaal spint zich van hoofdstuk tot hoofdstuk, met daarin telkens een nieuwe ge beurtenis, naar het einde, zoals de slager een worst maakt door er tel kens een andere prop vlees in te stop pen. Het kenmerk van de feuilleton, het het verhaal in afleveringen. De intrige is er een voor het volkstoneel. Pas in de laatste hoofdstukken komt er meer vaart en krijgen de samen spraken meer geest. Ook komen de figuren daar beter uit de verf. Maar al bij al vinden wij het een merkwaardige zaak dat juist dit werk van P. A. Daum tot een van de beste boeken van 1981 wordt gerekend. Omdat iedere schrijver in zijn oeuvre ups en downs kent, had dit boekje ook qua inhoud en strekking niet meer verdiend dan een bescheiden plaats in een bouquetreeks, in plaats van een luxueuse uitgave. Er is echter nog een andere reden voor mij om deze uitgave te betreuren. Door de manier waarop een Neder landse auteur over Indische mensen schrijft. Het is altijd de mode geweest om in romans heel laatdunkend over Indische mensen te schrijven. Ook in "Nummer elf" zijn alle boosdoeners Indo's. De huishoudster, die de Hol landse mevrouw Lena Vermey in het laatste bedrijf met pil elf vergiftigt, of althans daarvan verdacht wordt, is een Indische: Ypsilanti Nesnaj. Haar vader, de Hollandse militair Jansen, had zijn dochter zijn omgekeerde geslachts naam gegeven. Een Indischman, die in deze roman ook een twijfelachtige rol speelt, heet Esreteip. Draait u het om, dan heet hij gewoon Pieterse. Ik ben in mijn hele leven in Indië nog nooit zulke gekke namen tegengeko men. Na de laatste bladzijde weet je niet of Lena niet aan gewone dysenterie was doodgegaan. Maar bij vele "In dische" romanschrijvers die messcherp de koloniale toestanden konden be schrijven, was je al verdacht als je met een bruine huid rondliep en toevallig Nesaalk (Klaassen) heette. Maar wij zijn er aan gewend dat wij in romans, die in de tropen spelen, er altijd beroerd vanaf komen. Neemt u maar eens het boek "Half bloed" van Johan Fabricius. De Indische meisjes daarin zijn vrouwen van lichte zeden en de jongemannen ongure typen. "Half bloed" werd in 1941 geschreven en door de schrijver opgedragen aan "de donkere speelgenoten van zijn jeugd". Het gaat mij om het verschijnsel dat in de literatuur de halfbloed meestal de judasrol wordt toebedeeld. En wij dachten dat wij van deze nare schrij versgewoonte af waren. In navolging van de mode in naamgeving in de tijd van P. A. Daum, teken ik EVEOD Alg. Assurantiebedrijf „Argo" i 1 Kantoor en woonhuis Corn, de Witt- i laan 83, Den Haag, Telef. 55 71 72 j iiïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 26 kamers met of zonder A.C. Rustig gelegen, niet ver van de Kraton. Goede service en keuken. Jl. Pra- wirotaman 7, Yogyakarta. Indonesia. Phone: 2387. Juist zoals in Nederland, klagen ook in Indonesia de grote steden over de ontzaglijke hopen vuil en afval, die dagelijks moeten worden afgevoerd, maar waarheen, en hoe verder? Men praat over vuilverwerking en vuilver brandingsinstallaties, maar dat zijn dure zaken, waarvoor geen contanten te vinden zijn. Wel, de Faculteit van de Veeteelt van het Institut Pertanian Bogor meent na vele proeven zeer goede "natuur lijke" vuilverwerkers te hebben ge vonden, praktisch, zeer goedkoop, en eigenlijk niet "nieuw". Een van de docenten kreeg het lumi neuze idee, en ging oktober 1980 aan de slag. Op het achterterrein van de Faculteit liet hij een paar hokken plaat sen als huisvesting voor zes doodge wone varkens. Elke dag bracht hij ze "vers" afval, dat zij met alle graagte opslokten. Daarbij keek hij nauwkeurig toe, of de dieren van dat gewone huis vuil goed gezond bleven, en ook hoe ze het vuil opslokten; daarbij liet hij ze periodiek wegen, om hun groei vast te stellen. Na twee weken werd de proef uit gebreid, nu over 100 varkens op het IPB. De Reinigingsdienst van Bogor leverde ze graag elke dag een gerobak vol stadsvuil. Volgens onze onderzoe ker waren de dieren eerst "malu-malu" om dat vuil aan te raken; maar na twee dagen kregen ze er toch ook wel trek in, zozeer, dat 1 gerobak niet meer voldoende was, zodat men dage lijks een volle truck afval moest aan voeren van een pasar in de buurt; uiteraard tot grote opluchting van de Reinigingsdienst Volgende proef. Twee varkens werden geslacht en hun vlees zorgvuldig ge keurd. Neen maar, veel meer gurih, dunnere speklaag, fijnere vezels, pro- teïnhoudend, en bovendien vrij van ziektekiemen en wormpjes. Vanaf februari 1981 werden de proef nemingen op wetenschappelijk niveau gebracht, nu door een team van 8 des kundigen van het IPB, en bekostigd door het Departement. Er werden nu varkens, sapi's en karbouwen, totaal 65 proefdieren, op een gemeenschap pelijk terrein samengebracht. Voortaan twee trucks stadsvuil aangevoerd. De onderzoekers begonnen een ingespan nen observatie van het gedrag der dieren, ook om te weten te komen, hoe groot de capaciteit van dat vee is, om afval te verwerken, en hoe lang ze er over doen om een bepaald volu me afval te laten verdwijnen. Ze kwa men veel interessante dingen te weten. De drie diersoorten konden het samen heel goed vinden, en kwamen tot een duidelijke "taakverdeling"! De koeien lusten alleen de oppervlaktelaag van het vuil; de karbouwen juist het vuil, dat al geheel in elkaar getrapt is; en de varkens als meest actieve partners vreten wat ze maar kunnen, doch (lees verder volgende pagina, onderaan) 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 10