Herinneringen van een scheepswerktuigkundige DE EERSTE REIS Zomer 1950. Ik had net mijn opleiding aan do Kweekschool voor Scheeps- werktuigkundigen aan de Overtoom te Amsterdam met succes afgerond, (tegenwoordig Hogere Zeevaart school) en was op zoek naar een baantje als machinist op één van de Nederlandse schepen. Iets dat ge makkelijker gezegd dan gedaan is, want ook in die tijd lagen de jobs niet voor het oprapen. Om lange wachttijden te voorkomen besloot ik niet schriftelijk te solliciteren, maar zoals dat heet "de boer op te gaan". Op de gedenkwaardige ochtend van 12 juli 1950 stak ik m'n cijferlijst, di ploma en wat dies meer zij, in m'n binnenzak en ging met de bus naar de Oostelijke Handelskade waar een aantal scheepvaartmaatschappijen ge vestigd waren. De eerste waar ik bin nenstapte was de "Klompenlloyd" zo geheten in de volksmond, (de juiste naam is me ontschoten) die in het be zit was van een aantal coasters van pakweg hooguit 1.000 ton deadweight, voor de kustvaart naar Engeland, Ier land, Schotland en de Scandinavische landen. Deze maatschappij had nie mand nodig; gelukkig maar bleek ach teraf. De 2de maatschappij, ik dacht de Ver enigde Nederlandse Scheepvaartmaat schappij maar ik weet 't niet meer zeker, had ook niemand nodig. Bij de 3de, de N.V. tot voortzetting van de Koninklijke Hollandse Lloyd wilde de portier me niet eens toelaten tot personeelszaken, "we hebben niemand nodig". Toen ik hem zo vriendelijk mogelijk uitgelegd had dat ik een technische opleiding genoten had en naar een funktie als machinist solliciteerde, ver anderde de bewuste man tot mijn grootste verbazing als een blad aan de boom. Met de grootst mogelijke vriendelijkheid en voorkomendheid be geleidde hij mij het portieshuisje uit en legde me omstandig uit waar ik moest wezen, nl. op het kantoor van de Chef van de Technische Dienst. Ik begreep er op dat ogenblik niets van. Maar goed, ik stapte het gebouw bin nen, eerste étage, tweede deur rechts stond een naambordje Chef Tech nische Dienst met daaroner de opmer king "gelieve te wachten als het rode lichtje brandt". Nou het rode lichtje brandde, dus nam ik plaats op een bank tegenover die deur. Ik hoorde wel verhitte en opgewonden stemmen klinken achter die deur, maar ja wist ik veel, alles was even vreemd voor mij op dat ogenblik. Eindelijk ging de deur abrupt open en stapten drie heren van middelbare leeftijd de deur uit. Ze zagen er enigszins opqewonden uit. De voorste heer, die later ook de Chef v.d. T.D. bleek te zijn en dus de meerdere van de twee andere heren, die resp. de 1ste en de 2de machinist waren van één van de turbine-schepen van de maatschappij, zag mij onmiddellijk zit ten en vroeg me bars: "Wat moet jij hier?" Zo ging dat toen Ik stond op en antwoordde hem dat ik kwam solliciteren. Zo, en voor welke funktie wenste meneer (ik was nog geen 22 jaar oud) dan wel in aanmer king te komen, was de sarcastische reaktie. Toen ik hem voor de zoveelste keer die ochtend had uitgelegd dat ik in het bezit was van het diploma van de Kweekschool voor Scheepswerktuig- kundigen, vond er een metamorfose plaats bij deze drie heren. Wat bleek nu het geval te zijn? Bij de wet is nl. vastgelegd dat sche pen met een bepaald tonnage ook een bepaald aantal scheepsofficieren aan boord moeten hebben, bestaande uit de gezagvoerder en een aantal stuurlui en de hoofdwerktuigkundige met een aantal werktuigkundigen. Bij deze maatschappij, die met hun schepen driemaandelijkse reizen maak te naar Brazilië, Uruguay en Argen tinië, ging het om schepen tussen de 6 en 9.000 ton deadweight, waardoor behalve de gezagvoerder, 1e, 2e, 3e, 4e en leerling-stuurman ook een hoofd- wtk, 1e, 2e en 3e wtk., twee 4e en twee assistent wtk's noodzakelijk wa ren. Alle wachten in de machine-kamer dienden door twee wtk's gezamenlijk gelopen te worden, 4 uur op en 8 uur af, nog bijgestaan door een olieman en een stoker. Het ging per slot van rekening om een complete turbine en stoomketel-installatie van ruim 2.500 paardekrachten. Voor elke rang had je een bepaald aantal praktijkjaren nodig die afge sloten moest worden met een theore tische cursus en een diploma. Deze korte uiteenzetting is even nodig om een inzicht te krijgen in wat er ge beurd was. Het bleek nl. dat de 2de machinist (die aan boord een soort bedrijfsleider is) zich zo onmogelijk gemaakt had bij z'n ondergeschikte machinisten dat ze al len vanaf de 3de, bij het afmonsteren in Nederland en bloc zeiden; "Bekijk het maar, wij willen niet meer onder hem werken, en als hij toch mee gaat gaan wij niet mee". Dat kon toen schijnbaar ook al M En diezelfde avond moest de boot ver trekken, eerst naar Hamburg voor een korte reis om lading op te halen en daarna naar Brazilië en zo verder naar Argentinië. Een 3de en een 4de wtk. had de maatschappij toevallig beschik baar aan de wal, maar verder niemand anders ook geen assistent-machinist. Ik stond daar eigenlijk op dat ogenblik voor de heren als "een geschenk uit de hemel" zonder dat ik er zelf erg in had. Want eerlijk gezegd werd ik eigenlijk een beetje nerveus van dat eigenaardige gedrag van die volwas sen mannen. "Heb je een monsterboekje?" was de volgende vraag die al veel vriende lijker gesteld werd. Die had ik ook, want om examen te kunnen afleggen heb je een bewijs van de specialist nodig dat je ogen en oren aan bepaal de voorwaarden voldoen en dat moet aangetekend worden in het monster boekje. Dus dat document voorzien van foto had ik ook in mijn bezit. "Kun je vandaag nog weg?" klonk het hierna. Ik dacht dat ik 't Keulen hoor de donderen want ik begreep 't uiter aard nog niet helemaal. "Wat bedoelt U?" was de eerste vraag die ik durfde stellen. "Nou, dat je nu moet gaan monsteren bij de Waterschout, om 3 uur met je spullen aan boord zijn, want om 6 uur vertrekken we naar Hamburg. Dat be doel ik!" antwoordde de Chef v.d. T.D. Ik kon wel een gat in de lucht sprin gen, natuurlijk kon ik a la minuut ver trekken. Dat was ook de bedoeling van mijn persoonlijke sollicitatie; al leen had ik in m'n stoutste dromen niet kunnen verwachten dat het e.e.a. zich zo supersnel zou afwikkelen. Het was inmiddels half 12 geworden, dus mocht ik geen tijd meer verliezen. Na nog even wat formulieren ingevuld te hebben, hoorde ik dat 't salaris 185,per maand zou zijn plus kost en inwoning, uiteraard alleen als je op zee bent. Voor die jaren een boven modaal inkomen, vooral als jonge boe- djang zonder afbetalingsverplichtingen. Van m'n laatste grijpstuivers nam ik een taxi (kon ik me nu permitteren, maar ook vanwege de korte tijd die ik beschikbaar had) naar de Water schout op het Prins Hendrikplein om aan te monsteren, daarna snel naar de Geldersekade voor wat prikken. M'n paspoort was gelukkig ook (nog) niet verlopen en daarna met een rot- vaart naar mijn kosthuis aan de He rengracht, waar ik bij de familie Weijn- schenk in de kost was. Snel m'n uniform, een kostuum en wat andere kleren in een koffer gedropt en gauw afscheid van mijn kostvrouw mevr. Weijnschenk genomen, met de mededeling dat ik over 10 a 14 dagen terug zou zijn om daarna pas aan de grote reis van drie maanden naar Zuid- Amerika te beginnen. Het arme mens wist niet hoe ze 't had; maar hou de kamer wel voor me vast hoor. De huur betaal ik wel als ik terug ben. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 14