poirrié CHANGI - AIRPORT RECHT 11 Augustus 1982: We naderen Singapore op onze 5de reis naar Indonesië, sinds wij in 1951 repatrieerden. De stem van de piloot echoot door de 747 en iedereen veert op. "We approach Singapore and will land on Changi airport De rest heb ik niet eens meer gehoord. "Changi-airport" 'n Ogenblik denk ik: "Dat kan toch niet, het is toch Kalang-airport. Daar zijn we in 1980 toch nog geland!" Ter gelegenheid van ons gouden huwelijk, gesloten in 1930 te Padang, maakten we met onze 5 kinderen een rondreis over Java en Sumatra. Ze hadden hun geboorteland niet meer gezien sinds 1951 en herinnerden zich voornamelijk kawat, gedèk, Sonai, politionele acties rond Sukabumi. Nu zouden zij het echte Indonesië zien en ze hebben het gezien "Het mooiste geschenk, dat jullie ons hadden kunnen geven", zo noemen zij die reis nog steeds. Maar na een paar jaar keert dat ver langen naar het land, waar we zo ge lukkig waren, terug en zo ook nu weer. "Changi-airport I Dus toch: óns vliegveld, nu een burger-vliegveld. Het duurde lang, voordat ik mij goed rea liseerde, dat het echt waar was. In 1973 maakten mijn vrouw en ik onze eerste terugreis. Ik was voor de 2de keer gepensioneerd en de kinderen hadden hun bestemming gevonden. En ook toen landden we in Singapore, op Kalang-airport. Nauwelijks waren wij in ons hotel, of ik werd opgebeld door iemand, die vroeg, of ik hoofd van de Schakelschool in Padang ge weest was. Op mijn bevestigend ant woord vertelde hij, dat hij via-via van uit Padang gehoord had, dat ik in Singapore zat. Het bleek Dr. Moh. Rasjid Manan te zijn, die in 1929 bij mij op school zat. Het weerzien was ontroerend. Rasjid was Directeur van de Ind. ambassade. Drie dagen reed hij met ons rond en liet alles zien: de stad, de nieuwe wij ken, het hele eiland zowat. Toen zei hij: "Meneer Min, nu weet ik nog een plaats, die U wel graag zult terug zien." En zo kwam ik bij de Changi-jail en het vliegveld terecht. Hij stopte een hon derd meter van het vliegveld en bleef daar wachten met mijn vrouw. Ik liep met een zekere huivering naar de rand van het vliegveld, dat toen een Engel se militaire basis was. Maar voor mij veranderde die uitge strekte vlakte weer in het grote moe ras vol modder en struiken. Alles speelde zich in mijn geest af. Ik zag de colonnes zanddragers van de heu velrug naar het moeras lopen; de brul lende Jappen en de levende karkassen, voortstrompelend door het zand. En ver, aan de overkant, wist ik de beide kerkhoven. Mijn gemoed schoot wer kelijk voldan voelde ik opeens een tik op mijn schouder. "What are you doing here, sir?" Een blozend Engels soldaatje stond achter mij. Voor ik 6 jaar geleden naar Indonesië vertrok omdat mijn man werkzaamhe den kreeg bij projecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking, had ik nooit veel goeds gezegd over de koloniale tijd. Zoals veel links georiën teerde mensen vond ook ik het maar onderdrukking en uitbuiterij. Nu denk ik daar een beetje anders over en ik kan me heel goed voorstel len dat de mensen die hier vroeger gewoond, maar vooral gewérkt (zeg maar gerust gezwoegd, gezweet en geploeterd, letterlijk in het zweet des aanschijns, vechtend tegen malaria, tyfus en het geloof in boze geesten) hebben, zich fout beoordeeld voelen. Alles wat op de huidige dag nóg dege lijk en stevig overeind staat en waar de Indonesiër van nu, plezier van heeft is door de Nederlanders gebouwd of aangelegd. Alles wat daarna is ge bouwd staat praktisch ai weer op in storten. Steeds krijg ik meer bewon dering voor wat die "kolonialen" dan toch maar voor elkaar kregen. En ik niet alleen; ook toeristen blijken tot die ontdekking te komen. 14 Natuurlijk was er onderdrukking en uit buiting, méardat had niks met koloniseren te maken. Elke gemid delde MAVO leerling in Nederland die het boek "Bartje" van Anne de Vries heeft gelezen kan je vertellen dat het in Nederland in die tijd precies net zo was. Bartjes' Lange Jammer is heel goed te vergelijken met de eerste de beste kampong hier. Nee, wel met de eerste, niet met de beste. Bartje had het zeker slechter. Een ieder die een beetje objectief rondkijkt zal tot de conclusie moeten komen: in alle tijden en overal op de wereld is er een groot verschil in arm en rijk en het is geloof ik een natuur wet dat rijk dan arm gaat onderdruk ken. Dat is treurig genoeg, maar ik constateer het als een feit. Als ik hier in de omgeving van Medan al die rubberbomen, oliepalmen en an dere plantages zie, dan krijgen die "Kolonialen' van mij een compliment en dat zij later zo beledigd zijn vind ik een schande. Hopelijk doet het de mensen die hier vroeger gewoond heb ben toch een beetje goed dit eens te horen. H. JELLEMA l "Oh boy, if IAls ik je dat zou moeten vertellen, dan stonden wij hier vanavond nog. Please, leave me alone for a moment." En hij ging, maar ik was abrupt uit mijn overpeinzingen gerukt. Ik sloeg een kruis en bad, mijn ogen ronddwalend over het vliegveld, een "onze vader". Zwijgend zijn wij terug gereden naar de stad. Ik kon niet pra ten, mijn gemoed zat te vol. Augustus 1982 zaten we weer vlak voor de landing in Singapore. De stem van de piloot klonk: "We approach Changi airportetc". Hoorde ik het wel goed? Changi-airport? Ik keek door het raampje. Ik zag enorme ge bouwen, landingsbanen en veel vlieg tuigen. Maar ook de zee en Straat Johore, waardoor ik wist, dat het wer kelijk Changi was. Daar ontdekte ik ook Changi-jail. Maar er was geen tijd voor dromerijen: koffers uit het rek halen, kleine spullen in je handbagage stoppen en uitstappen. Wat een enorme gebouwen, alles even luxueus en groots opgezet. Langs een brede boulevard reden wij naar de stad. Eens kwam ik hierlangs op een vrachtwagen, volgestouwd met afge peigerde krijgsgevangenen, zo van uit het ruim van de vrachtboot "Takuma Maru". Meer dood dan levend En liggend op het zacht verend bed in onze air conditioned slaapkamer dacht ik aan de betonnen vloer van de cel in de Changi-jail. Mijn laatste gedachte die avond was: "We hebben uiteindelijk toch niet voor niets zand gesjouwd." En met die ge dachte ben ik ingeslapen. En eenmaal op Indonesische bodem zag ik weer zoveel moois, zulke vrien delijke mensen en oude vrienden, dat Changi weer naar de achtergrond ver dween. TH. MIN "Hoezo zwart geld

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 14