OOSTHOEKERS IN DE WEST dienen door groepen toeristen een rijst tafel te serveren in de heel bijzondere sfeer van hun oud-Javaanse huizen. De prins en prinses ontvingen ons persoonlijk. "Spreken deze mensen Nederlands?" vroeg Krul luid en ik zag hoe zelfs de Indonesische gids rood werd. Mevrouw van der Stok, gehuld in een heuse sarong en kebaya, om haar vermeende afkomst (in een vroeger leven) van het huis van Mataram te onderstrepen, was zichtbaar opgewonden. Licht hij gend opende ze telkens de mond en dan viel ik koortsachtig in om haar het spreken te beletten. Het huis was prachtig gemeubileerd met ebbehouten meubelen in Louis XV-stijl, in Indonesië vervaardigd. "Twee eeuwen oud", fluisterde de gids, "en alles te koop." Ook de mag nifieke kristallen kronen, de Chinese vazen, het oud-Javaanse houtsnijwerk zou aan de hoogste bieder worden meegegeven. Hoe tragisch Mevrouw van der Stok begon weer "Weet U "Wat hebt U een prachtig meubilair Hoogheid", riep ik zenuwachtig. "Biedermeier", verklaarde Krul, "hebt U waarschijnlijk nog nooit van ge hoord, maar wij noemen dat Bieder meier." "Werkelijk?" murmelde ons gastvrouw- tje beleefd. De pangeran verontschuldigde zich, hij voelde zich niet goed. Zijn vrouw ge leidde ons naar de achtergalerij, waar we aan lage tafeltjes plaats namen op kussens op de grond, onze onwennige Hollandse benen kruisend of als boom stammen voor ons uit stekend. Een stoet van bedienden droeg schalen aan; bij de deur zonken ze op de knieën en werkten zich zo naar ons toe. "Schande!" toeterde Krul, "waar om lopen ze niet gewoon? Ik eis dat U hen laat opstaan "Dat is de adat man," riep Moso, "be moei je er niet mee." "Restant uit de koloniale onderdruk king," zei mevrouw Rook en mevrouw Last brieste: "Laat ze die troep ge woon op tafel zetten, niemand hoeft me te bedienen. Toe schat, doe iets!" Schat trachtte zijn benen uit de knoop te halen. "Opstaan, opstaan," wenkte juffrouw Paff de bedienden. De Vuur vreter zat vertederd naar de jonge Indonesiër te kijken, die hem op zijn knieën de sajor voorhield en schoof hem onder de tafel een pakje sigaret ten toe. "Jullie zijn geschift," riep hij. "Opstand der horden," zei Kwink. Gelukkig nam meneer Oud het woord en legde uit dat volgens Indonesische adat, het hoofd van de lagere niet hoger mocht zijn dan het hoofd van de hoger geplaatste en het was dus een eerbewijs aan de gasten. Bovendien, zei hij, zagen we dat ze allen de hoofddoek ophadden. Wel, bij ons gold het als onbeleefd met een hoed op aan tafel te zitten, stel je nu voor dat men ons wilde dwingen dat toch te doen? Niemand moet een andere cultuur zijn beleefdheidsmaatstaven opdringen. Dat was duidelijke taal en nu konden we in rust van de verruk kelijke rijsttafel genieten. Als we ten minste konden vergeten hoe bloedheet het was (geen a.c.) en hoe smartelijk rug en benen aanvoelden. Het was toch een zéér bijzondere be levenis, een van de hoogtepunten van de reis, en na het eten voegden we ons tevreden weer bij onze gastvrouw in de voorgalerij. Liesje en Kwink werden in Yogyase hofkledij gestoken, hij in een kain pandjang met groot pa rang roesak dessin en kort blauw jasje, dat de kris achter in de gordel toonde, zij in een sarong met sida loehoer mo tief (bloemen, bladeren op lichte ach tergrond) en beeldige kanten kabaja, het haar sierlijk opgemaakt met gouden spelden. Kwinks blikken gleden hun kerend over haar heen, de hare flitsten naar Boetje Moso, die stond te filmen. "Komt geen bal van terecht," verklaar de Krul, die de p. in had dat hij zijn toestel had vergeten. "Het zou mij be ter hebben gestaan dan dat onnozele schaap", bitste Paff. Intussen staarde en staarde mevrouw van der Stok naar haar gastvrouw met schitterende ogen, telkens de mond openend, om dan iets onbenulligs te zeggen. Ik had het niet meer, als ze zich nou toch maar niet onsterfelijk belachelijk ging maken door haar als "mijn zuster van Mataram" aan te spreken, waarmee ze gedreigd had. Het woord Mataram begon een obses sie voor me te worden en ik moest denken aan dat verhaal van Ann Lind bergh als klein meisje, wier moeder eens de beroemde bankier J. P. Mor gan op de thee ontving. Morgan had een enorme rode aardbei van een neus, waar de kleine Ann gefascineerd naar staarde. De hele middag zat de moeder in doodsangst dat het kind er wat van zou zeggen en toen ze Mor gans thee had ingeschonken, zei de moeder- "Meneer Morgan, hoeveel klontjes suiker wilt u in uw neus?" Maar mijn penetentie was haast over, we maakten ons klaar om te vertrek ken. In bloemrijke bewoordingen be dankte ik onze gastvrouw voor haar elegante ontvangst en voor de bijzon dere avond, waarin we de authentieke sfeer van een oud-Javaanse aristocra tische omgeving hadden mogen proe ven. Tot slot wilde ik haar het beste wensen voor de gezondheid van haar echtgenoot en luide zei ik: "Uit naam van de hele groep wens ik U het beste met Mataram I" (wordt vervolgd) Na een reis van 18 uur (I) met de Mutiara-Selatan (nachtexpress), arri veerden we vanuit Surabaya in Ban dung. De vertraging begon vanaf Ban- jar en had waarschijnlijk te maken met de recente uitbarstingen van de Ga- lunggung en een zware regenbui op de dag voor ons vertrek. Gelukkig was Bandung weer "asvrij". Aangezien we slechts enkele dagen voor Bandung hadden uitgetrokken, wilden we pro beren zoveel mogelijk te zien en te proeven. Komende van de bekende Tankuban Prahu krater, streken we neer in het recreatiepark van Ciater met zijn warmwater-zwembaden. Al leen een heel enkele branie waagde het om de bak met water van 42° over te zwemmen, de meesten van ons gezelschap hielden het op wat pootje baden. De waarschuwing van de Di rectie, dat men niet langer dan 30 mi nuten in het water mag vertoeven, lijkt ons dus eigenlijk overbodig, tenzij er mensen bestaan met een "hitteschild" inplaats van een normale huid. Berglucht maakt hongerig, dus wilden we wat eten, maar dan wel iets echt "Sundanees". Het restaurant was ech ter propvol, het was namelijk een feestdag, maar onze gastheer wist wel iets. Vlak voor Lembang draaide hij een onaanzienlijk weggetje in, het ver- wijsbordje hadden we niet eens ge zien, en daar stonden we dan op het parkeerterrein van "Rumah Makan Saung Ranggon Wat ik nu wel weet, is, dat een echte "Parahyangan" rijsttafel met de bijbe horende dranken (bajigur en es tèlèr), bijna of net zo lekker (de meningen waren verdeeld) is, als onze Soto Su- lung en Tahu Kediri. Het leuke was, dat je at in een soort open hutten boven visvijvers (niet amies). Verder kun je er wandelen in een prachtige, grote tuin vol djerukbomen, koffiestrui- ken en bloemen en heb je tevens een mooi uitzicht op de omliggende ber gen. Jammer is, dat het nu alleen nog maar geopend is op zon- en feest dagen, groepen kunnen er echter na afspraak, wél terecht op andere dagen. Maar daar komt verandering in, vol gens de sympathieke eigenares, Mevr. Gunawan Satari. Saung Ranggon hutje op palen. "DUTA GUEST HOUSE" INDONESIA Prawirotaman St. 20, Yogyakarta tel. 5219 Rustig en schoon, alle kamers eigen douche en toilet. Kamerpr. 1983 incl. ontbijt, belasting, be diening, avond gebak, thee. Met fan US 18.25 p.p.; 21.75 en 23.75 twee pers. Met AC. 23,— p.p.; 26.6 en 29,— twee pers. p.d. Lunch en diner (Ind. gerecht.) kan worden be steld. Schrift, reservering 10% korting, wordt vrij afgehaald. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 19