NATUURLIEFHEBBERS OP DE ONDERNEMING Wie zo in de voorspoedige jaren 20 tot 29 van deze eeuw, gedurende de droge tijd, in de namiddag in het Siantarse een heuvel beklom, kon op vele plaatsen aan de horizon rookkolommen zien opstijgen. Op grote schaal werd oerbos ge kapt, de goede kwaliteiten hout werden tot timmerhout verzaagd, of waar bruik baar tot brandhout verwerkt. Van de overblijvende stammen en takken werden zoveel mogelijk stapels gemaakt en die werden in brand gestoken. Om natuur beschermers reeds terstond gerust te stellen: de vrijkomende grond werd be plant met kruipende grond-beschermers, opdat de felle tropenzon zo weinig mogelijk kwaad kon doen aan de dunne humuslaag en bovenal om bij zware regenval erosie de pas af te snijden. Zo kwamen jaarlijks grote arealen maag delijke grond beschikbaar, die dan in de eerstvolgende regentijd beplant werden met hevea (rubber), oliepalmen, thee, agave e.a. gewassen. Nu deed zich in het Siantarse (gewest Simeloengoen) bij het boskappen een speciale moeilijkheid voor, in die zin dat een bijzondere boom van grote afme tingen, hoogte tot rond 80 meter, door zijn abnormale hardheid met geen bijl, hoe zwaar ook, was om te kappen. De inheemse (Tobanese) naam was toealang, de wetenschappelijke Koompassia, een naam, die in vele werken over de bomen van onze aarde niet voorkomt. In enkele grote encyclopedieën komt de naam Koompassia wel voor, zij het met een korte beschrijving van de eigenschappen. Na alle bovenbeschreven ontginnings werkzaamheden, bleven derhalve de toealangs als eenzame reuzen met prachtige, lichtgrijze, gladde stam staan, waaraan geen takken meer voorkwamen, met boven op de boom een doorzichtige kruin. Aangezien om kappen onmogelijk was, bleef het op branden van de voet der bomen de enige oplossing. De boom stond met brede schachtwortels in de grond. Tussen de schilden van de voet wer den takken en los hout opgestapeld en in brand gestoken. Na zekere tijd was de voet door brand verwoest en viel de boom met een enorme dreun om. Soms deed zich de bijzondere omstan digheid voor, dat het opbranden in wendig in de kern van de boom plaats vond. 's Avonds thuiszittend op de voorgalerij, was het een machtig schouwspel om die gloeiende pijp, met openingen op verschillende hoogten, waaruit vuur naar buiten spoot, plot seling met een zware klap te zien omvallen, waarbij in een ruime kring rond de stam een vonkenregen ont stond, die een vergelijking met een exotisch vuurwerk, zoals we dat bij feestelijke gebeurtenissen kennen, ruimschoots kon doorstaan. Vóór het opbranden der toealangs ver toonde het beeld der ontginning een uitgestrekt areaal bedekt met stobben van gekapt oerwoud, enkele meters hoog, die de indruk maakten van een kerkhof en verspreid daar boven uit stekend, op afstanden van enkele hon derden meters uit elkaar, de machtige, gladde, lichtgrijze stammen van de toealangs. Op de middelbare scholen van het vóóroorlogse Indië werd een plant- kundeboek gebruikt, geschreven door Boedijn en Kuperus. In dat boek komt een afbeelding voor van een laan in de beroemde plantentuin te Buitenzorg. Aan het einde van de laan staan drie toealangs, welke vermoedelijk als jon ge exemplaren naar Java zijn gebracht. Voorzover mijn informaties strekken, was de toealang een typische Oost kust-boom. In bepaalde, bij de ontgin ning gespaarde ravijnen, zullen nog wel enkele exemplaren te vinden zijn. Nu deed zich in die ontginningstijd het bijzondere feit voor dat van toealang tot toealang, enkele neushoornvogels (rangkoks) hun weg zochten. Zo'n vlie gende rangkok in de hoge lucht was een machtig gezicht, vergezeld van een bijzonder geluid. Met hun vleugels maakten ze een duidelijk klapwiekend geluid en trokken daardoor onze aan dacht. Ik waag het niet het geluid te omschrijven door vergelijking met een ander bestaand lawaai, doch een en cyclopedie vergeleek het met het ge luid van een oude amechtige stoom machine en dan geef ik mijn poging maar op. In onze moderne tijd worden allerlei natuurverschijnselen kant en klaar door de televisie ons voorgelepeld en we hebben alleen maar te slikken. Docu mentaires als "Dieren in India", "Vo gels in Spanje" etc. zijn vervaardigd door vakmensen van de filmindustrie, onder de begeleiding van biologen. De resultaten zijn vaak verbijsterend en het laat zich nauwelijks gissen hoeveel geduld en kosten hieraan ten grond slag zijn gelegd. Onder onze collega-planters kwamen enkele uitgesproken natuurliefhebbers voor en wel in een dusdanige vorm dat ik hun aktiviteiten met de kwalifi- katie "hobby" te weinig eer aan doe. Mijn gedachten gaan dan uit naar twee topfiguren, mensen, die ik jaren van nabij heb kunnen volgen. Eén van hen kon, in gezelschap bijeen- zittend, uit een dichtgeknoopt katoenen zakje, na enig grabbelen naar de in houd, een slang te voorschijn halen, die volgens hem onze bijzondere aan dacht verdiende. Een recente aanwinst, die niet gevaarlijk zou zijn. Met hem in zijn auto meerijdend kon het gebeu ren dat hij het dashboard-kastje open de. en een slang naar buiten kroop, de vrijheid tegemoet. Die had hij dan er gens gevangen en bij gebrek aan beter opbergmateriaal in het autokastje ge stopt, om bij thuiskomst het dier een betere acommodatie te verlenen. Collega's beweerden dat je met de auto achter hem rijdend altijd extra op je hoede moest zijn, want als hij iets van zijn gading zag, zowel op de weg als in de berm, remde hij terstond. Wat de natuur betreft waren man en vrouw aan elkaar gewaagd, zij waren kin deren van "het" land en na de alge mene verdrijvingen van het jaar '58, volgens mijn informaties, naar het zui den van de Verenigde Staten vertrok ken. Het waren geen mensen voor sneeuw en ijs. In de Londense wijk Kensington staat aan de Cromwell Road een museum voor Natural History. Bij een bezoek, dat ik enkele jaren geleden aan dit museum bracht, werd mijn oog getrof fen door een bord, waarop vermeld stond: De schoolbanken zijn niet de enige gelegenheid in deze wereld, waar de mens iets leren kan. Mijn beide prototypen waren weten schappelijk begaafd, natura docet, de natuur had hen onderricht, ze stonden er voor open. Sommige mensen zijn behept met een aangeboren kleuren blindheid, hun gezichtszintuig is der halve beneden de algemene norm. Zou het kunnen, dat enkele mensen boven de algemene norm uitsteken en daardoor "open" oog hebben voor de rijkdom der natuur? En nu dan mijn tweede oud-collega, die ik op het oog heb. Bescheidenheid verbiedt me zijn naam hier te vermel den, toch kan ik hier niet ontkomen aan het noemen van een gefingeerde naam en om alle Jansens niet op de tenen te gaan staan, blijf ik bij "Van Putten". Vele lezers en lezeressen zul len mijn verhaal lezend, wel weten wie schuil gaat onder de naam Van Putten. De rangkoks (neushoornvogels), waar over in het begin van dit verhaal ge sproken werd, hadden zo'n veertig jaar geleden hun broedgewoonten nog als een geheim kunnen bewaren. Doch dan verschijnt Van Putten op het toneel. Ergens in een bos, niet ver van Prapat, 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 18