TUNAS Trade, Tours Travel International B.V.
r.
-Cö-
385 Beeklaan Telex: 34193 tunas nl.
2562 AZ DEN HAAG Telefoon 070-63 92 27 63 89 94
Uw Indonesië en Verre Oosten reis op de maat van uw beurs en wen
sen gesneden
Agent voor Europa van P.T. TUNAS INDONESIA TOURS TRAVEL Jakarta
kantoren: Medan, Padang, Yogya, Surabaya, Bali, Ujung Pandang, Bandung,
Singapore, Hongkong, USA.
op een lagere school in de v.d. Einde
straat in Den Haag, een houten ge
bouw, terwijl we speelden en meestal
knikkerden op het Frederik Hendrik
plein. Het was toen nog de gewoonte,
dat je als meisje zo'n hele winter een
en dezelfde jurk droeg naar school.
Voor mij was dat een soort matrozen
pakje met een dito baret. Maar mijn
moeder vond dat op een gegeven
moment welletjes en ik kreeg een
nieuwe jurk en een nieuwe hoed, met
namaak vruchtjes erop. Zo moest ik
daar dan ook mee naar school en ik
werd nog gedwongen een paraplu mee
te nemen om die nieuwe spullen tegen
de regen te beschermen. Ik had de
ellende al voorzien en 's morgens kon
ik nog ongemerkt op school komen,
maar toen ik bij het uitgaan stilletjes
wilde verdwijnen, kreeg ik zowat alle
leerlingen joelend achter mij aan en
alles ging tot huis toe mee, zodat de
winkeliers uit de Frederik Hendriklaan
naar buiten kwamen lopen, om te zien
wat er aan de hand was. Ik kwam na
tuurlijk helemaal overstuur thuis en de
volgende dag mocht ik gelukkig weer
in mijn oude plunje en zonder paraplu
naar school. Zo was het in Nederland
in die tijd nog. Zelfs veel later 1920,
kreeg mijn vader de hele straatjeugd
achter zich aan, als hij in een plusfort,
als makkelijk costuum op zijn fiets
reed, en veroorzaakte hij zelfs een
kleine volksoploop voor een café in
Amsterdam, door met een bontmuts
op, voor het raam een kopje koffie te
zitten drinken.
Daar mijn ouders nog een paar maan
den met mijn zusje naar Duitsland
gingen en ik door de school niet mee
kon, werd ik voor die tijd in de kost
gedaan bij de familie Cohen Stuart,
een weduwe met 2 zoons, Matzie en
Katzie, en een dochter die toen gou
vernante was van Prinses Juliana. Ik
was een verwend Indisch kind en lust
te b.v. geen bruin brood. Daar de hele
familie C.S. dagelijks bruin brood at,
werd er voor mij bedongen, dat ik wit
brood zou krijgen. Dat was natuurlijk
niet leuk voor de andere kinderen en
vooral niet voor Mevr. C.S. En zo
bood zij mij 5ct extra zakgeld per week
aan (ik kreeg al 5 ct per week) als ik
ook bruin brood wilde eten. En dat deed
ik dan maar. Die centen werden onmid
dellijk omgezet in knoopjesdrop. Bij de
drogist kon je op z'n minst voor 5 ct.
terecht, maar bij de kruidenier al voor
één cent. Je ruilde die dropjes dan ook
wel voor knikkers of voor kroontjes
pennen.
Na dit verblijf van 6 mnd. gingen we
weer terug naar Indië. Nu niet meer
naar Semarang maar naar Batavia,
waar we kwamen te wonen in het Kra-
matpark, het einde van de Kramatlaan,
een zijstraat van Kramat. Dit was een
mooi woongedeelte, met net als in de
volgende zijstraat, laan Wichert, ver
diepingshuizen met flinke tuinen er om
heen. De weg liep dood op de Tjili-
woeng en aan de overkant had je de
Opium fabriek, die je alleen merkte als
de machines 's avonds om 7 uur op
hielden. Het Kramatpark was geheel
beplant met flamboyant bomen en als
die in bloei stonden, leek het wel een
Japanse sprookjestuin.
De weg voor het huis werd schuin af
gesneden door de kali, zodat het huis
voor ons, waar toentertijd de familie
Noordhoek Hegt woonde het laatste
was aan die kant, terwijl de weg aan
onze kant nog drie huizen verder liep.
Ook in dit huis Kramatpark 13 beleef
de ik een deel van mijn gelukkige
Indische jeugd. Ik moet zowat tien en
mijn zusje twee jaar geweest zijn,
want Ilse of Bibi liep nog in een popo
(luier). Dat weet ik omdat bij aankomst
in het nieuwe huis, ze plotseling ver
dwenen was, terwijl niemand het ge
merkt had. Totdat er toevallig een toe-
kang boewa aankwam met het kind op
sleeptouw. Ze had alleen nog haar
korte hemdje aan, de luier was los
gegaan en die sleepte ze aan een punt
met zich mee. Zo had de toekang
boewa haar in de buurt van Kramat
gevonden.
Ik kwam eerst op de Tjikinischool en
later omdat ik thuis zo ondeugend was
en om manieren te leren zoals mijn
moeder zei, op kostschool in het Grote
Klooster op Noordwijk. Maar hoewel
ik daar een zeer strenge zuster Mère
Virginie als klasse onderwijzeres
kreeg, bleek het onbegonnen werk om
mij te temmen. Mère Virginie, van zich
zelf Mimi v. Heutsz, was nog een fa
milielid van de bekende Atjehstrijder
Generaal v. Heutsz. Ze had samen met
mijn moeder en een van haar zusters
voor de hoofdakte gestudeerd en door
deze relatie ontstond mijn vrijheids
beperking. Ik liep een paar keer weg
en werd dan, o wat een smaad, weer
teruggebracht. Gelukkig duurde deze
nare tijd niet lang, want ik deed met
goed gevolg examen voor de HBS en
kwam toen op de K.W. Ill school. Ik
had in die tijd weer een rijpaardje, nu
een vurige Batakker, eigenlijk voor de
bendy bestemd, maar die ik me dade
lijk min of meer had toegeëigend, om
's middags met de jongens in de buurt
Indiaantje te spelen. Daar ik eerst nog
geen zadel had, ging dat op de blote
rug van het paard, terwijl we ons met
flamboyant takken tooiden als de z.g.
Indianenveren. Ik was door het paard
natuurlijk de hoofdman, dwepend met
de Karl May boeken in die tijd. Daar
om heette mijn paard ook lltschi, naar
Winnetou's hengst. Ik was ook altijd
in de circussen te vinden en deed
soms zelfs mee met de oefeningen op
het ongezadelde paard, met een riem
en touw aan een soort draaiende galg
bevestigd. Thuis hield ik ook circus
vertoningen, waarbij onze zwarte kat
ten één met een lange en één met een
korte staart, in vogelkooien als zwarte
panters fungeerden, mijn hond door
brandende hoepels moest springen en
de Batakker moest knielen, liggen,
voltes maken, enz., in een soort ring
op een van de grasveldjes voor ons
huis. Het meisje van de overburen,
Elvira Noordhoek Hegt, was dan mijn
helpster en moest ook voor clown spe
len, waarbij ze dan net als in het cir
cus, met een aan het einde vele malen
gespleten bamboe, min of meer werd
afgerost, zodat Pa N.H. soms veront
waardigd zijn dochter kwam terugha
len. De kinderen uit de buurt waren
mijn toeschouwers en ook soms mijn
ouders, die van een afstand aan de
theetafel 's middags zaten toe te kij
ken. De Batakker was, zoals de mees
te Indische paarden, geen gemakkelijk
dier. Ik had hem al ongeschikt voor de
bendy gemaakt, door hem te leren
"groeten", d.w.z. recht op de achter
benen te staan, wat hij toen ook voor
de wagen ging doen.
Maar op een middag, teen ik hem weer
met het zweepje tikkend op een voor
been op de knieën wou laten zakken,
sprong het dier eensklaps op, greep
mij bij mijn schouder en sleurde mij
mee naar achteren naar de stallen. Ge
lukkig vlogen Pa en Ma mij onmiddel
lijk te hulp, kregen het paard te pak
ken, waarbij mijn vader zijn neus om
draaide en mijn moeder met haar vuis
ten tegen zijn ogen sloeg, zodat hij
gedwongen werd mij los te laten. Maar
nog heel lang daarna heb ik met de
afdrukken van zijn tanden rondgelo
pen. Op diezelfde Batakker, maar ik
had er inmiddels wel een zadel voor
gekregen, maakte ik, 12 jaar oud,
in mijn eentje hele lange tochten in de
omgeving, door de kampongs en de
palatuinen in de buurt. Wat was alles
toch nog makkelijk en veilig I
(slot volgt)
16