BIJ DE VOORPLAAT
WOUT DOEVE, INDISCHMAN
"Een afscheid" zou ik er gewoonte getrouw en met loden vingers achter moeten
typen. Maar afscheid betekent ook "mourir un peu" en dat hoort niet bij onze
relatie tot Wout. Wout Doeve zal net als zijn beroemde naamgenoot als een
begrip voor de Indische gemeenschap blijven voortleven. Een begrip voor be
hulpzaamheid, creativiteit, artisticiteit. Maar vooral van DOEN Wout was een
man van de daad. Praten kon hij, maar na zijn laatste woord stond hij altijd op
om "de daad bij het woord te voegen". Mensen die hun hele leven gedaan
hebben, mis je het meest.
Precies zeven weken heeft Wout ons
als bureau-redacteur kunnen helpen.
Ik kon m'n geluk niet op: iemand die
kon schrijven, redigeren, tekenen en
corresponderen. En bovendien in zo
veel geïnteresseerd was, dat je over
alles met hem van gedachten kon wis
selen. Nauwelijks een week zat hij aan
het bureau tegenover me, of hij had
zijn werk schematisch ingedeeld, alle
stukken geordend. Van de weeromstuit
kreeg ik zelf de onbedaarlijke lust ook
iets aan mijn systeemloze papiermassa
te doen, maar het bleef door gebrek
aan tijd bij een verlangen. Misschien,
misschien als Wout langer bij Moesson
had kunnen blijven, waren we samen
uit de achterstand gekomen, die ik nu
wel ten eeuwige dage zal blijven hou
den. We zouden dit doen en dat en
daarna dat.
"Ik ben iemand van de gulden midden
weg," zei Wout de eerste dag op de
redactie. Het kwam meer als een
mededeling dan als een waarschuwing.
"De gulden middenweg leidt nergens
heen," zei ik en dat klonk misschien
wel als een waarschuwing.
Overigens kon Wout in onze gesprek
ken over zaken die ons hoog zaten,
net zo fel uitpakken. We hebben ook
heel wat afgelachen.
Het was een genot hem bezig te zien
met tekenen, iets dat hij geloof ik nog
liever deed dan schrijven. Die speci
fieke Indische vingers, de manier waar
op hij gesticuleerde, zijn keurige, iet
wat geaffecteerde Nederlands waar
mee hij een volkomen Indische ge-
dachtengang kon uitdrukken.
Wout Doeve, de man die er altijd was
(R. L. Mellema)
Op 18 oktober j.l. overleed Wouter
Doeve die wij in december 1981 met
zoveel blijdschap en goede verwach
tingen in onze redactie opnamen.
Over zichzelf schreef Doeve in het
nummer van 15 november '81.
Deze prachtige voorplaat dragen wij
in stilte aan hem op: de waringin als
symbool van Wijsheid en Berusting,
de pisang als symbool van Leven en
Vernieuwing, elementen die het be
staan van elk wezen van geboorte
tot de dood beheersen.
De foto's van Doeve werden ge
maakt door Johan Ghijsels begin van
dit jaar tijdens een interview. De
laatste waarop we hem zien, zoals
we ons hem altijd zullen herinneren.
als je hem nodig had. Zijn verenigings
werk, zijn organisatietalent, zijn mede
leven met alles wat de moeite waard
was, de zachtmoedige Indischman met
het warme hart en het heldere verstand.
Ik herinner me opeens weer de eerste
ontmoeting met Wout. Dat was eind
'59, ergens in Baarn of Zeist. Een
avond voor gerepatrieerden waar Tja-
lie een causerie voor zou houden. "Er
is een goochelaar", zei Tjalie en ik
nam me voor dan maar een ommetje
te maken, want als ik ergens niet tegen
kan, dan is het goochelen, of het moet
wel iets verschrikkelijk goeds zijn. De
goochelaar die werd aangekondigd was
een slanke Indischman in smoking. Mijn
nieuwsgierigheid werd beloond met een
half uurtje knappe goochelkunst, ge
bracht op een onverholen Indische
toon. "Dat is Wout Doeve," zei Tjalie,
"aardige kerel, journalist geweest I"
67 Jaar is te kort om alles af te maken
wat Wout Doeve in zijn hoofd had. Hij
had nog een boek willen schrijven over
de Indische Nederlander, een toneel
stuk. Hij had zich nog voor zo veel
projecten willen inspannen. Tegenslag
of geluk, hij maakte af waar hij aan
bezig was. Toen zijn eerste vrouw plot
seling zo tragisch overleed, zette Wout
er zich met bewonderenswaardige
moed overheen en bleef meehelpen bij
de organisatie van ons jubileum (1977).
Met zijn jonge dochter Brenda bleef
zijn huishoudentje overeind. Het geluk
kwam terug met de lieve Ellen die zijn
zware taken overnam en zijn trouwe ka
meraad bleef tot die laatste droeve dag.
De grote Batavia-reünie in september
waar hij als anak-Betawie en oud KW-
lll-er zo naar had uitgekeken kon hij
niet meemaken. Wel presteerde Wout
het vanaf zijn ziekbed de bijzondere
reünie-krant in elkaar te zetten.
Eigenlijk heb ik nooit afscheid geno
men van Wout. Zijn pijp ligt nog in de
asbak op zijn bureau, zijn vergroot
glas, zijn tekenmateriaal, hij zal het
allemaal niet meer gebruiken.
Goede mensen leven voort in de goe
de dingen die zij presteerden. So long
Indischman L.D.