HET HUWELIJKSBOOTJE Hoofdinspecteur Zeeman'. Geen zeevaarder heeft tot nog toe de lijnen van lengte en breedte op de huwelijkszee getrokken. Balzac Aan het einde van de 19de eeuw had de Dienst der Bebakening en Kustverlich- ting, die een veilige vaart in de wateren van Nederlands Indië mogelijk moest maken, voor het uitvoeren van de daartoe vereiste werkzaamheden de beschik king over twee schepen, die na het gereedkomen van de bouw van de havenkom van Tg. Priok door de Bataviase Havenwerken waren afgestoten. Het waren hopperbarges met een geruime diensttijd, die om- en verbouwd werden en tevens waren herdoopt in 'Sperwer' en 'Cheribon'. Na de eeuwwisseling begon het s.s. 'Cheribon' ouderdomsverschijnselen te vertonen; de huid was slecht; het vaar tuig kon - aldus het Koloniaal Verslag over het dienstjaar 1902 - alleen door het aanbrengen van opzetstukken nog in bruikbare staat worden gehouden. Het voorstel werd gedaan voor de bouw van een nieuw bebakeningsvaar- tuig in Nederland. Natuurlijk moest dit nieuwe schip tevens ingericht zijn voor gastransport. In verband met dit laat ste werd contact opgenomen met de firma Julius Pintsch te Berlijn, leveran cier van de lichtboeien. De kosten van de bouw van dit be- bakeningsvaartuig werden geschat op f 200.000,—, benevens 14.000,— voor de aan te schaffen gasketels, gas- perspompen en pijpleiding; de bouw werd gegund aan P. Smit Jr. te Rotter dam (1903). Het gasruim moest 700 m3 gas (op 1 atmosfeer) bevatten. Verde re technische gegevens: lengte tussen de loodlijnen 42,2 m waterverplaatsing 663 ton machinevermogen 458 IPK diepgang 30 dm snelheid 10,1 zeemijl Het voorstuwingsorgaan was een ver ticale compound-machine, diameter cilinders 0,476 en 0,952 m slaglengte 0,571 m stoomdruk 120 Isb aantal omwentelingen 130 Voor het uitbrengen van dit vaartuig, dat 'Pharus' was gedoopt, werd door de Ned.-Indische Regering een be roep gedaan op de heer N. M. van der Ham, gepensioneerd Gezaghebber bij de Gouvernements Marine. Met beide handen werd dit aanbod aangenomen, want van der Ham was nog te jong (49 jaar) om niets te doen, trouwens hij voelde er niets voor om de laatste levensjaren in het miezerige Nederland te slijten. Hij scheepte zich met echt genote en twee dochters in om op 1 september 1904 Haarlem voor goed 'tabé' te zeggen. De reis werd met een runner-bemanning gemaakt. De jonker aan boord was G. Uljlenburg, die zo juist de Kweekschool voor de Zee vaart te Amsterdam had doorlopen en bestemd was om bij de Gouverne ments Marine in dienst te treden. Bij aankomst te Tg. Priok gaf Gezagvoer der Van der Ham het bevel van het S.S. "Hoofdinspecteur Zeeman" van de Dienst der Bebakening en Kustverlichting op proeftocht in de Nederlandse wateren op 5 juli 1909. schip over aan Gezagvoerder Th. W. Krone, waarna Nicolaas Marinus van der Ham met zijn familie naar Soeka- boemi reed om zich aldaar te vestigen. Kort daarop, in 1906, overleed hij. Met de 'Pharus' had de Dienst der Bebakening en Kustverlichting de be schikking gekregen over een geavan ceerd model bebakeningsvaartuig. De 'Pharus' nam 15 december 1904 de dienst over van het s.s. 'Cheribon', dat te Tg. Priok in conservatie werd ge houden. Bij Gouvernements Besluit van 3 april 1906 werd de Commandant Zeemacht gemachtigd de 'Cheribon' in het openbaar te verkopen. In de praktijk kwamen de bezwaren van het nieuwe vaartuig aan het licht. De werkruimte aan dek, benodigd voor het overvoeren en de verwisseling van de tonnen was te klein en de enkele mast met laadboom stelde een grote beperking van de werkcapaciteit voor. Het schip stuurde slecht. Dit laatste werd enigszins verholpen door het roer te vergroten en een stuurstoom- machine aan te brengen, doch deze reparatie was verre van voldoende. In 1914 werd besloten tot het bijplaatsen van een tweede mast met stoomlier; daarvoor moest de dekruimte en dus het schip in zijn geheel met 10 meter worden verlengd. Deze werkzaamhe den werden in 1915 uitgevoerd op het Marine Etablissement te Soerabaia voor 90.000, In het jaar 1906 werd de Regering ver zocht om op de ontwerpbegroting voor het jaar 1908 fondsen te mogen uit trekken voor een nieuw bebakenings vaartuig ter vervanging van de 'Sper wer'. De verdere levensduur van dit schip werd op niet langer dan twee a drie jaar geschat; de 'Sperwer' was reeds 30 jaar oud. Voorgesteld werd met de indeling van het nieuwe schip over het algemeen het ontwerp van de 'Pharus' te volgen, behoudens de in de praktijk gebleken gebreken. Behal ve de 10 meter grotere lengte moest het nieuwe vaartuig breder zijn dan de 'Pharus' ter voorkoming van te grote rankheid, waaraan de 'Pharus' ook leed. Bij het lichten van een diepwater-licht- boei kwam de 'Pharus' nog al eens onder een te grote helling te liggen, hetgeen gevaar voor beschadiging van de boeien en tonnen op het werk- dek van het schip opleverde. Voorts werd verzocht het schip te voorzien van electrische verlichting, de dynamo aan te drijven door een petroleummotor. Een stoomaanzetma- chine werd nodig geacht met het oog op het veelvuldig en snel manoeuvre ren. De sloepen moesten binnenboord draaibaar geplaatst zijn, waarom toe passing van het Welin's patent voor de sloepdavits werd aanbevolen. Dit nieuwe vaartuig, dat te Amsterdam voor de prijs van 227.240,ge bouwd werd bij de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij, werd in 1909 te water gelaten en gedoopt in 'Hoofdinspecteur Zeeman'. Enige technische gegeven: lengte tussen de loodlijnen 52,7 m breedte 9 m triple expansiemachine, geleverd door de Ned. Fabriek van werktuigen en Spoorwegmateriaal te Amsterdam met een vermogen van 800 IPK kolenberging 120 ton diepgang 33 dm dienstvaart 9'/2 zeemijl gasvoorraad 840 m3 (bij 1 atm) Het uitbrengen van het s.s. 'Hoofd inspecteur Zeeman' naar Indië (Soe rabaia) heeft zo hier en daar zijn merkwaardigheden met zich gebracht. Door het Ministerie van Koloniën werd daartoe contact gezocht met de koop- vaardij-kapitein Johannes Franciscus Wijsmuller. Deze zeeman, die rond de eeuwwisseling in IJmuiden woonde, had als stuurman bij de Koninklijke Paketvaart Maatschappij gevaren, was loods geweest te Soerabaia en Tg. Priok, doch was, geteisterd door ma laria, gedwongen geweest te repa triëren. Wat nu te doen? In het begin van de 20ste eeuw bouw den de Nederlandse werven veel bag- germateriaal met eigen voortstuwing. Een probleem was evenwel het vinden van een bemanning om dit materieel naar een buitenlandse bestemming te varen; het uitbrengen op eigen kracht betaalde zichzelf omdat de kosten voor een sleepboot werden uitgespaard. Jan Wijsmuller zag hier een gat in de markt en hij begon zijn diensten aan te bieden aan potientiële opdracht gevers. Zijn eerste opdracht was van de werf 'Gusto' te Schiedam, op eigen 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 16