Partij in de kamer van het Hollandse Opperhoofd van de loge op Decima. voor de Nederlandse en Portugese kerkdienst beroepen. Hij legde zich met zoveel ijver op de Portugese taal toe, dat hij in 1705, dus na veertien jaar studeren en preken, het Neder lands zo zeer vergeten was, dat hij er niet meer in dorst te prediken. Dit zou voor een geboren Hollander wat vreemd klinken, doch wellicht was ds. Thornton van buitenlandse herkomst, gezien het Engelse karakter van zijn naam. Hij zal dus met de vijf Toepas sen uitmuntend Portugees hebben kun nen praten, terwijl hij voor pater J. B. de Niceta desnoods het Latijn kon ge bruiken. Immers, de stellingen, die hij in 1689 op de Leidse Hogeschool had verdedigd, luidden "De Natura et Ori gine Religionis" (Over de natuur en oorsprong van de godsdienst). Ds. Thornton ging dus waarschijnlijk op hoog bevel aan boord van de jonk eens poolshoogte nemen en kwam daar een en ander te weten over de ver metele plannen van pater Sidoti, waar van blijkbaar gans Manilha destijds vervuld was. Ds. Thornton bracht dit merkwaardige nieuws eerst mondeling, en daarna schriftelijk over aan de Ho ge Regering. Gouverneur-Generaal en Raden heb ben toen in een geheime vergadering ernstig overlegd, wat zij met dit won derlijke nieuws zouden beginnen. Zou den ze een brief daarover aan de Ja panse sjogoen, die zij keizer plachten te noemen, schrijven, of het Neder landse opperhoofd van de factorij De- sjima waarschuwen, en het aan diens beleid overlaten, wat te doen. Na een lang en ernstig beraad werd eindelijk besloten, niets te doen. Im mers, gevreesd werd, dat de wantrou wende Japanners zulk een mededeling ten kwade zouden duiden en mogelijk enige moeilijkheden daarover verwek ken. Zo vertrokken dan op 28 juni 1707 twee schepen naar Japan, mèt het nieuwe opperhoofd Hermanus Men- sing, zonder dat deze ook maar ver moedde, wat hem wellicht boven het hoofd hing. Intussen was pater Sidoti noq lang niet uit Manilha vertrokken. Dit ge schiedde pas tegen het einde van het volgende jaar, 1708. Er werd een schip voor hem uitgerust, dat noordwaarts voer. Bij de Japanse kust praaide men vergeefs een vis sersbootje en ontwaarde, dat aan land seinvuren werden ontstoken. Eindelijk kleedde pater Sidoti zich als samurai, d.w.z. als ridder, met klederen, die hij op Luzon van de Japanners aldaar had gekocht, gordde zich met een Japans zwaard en werd na afscheid van de Spaanse bemanning 's nachts op het eiland Jakushima achtergelaten (na jaar 1708). Hij ontmoette daar een boer, die eerst van de lange gewapende vreemdeling zich een ongeluk schrok, doch later met een paar buren terugkwam. Hij werd naar Satsuma gebracht, waar men met hem enigszins in de maag zat. Vandaar werd echter met de auto riteiten in Nagasaki gecorrespondeerd, waar immers, op het kunstmatige ei landje de Nederlandse factorij gelegen was. Daar zou men wel met de vreem de, niet Japanse verschijning raad we ten. Sidoti werd dus naar Nagasaki overgebracht en daar in verzekerde bewaring gesteld. Het Japans van Si- doto werd immers in het geheel niet begrepen, hetgeen een ervaring is, die meer beginnende Europese Japanolo- gen hebben opgedaan. De bestuurders van Nagasaki besloten daarom de Nederlandse posthouders en hun tol ken te hulp te roepen. Het gevolg was, dat het opperhoofd Gaspar Mansdale en de zijnen tot vier maal toe in de woning van de gouverneur van Nagasaki Figono met de voor Japanners wonderlijke vreem deling werden geconfronteerd. Alle vier keren werd het opperhoofd ver gezeld door de onderkoopman Six, de wondheler Wagemans en de pennisten Lampen en Huische. Het Hollandse gezelschap werd afgehaald door de twee stadsvoogden of gouverneurs Farrima en Figono met een geweldige sleep van Japanners. Het onderhoud had plaats in het huis van de stads voogd Figono. Te voren was de geheimzinnige vreem deling ondervraagd door de opper- tolk Ginnemon, die tot de overtuiging was gekomen, dat hij een Portugese paap was, hetgeen gedeeltelijk klopte De eerste maal, dat een ondervraging zou plaats vinden, ging deze niet door, omdat de priester te vermoeid was. Een bijzondere beleefdheid der Japan ners De eerste ondervraging viel dus op 21 december 1708. Door losse schut sels hadden de Japanners er voor ge zorgd, dat Sidoti en de Hollanders elkaar niet zagen, doch de laatstge noemden mochten wel in de papieren schermen gaatjes prikken, zodat ze daardoor de priester konden opnemen. Zij ontwaarden een lang, mager per soon (heiligen zijn zelden dik), met een bleek en langwerpig aangezicht. Hij had zwart haar en een grote neus. Zijn haar was op de Japanse wijze in een tuit geknipt, maar vrij slordig ge schoren. Bovendien had hij een baard. Hij was gekleed in een Japanse zwart zijden rok, waaronder hij een wit hemd droeg. Om de hals droeg hij een gou den kettinkje, waaraan een redelijk groot kruis van bruin hout hing, waar op een gouden beeldje van de Ge kruisigde prijkte. In de ene hand had hij een paternoster en in de andere twee boeken. Hij was tijdens het ver hoor niet meer geboeid, daarna weer wel. Wat zijn stemming betreft, hij was flauw en lusteloos, liet het hoofd han gen en prevelde soms iets binnens monds. Behalve de twee stadsvoogden was ook de oppertolk aanwezig. De eerste vragen waren in het Portugees ge steld, wat de priester maar slecht ver stond. Ook andere talen werden be proefd. Gevraagd werd naar zijn naam, herkomst, ouderdom enz. Herhaalde lijk noemde Sidoti de naam Roma. Gaandeweg raakte Sidoti op zijn praat stoel, in het Japans, met veel gebaren. Volgens de Japanse tolk sprak hij over Japan en de Roomse godsdienst. Hij noemde allerlei rijken, steden en plaat sen, doch over Holland sprak hij min achtend, schaterde het soms uit: "Ha, ha, ha I" De bewoners waren "Taba- kerri" (bedriegers, leugenaars). Na (lees verder volgende pagina) 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 7