"INGET MATI" 8, "AD PATRES" Fa. Johs. Ouwejan Zn. Ik moest ook op tournee naar 'net bin nenland buiten de 300 km lange auto rondweg om. Dat betekende dagen lang lopen, soms 40 km per dag om een kampoeng te bereiken, of langs de zij'rivieren van de soengai Landak met een prauw, hele smalle dingen, wat nogal hachelijk was door de riams (stroomversnellingen). We logeerden dan in een Dajak-kampoeng, de hulp verpleger en ik. In Mempawah was het Soekoer en in Ngabang Goesti Boesoe. Goesti is hertog, familie van de Pa- nembahan (soort sultan) en Boesoe is jongste zoon. Als tegenprestatie voor de hulp en de medicijnen kregen we met enig cere monieel rijst, een tempajan vol met twee eieren er boven op, en kippen. Dat moest zo. Een gift van een vreem de betekent dat er semangat (geest kracht) aan de kampoeng werd toege voegd en daardoor zou het evenwicht worden verstoord, hetgeen kon worden opgeheven met een tegengift. Als mijn vrouw meeging werden wij met statie ontvangen, eens zelfs met geweerschoten in de lucht uit hun voorladers. Die waren toegestaan voor de jacht op wilde varkens en roesa's (herten) en het zwarte kruit in de be kende rode busjes was verkrijgbaar bij de Controleur. We werden dan voor die gelegenheid door de Balian, doekoen of sjaman, begroet met een soort gebed. Met de vleugels van een witte haan werden we bestreken over voeten en handen onder het uitroepen van sa', doea, teloe, ampat, lima, enam, toedjoeoeoeoeh I Dat laatste een octaaf hoger en langgerekt, waar na het gebed of de wens werd uitge sproken. Mijn mantri-verplegers konden zelf standig werken, bloed, ontlasting en urine chemisch en microscopisch on derzoeken op malaria, tbc, wormeieren en nier- of blaasontsteking, zo waren ze door de D.V.G. opgeleid. Ze waren in mijn ressort bovendien polyglotten. Het waren zelfbesturende landschap pen Mempawah en Landak en verder Mandor, waar de oudste Chinese ko lonisatie in Indonesië plaats vond. Bij ons waren het Haka's ook wel Khè's genoemd. De mantri's spraken nood gedwongen allen voldoende van dit dialect, een van hen zelfs vloeiend, maar die was er geboren. In Tamiang. R.ingkat heette hij. Verder werd er het Bahasa gesproken dat daar voertaal is. Hoewel ik met mijn moeder pasar- Maleis sprak, had ik er in het begin erg veel moeite mee maar al doende leert men en na een jaar had ik voor de Chinezen mijn tolk (mijn chauffeur Tet Foek) niet meer nodig en sprak ik bovendien behoorlijk Bahasa. Het Da- jaks was niet te leren want er waren te veel talen die even sterk van elkaar verschilden als Nederlands van Rus sisch. In Mempawah aan de kust was b.v. "een vuist maken" (wat nodig was voor de intraveneuze salversan injec ties tegen framboesia), "Kokot di gan- gap", op de grens van Landak "barè" di akoeb mm", die toonloze M hoort er bij, en op de grens van Serawak bij de Sempatoengers was het "ti' nah". Alleen een plas doen was voor zover ik weet "kemèh", net als het ons zo bekende woord PIS verstaan wordt in Nederland, België, Duitsand en Fran krijk, gewoon een EEG-woord. Eén van mijn eerste moeilijke geschen ken was een kind, een baby, een vroeg geboorte van nauwelijks zes maanden, heel klein en heel schoon. De moeder had mijnworm en een bloedgehalte van nauwelijks 10%. Waarmede men in de Oost bleef doorwerken op een laag pitje in plaats van in de ziektewet te gaan. Mijnworm, ankylostomiasid, was zeer sterk verbreid, volgens een on derzoek 80%. Een een haemoglobine- gehalte van 50% was beslist geen zeld zaamheid. Al gauw wordt dan gezegd: "die luie Inlander". Ze waren alleen maar moe. Al jaren lang. Ik nam het jongetje mee naar huis, want er was in Mempawah alleen een ongetrouwde mantri, Soeratidjo, en geen couveuze. Druppelvoeding met een pipet, op tem peratuur houden met een boelie-boelie. Na een week niet slapen waren we bekaf en brachten we het jongetje sa men naar Pontianak, een afstand van zowat 80 km. Naar het missie-zieken huis. Daar stierf het toch aan stuipen. Hij vergat vaak adem te halen als hij sliep en moest dan met een tikje er weer aan herinnerd worden. Daarna kreeg ik een meisje, een amoy dat ik net ter wereld had helpen bren gen. Van een gegoed Chinees gezin, nog wel met een hele reeks kinderen. Ik weigerde vriendelijk. Dezelfde fami lie werd toevallig ieder jaar gezegend met een nieuwe dochter en bij de der de zei Ma: "Nu weet ik het. U wilt geen soesah met die luiers en zo, maar neemt U nu Uw eerste, die kan al lopen Als ik ze allen had aangenomen bij de geboorte, dan had ik er minstens zeven. Eén er van was een jongen van 12 jaar, waarvan de moeder stierf bij een bevalling, aan shock. Er is in de oeloe, het binnenland, geen mogelijk heid van transfusie, misschien nu wel met plasma. Ik bood aan de jongen, die als waterdrager bij een oom moest werken, naar school te sturen in Mem pawah, waarop ik hem prompt de vol gende dag al, thuis bezorgd kreeg, cadeau I Hij was vol hoop. Het was daar gebruikelijk dat arme Chinese gezinnen (ja die zijn er I) hun dochtertjes van een paar maanden ver kochten, al voor tien gulden! Mijn mantri in Karangan, een Javaan, een van de allereerste verplegers uit mijn loopbaan, vol toewijding en plichts besef, kocht er twee voor zijn kinder loze vrouw. U weet niet hoe gelukkig ze er mee waren. Deze koop-babies worden altijd volledig in het gezin op genomen, vrijwel altijd Maleise gezin nen. Vaak omdat moeder al grote kinderen Begrafenis- en Crematie-Onderneming Opgericht 1924 ROUWKAMERS en ONTVANGKAMERS AIRCONDITIONED Kantoren: Fred. Hendriklaan 7 Den Haag, Tel. 070 - 55 64 27 (3 lijnen) had, er geen meer krijgen kon, en zo graag weer iets wou vertroetelen en verzorgen en groot brengen als een orang Melajoe en Moslim. Ik mocht eens als beloning voor mijn werk, van de Hoofdinspecteur in Ban- djarmasin speciaal uit mijn ressort en voor het ressort, vier mensen naar Batavia sturen voor opleiding: twee vroedvrouwen, een malaria- en een propaganda-mantri. Ik keurde ze samen met mijn vrouw als getuige, want de Maleiers waren daar zeer conserva tief. Ze waren allen even gezond en even knap volgens het schoolhoofd en op advies van mijn vrouw keurden we ze op het aspect van hun ondergoed. De twee a.s. vroedvrouwen waren toe vallig allebei van Chinese afkomst, één was er dochter van een politieagent. Dr. Soesilo, mijn Hoofdinspecteur voor wie ik een geweldig respect had, werd door de Japanners onthoofd. Men moet niet denken dat die Chinese moeders niet van hun kinderen hielden, het zijn gewoon moeders als alle an dere moeders. Ze gaven hun dochters weg opdat ze een betere toekomst zouden krijgen en keken wel degelijk uit aan wie. Die welgestelde Chinees uit Koeala die mij zijn meisje van drie jaar aan bood, zei mij persoonlijk: "Bij ons thuis leert zij koken en wassen (er waren in mijn ressort nauwelijks scho len), bij U wordt ze misschien wel dokter." Misschien kreeg ik van onze lieve Heer als straf voor het niet aannemen van al die kinderen er zelf geen. Zij zouden bij ons natuurlijk allemaal school zijn gegaan, de HBS hebben doorlopen, mogelijk ook kinderarts zijn geworden of wat anders. Nu in Holland wonen of geëmigreerd zijn naar Cana da. In ieder geval zouden ze er beter van af gekomen zijn. Zo jammer, den ken we vaak. Zo jammer voor hen en voor ons. Onze cadeautjes die we weigerden. 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 13