De vlucht naar de vrijheid
(Ml)
Ioq2\
>SZ &A M
Z£E-
i fiep>rX>:
0 cz*Banc/c3
BA A/DA ZTD
4
door Kapitein Lindeboom
In Piroe kregen de vluchtelingen onderdak in de pasanggrahan. De echtgenotes
van de geneesheer-directeur van het ziekenhuisje en van de plaatselijke predi
kant zorgden er voor dat het de mannen aan niets ontbrak. De mannen wilden
van de gedwongen wachttijd gebruik maken om een zeewaardige prauw te kopen
en proviand in te slaan, zoals rijst, ketellah, oebi, uien, houdbare groenten en
gedroogde vis. Zij hadden hun gespaarde soldij bij elkaar gedaan en de gezag
hebber van het binnenlands bestuur had voor een aanvullend bedrag kunnen
zorgen. Een olievat werd gereinigd om als drinkwatertank dienst te doen en
kalebassen werden gehalveerd en in de zon gedroogd om aan boord als bord
en drinknap gebruikt te worden.
Aanvankelijk had men het plan gehad
om naar Java te zeilen, maar toen men
In Piroe vernam dat Java was gevallen,
besloot men, toen de eerste momenten
van verslagenheid voorbij waren, om
te trachten Australië te bereiken.
Van de meester van het plaatselijke
schooltje, mochten zij uit een altlas de
kaart scheuren van het gebied van de
Molukken, Nieuw Guinea en Noord
Australië. Het zakcompasje had de arts
Ouwehand op zijn fouten gecorrigeerd.
Van uit het haventje was de recht
wijzende peiling van de top van de
Batoelola vulkaan bekend en aange
zien ook de plaatselijke "variatie" be
kend was, die immers de fout voor
stelt tussen het magnetische noorden
en het geografische noorden, zou men
nu aan boord van de prauw op een
eenvoudige wijze de "deviatie" kunnen
vaststellen.
Men had een scheepje kunnen kopen
van een meter of acht. Even voor mid
scheeps voerde het een mast en het
zeilde onder een gaffelzeil van een
kluiver. Onder leiding van de dokter
werd de zeilprauw zeeklaar en reis
vaardig gemaakt.
De schepelingen zouden zich als lo
kale vissers voordoen; de meest don
ker getinte lieden van het gezelschap
zouden aan het dek vertoeven als een
Japans schip in zicht gepraaid werd.
Hiervoor hield men sarongs en inheem
se topi's op het dek bij de hand,
evenals visnetten, lijnen en haken,
leder lid van de bemanning kreeg zijn
plaats aangewezen: zij die bij het sig
naleren van een verdacht vaartuig de
wacht aan dek zouden overnemen, en
de anderen die zich met de wapens
in de aanslag dienden te verstoppen.
De mannen waren vastbesloten om
Australië te halen en men zou zich in
geen geval willoos laten afslachten.
Het vertrek uit Piroe
De schotwond van sergeant Heuting
bleek heel slecht te genezen, waar
door de mannen gedwongen waren
hem achter te laten. Die nacht zeilde
men met een aflandige wind de Piroe-
baai uit, waarbij men krap onder de
wal van Tandjong Sisi en Karbobo
bleef.
Nadat men Poeloe Babi gerond had,
koerste de schipper om de Zuid van
wege een ondiepte die daar lag en
en toen men eenmaal Poeloe Kasi
dwars had, verlegde hij de koers naar
het Zuid-Oosten om Straat Ceram aan
te lopen. Door tegenwind waren zij
genoodzaakt te laveren en de schuit
bleek behoorlijk te verlijeren, wanneer
zij zeilde met dwarse wind.
Amahai
Twee dagen later liep men Amahai aan,
dat bezuid-oosten de Elpapoetih baai
ligt. Te Amahai, waar men toen ook
nog geen Japanner had gezien, werden
zij vriendelijk ontvangen. Kleine her
stellingswerkzaamheden konden aan
het tuig worden uitgevoerd, terwijl de
scheepskok, brig. Donders, naar de
pasar toog om verse lombok en tem-
bacco in te slaan.
Op zich zelf, zo als achteraf blijken
zou, een lumineus idee, omdat de zelf
ge-oelekte sambal aan boord de vrij
eentonige maaltijden oppepte en de
bemanning van de nodige vitaminen
voorzag. De tembacco, in platte rollen
in boeloe's verpakt, bleek uitstekend
te roken te zijn. De mannen stopten
er hun pijp mee, of rolden er shagjes
van, waarbij zij het dekblad van de
djagoeng in plaats van een vloeitje
gebruikten. Het was wel even wennen,
want de tabak was zwaarder om te
roken dan de geliefde "zware" van
de weduwe, een merk dat destijds in
héél de Grote Oost verkrijgbaar was.
Ook had men nog beslag kunnen leg
gen op een beperkte voorraad bier en
jenever, zodat men voorlopig de ene
dag recht had op een oorlam en de
andere dag op een pijpje gerstenat.
Onnodig te zeggen dat deze zaken het
moreel aan boord ontegenzeggelijk ten
goede kwamen omdat er nu altijd wel
iets was om verlangend naar uit te
kijken.
In Amahai pikte men ook twee gewon
de Aussies op, die door hun bataljon
waren achtergelaten, omdat zij door
hun verwondingen niet vervoerd kon
den worden. Zij waren nu echter reeds
gedeeltelijk genezen en smeekten om
aan boord te mogen stappen, omdat
zij heel goed begrepen dat een ande
re gelegenheid om van het eiland van
daan te komen, zich niet meer zou
voordoen. Nadat de voorraad water
weer op peil was gebracht en vrien
delijke desabewoners, wat verlegen
lachend, enige levende kippen als
vaarwel geschenk hadden aangeboden,
werd er ontmeerd, de zeilen werden
gehesen en de steven naar het Oosten
gewend.
Men besloot om vrij dicht onder de
kust te blijven, deels omdat men hoop
te dat zij met hun bruin gevlekte zeil
tegen de achtergrond van het Ceram-
se bergland minder zouden afsteken
en deels om het meest baat te hebben
Een deel van de vluchtroute die uiteindelijk in Karumba, op de noordkust van Australië zal
eindigen. Een vlucht over 1600 zeemijlen, terwijl Japanse patrouilleboten naar hun uitkeken.