kajuit in het midden was versierd met bloemslingers en aan drie zijden met krees, bamboe rolgordijnen, afgesloten om de felle hitte tegen te houden. De loopplank had zelfs een railing, waar aan Aardeman zich dankbaar vasthield, toen hij op de prauw stapte. De Pa- sirah, (het Margahoofd) en de Kria van de eerste doesoen, die bezocht zou worden, wachtten hem op. Ook de Kria's van de twee nabij gelegen dor pen waren hier verzameld. Zij hadden allen hun beste pakjes aangetrokken, een gesteven djas toetoep met zilve ren knopen. Op het hoofd van de Pasirah prijkte een gouden koepiah. Zijn wandelstok met zilveren knop met het Nederlandse wapen hanteerde hij met zwier. De twee Kria's, eveneens deftig gekleed, begroette Aardeman met eerbied. En daar gingen zij dan. De boorden langs de rivier waren we lig groen in vele tinten. Daar groeiden enorme Rengasbomen van 2 3 meter omvang. Op sommige stukken van de rivier voeren zij door een tunnel van groen als de boomtoppen elkaar raak ten. Aardeman voer langs een woest paradijs vol vogels en beesten en bloemen en bomen in de meest ver scheiden scheppingen van vorm en kleur. De zon scheen met glinsterende reflexen op het water, waartegen Aar deman zijn ogen dicht kneep. Zo nu en dan schoot er een V-Vorm over de oppervlakte. Krokodillen? Aardeman troonde zwijgzaam onder zijn balda kijn. Het eentonige tikken van de rie men tegen de boorden van de prauw maakte hem slaperig. Voor hem zaten de Inlandse ambte naren, de Pasirah met zijn gouden koepiah en de Kria's op lage krukjes. Hun koepiah's hadden een brede gou den band als teken van hun waardig heid. Zo waren rang en stand te zien aan hun hoofddeksel. De kleinste rand werd door een Penggawa (wijkhoofd) gedragen. Alle doesoens hadden één of meer wijkhoofden, Penggawa's in overeenstemming met het zielental. Ook het waarnemend Marga-hoofd, de Pembarap, had een gouden koepiah, maar onder de gouden bol was een ongeborduurde ruimte. Na een uur roeien bereikten zij de eerste doesoen. Hier zouden de vier roeiers afgelost worden door vier an deren, die deze arbeid in gemeente dienst verrichtten. Het was een hele hijs in de gloeiende zon en Aardeman rook hun bezwete lijven en zag de ruggen glinsteren. Hij knikte hen als dank toe toen hij de prauw verliet en het beschaduwde pad opstapte. Hij werd opgewacht door drie keurig ge klede Palembangers, die hem voor gingen op het schoongeveegde doe- soenpad naar het huis van de Kria. Onder een afdak zaten daar een der tigtal doesoengenoten. Ook zij waren in hun beste plunje uitgedost. Het ging er vrolijk toe. Aardeman kreeg jonge klappers aangeboden, die door zijn oppas werden aangesneden. Eerst een stuk van de groene dikke schil, zodat het oog van de klapper zichtbaar werd en dan werd voor zijn ogen de klapper doorgeprikt. Aarde man watertandde toen hij het vocht rook, zoet en een ietsje moesserend. Het vereiste grote geoefendheid het zoetige vocht met achterover gebogen hoofd zonder te morsen op te slurpen. Zijn oppas kliefde daarop de klapper, waarin het witte zachte vruchtvlees zat. Een tractatie Aardeman weiger de het zoete gebak. Om hem heen gonzende stemmen en hier en daar een lach. Men at smakelijk van de versnaperingen. Het was feest. Een half uur later zat hij alweer onder zijn baldakijn. Het was 10 uur. De zon brandde nu fel. De tocht ging door het beboste land verder naar de tweede doesoen, waar zij omtrent het middag uur aankwamen. Overal werd Aarde man, begeleid door Kria's en oudsten van het dorp, hoofs begroet. De be lastingaanslag werd door de Mantri Belasting voorgelezen. Bezwaren wer den nauwelijks geopperd. Overal heer ste er een feestelijke stemming. Aarde- man's witte uniform raakte aardig uit de plooi en zijn witte gekalkte schoe nen waren grijs van stof en modder geworden. De bloemen aan de palen van de kajuit lieten hun kelken hangen. Het liep al tegen de avond, toen ein delijk de derde doesoen in zicht kwam, waar Aardeman zou overnachten. In de verte was gejoel en geroezemoes hoorbaar. Dat was een verrassing van de Pasirah (het Marga-hoofd) en van de Kria's de drie doesoenhoofden, die hem vergezelden, namelijk de hoofden van de andere dorpen die de belas tingaanslag hadden aangehoord. Plot seling klonk een oorverdovend geknal uit de bomen aan de oever. Vuurwerk en voetzoekers werden ter ere van Aardeman afgestoken. Het sein, dat de Gezagsdrager in aantocht was Alsof dat meteen een startschot was, schoten ineens van alle kanten uit de kreken langs de rivieroever versierde prauwen tevoorschijn, die de rivier opvoeren en met veel gegil en aan moedigende kreten een ware race naar de doesoen hielden. Aardeman keek zijn ogen uit en werd helemaal wakker. De Pasirah legde uit, dat het nog 4 rantau's varen was naar het dorp De afstanden op de rivier wer den in rantau's 1 km) uitgedrukt, "nog zoveel bochten varen" letterlijk. Het geknal onderstreepte de feest stemming en aan Aardeman's vrolijke gezicht was te zien, dat hij zich ver maakte. Zijn anders zo rustige ogen glommen van plezier. Om de bocht kwam de steiger van het dorp in zicht. Een bonte menigte had zich daar verzameld. Er stond een ont vangstcomité gereed: enkele Palem bangers in hun beste baadjes. In een boom aan de waterkant hingen boe- daks als rijpe doerians aan de takken, al snaterend en lachend. Toen de boot tegen de steiger stootte, verstomde het gejoel prompt. Alleen het geruis in de bomen was te horen en een ge smoord gelach. Het was een plechtig moment. De Kria in de boot gaf een teken. Eén van de Penggawa's stapte aan boord, zodat de prauw begon te wie belen. Vanaf zijn zetel onder het bal dakijn reikte Aardeman de Penggawa de hand. Het was een oude man met een gerimpeld gelaat. Op zijn donkere hoofd prijkte een bamboe hoofddeksel, versierd met een gouden band van zo'n 3 cm breed, die zijn rang aangaf. Een zwart jasje, een geruite sarong om de heup geslagen met daaronder een wit te broek, voltooiden zijn kleding. Ondersteund door de Kria en de Penggawa, alsof Aardeman een oude man was, werd hij op de planken steiger geholpen. Dit eerbetoon gold de "oudere", zoals Aardeman, on danks zijn 24 jaar, in hun ogen ook (lees verder volgende pagina) Meisjes in feestkledij in een Palembangse doesoen ter verwelkoming van de controleur op tournee. 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 15