BRIEVEN OVER EEN MANLIJKE WAJANGPOP "TJILAKA"? Daar geloof ik niets van. Het heeft ons beslist geen ongeluk gebracht. "Hij" prijkt al sinds '73 in onze zitkamer naast het kleinste onderdeel van een gamelan, die we uit Bali meebrachten. Misschien is onze wajangpop wel an ders dan andere, omdat we hem eigen lijk tegen onze zin kochten. Dat zit zo. Toen we in 1973 in Bogor op het voor platje van ons hotel wat zaten uit te rusten, verscheen een oud mannetje, nogal haveloos gekleed, met allerlei snuisterijen. We kochten wat om van hem af te zijn. Dat had je gedacht. Uit een smoezelige zak haalde hij een wajangpop en probeerde die met man en macht te verkopen. Het ding zag er niet nieuw uit en we waren echt niet geïnteresseerd. Hij bleef aandringen en vertelde dat het inderdaad een hele oude pop was en dus des te meer reden voor ons het te kopen. Nee, we wilden niet. Naarmate we weigerden, zakte de prijs. Hij bleef maar aan dringen. Het zag er niet naar uit dat we ooit rust zouden krijgen en in wan hoop besloten we de pop dan maar voor een krats te nemen. Toen we hem betaalden, kregen we toch kas sian. Dus gaf ik hem een shirt van mijn man er bij. Dit shirt was geel met zwart geruit, dus nogal opvallend. Het oudje was erg dankbaar hiervoor en liep tevreden het erf af. Maar nu het vervolg. Enige dagen la ter reden we in een totaal ander ge deelte van Bogor rond en plotseling zagen we aan de kant van de weg geel met zwarte ruitenWaarachtig het was "ons" mannetje. Op hetzelfde moment had ook hij ons herkend. Een brede grijns trok over zijn gezicht en wijzend op het shirt, riep hij ons toe: "Soeda paké"! Dat gaf ons een brok in de keel, wer kelijk waar. Toen waren we toch blij de wajangpop van hem gekocht te hebben. En zoals ik zei, er is tot dus ver geen tjilaka van gekomen. Dus, meneer Cohen, wees gerust. P.S. KRONTJONG (II) Ralph Boekholt levert in Moesson van 1 februari 1983 kritiek op een gedeelte van mijn artikel over de krontjongband van de "Indische Club Amsterdam". Dat is zijn goed recht, maar als hij me even had opgebeld met de mededeling dat hij commercieel betrokken was bij de elpee "Schoon ver van jou", dan had ik hem heel snel gerust kunnen stellen. Boekholt koos evenwel een andere methode zodat ik helaas - er is al heibel en onbegrip genoeg in deze wereld - genoodzaakt ben hem op dezelfde (door een publicatie in Moes son) wijze te antwoorden. Ten eerste: ik heb nergens verteld dat de muziek van "Schoon ver van jou" geen krontjong is. Dat kon ik ook niet, omdat ik die elpee nooit gezien, in handen gehad of gehóórd heb. Ten tweede: ik heb de recensie van Wim Henk Bakker uitsluitend en alleen 16 aangehaald om te illustreren dat een ervaren muziekredacteur zich anno 1981 de krontjongband van de I.C.A. nog herinnert als vertolkster van kron- tjongmuziek zoals die nu nergens meer wordt gespeeld. Ten derde: ik schreef: "Op 16 juli 1981 schreefBakkereen artikel over krontjongmuziek waar niet veel op valt af te dingenwat door Boekholt wordt vertaald in "Bakker - die er weinig vanaf weet". - En dat is natuurlijk precies het tegenover gestelde Ten vierde: ik ga rustig door met mijn naspeuringen naar krontjong-tempo doeloe, ondanks de onverwachte te genwind van de Moesson-redactie. KLAAS B. NANNING Voortzetting kloppartij op eigen ach tererf svp - L.D. DE REGENVOGEL "Dat is in Nederland de koekoek" ver telden verschillende lezers me en me vrouw Haafkens wist zich zelfs nog een gedicht te herinneren waarvan de laatste regels luiden: Koekoek, koekoek! Had gezwegen! Onweerhouden straalt de regen grauwe wolkenflarden uit Lach je ons in 't bos nu uit? "KOENGKANG" "Koengkang" is de Soendanese naam van de walang-sangit, het bekende vliegende insekt met de penetrante walgelijke stank als je hem dooddrukt, en dat bij tijd en wijle grote schade kan toebrengen aan de rijstoogst. In (West) Cheribon, waar de taai-ver menging van het Soendanees, Ja vaans, oud Javaans (kawi?) en Maleis diep is doorgedrongen, wordt de naam koengkang gegeven aan een ander vliegend insekt, dat veel lijkt op de walang-sangit, maar wat korter en gedrongener van vorm is, en niet de onaangename penetrante stank verspreidt als laatstgenoemd insekt. De entomologische naam ben ik ver geten, maar het was bekend dat het leeft op en ten koste van het alang-alang gras. Het zuigt uit de bladeren de daarin gevormde voe dingsstoffen, zulks in tegenstelling tot de walang-sangit, die de opzwellende en rijpende rijstkorrel uitzuigt. Als ge volg daarvan lijdt de gastheer-plant een kwijnend bestaan zonder direkt dood te gaan; de bladeren vergelen, enz. enz. Tot een vernietigende plaag groeit dat echter nooit uit, voorzover mij bekend. In de jaren 1925-1930 kwam de be kende suikerrietsoort 2878 P.O.J. ge weldig in opkomst door zijn prachtige eigenschappen van sterkte, resisten tie tegen ziekten, hoog sacharose- gehalte en hoge reinheid der sappen, terwijl de ampas zo n goede brand stof opleverde, dat geen extra-brand stof meer bijgekocht hoefde te worden om de stoom op te leveren voor de suikerbereiding. Helaas bleek het blad van de 2878 P.O.J. een beter kosthuis voor de koengkang te zijn dan het alang-alang blad, waardoor deze beestjes, zij het ook met een fase-verschil in de tijd, en masse naar het nieuwe terrein ver huisden en zich ongelooflijk snel ver menigvuldigden tot enige miljarden alleen al in West-Cheribon; en er was niet tegen te vechten. Het was dan ook niet te verwonderen dat deze sui kerrietsoort, na de snelle opkomst weer spoedig vervangen werd door andere soorten, die beter bestand waren tegen de koengkang-plaag, vooral ook als gevolg van de malaise die na 1930 ontstond, en waarbij ook ik mijn werk in de suiker-industrie op Java beëindigde en dus niet méér kan vertellen. In hoeverre mijn verhaal kan bijdragen tot de oplossing van het "koengkang- spel kan ik helaas niet bevroeden; maar de betekenis van het woord koengkang is tenminste voor een deel opgelost. w p B BANGERT Walang sangit Leptoeorisa. Aan verwant is de Riptortus linearis F. Zou dit de koengkang zijn? (Red. M.) NOG EEN KEER Oude Indo heeft heel wat te vertellen. Een heel leven, een hele geschiedenis kan hij verhalen. Meestal doet hij dat dan ook en op het laatst weet je dat hij in herhaling vervalt en dan luister je niet meer echt, maar oude Indo vertelt door en zegt 'zo was het'. Wat hij dan nog zegt heb je al gehoord, je weet het al. Al, al ge noeg Al voorbij, oudje. We leven nu. Ik weet wel van het huis, de be dienden, de bergen, de jacht, de a- vonden, de kampong, de geesten, de pasar, het werk en al het andere. Maar je hebt het hier toch ook wel goed, je hebt toch alles, waarom dan maar door over vroeger. Weet wel, als met anderen zo gepraat wordt, is gezellig. En dan met eten erbij, iedereen wordt leuk. Je leeft dan weer op en je denkt dat je weer daar bent en het net als vroeger is. Maar je vergist je. Je bent hier en nu. Kan niet blijven terug kij ken. Ik weet wel wat je vertellen wilt, ik heb het al zo vaak gehoord. Je wil vertellen hoe het vroeger was, wat je deed, hoe je was. Eigenlijk vertel je gewoon over jezelf, wie en wat je werkelijk bent. En dat je blijft wie je bent en dat wie jij bent, ook ik ben, al heb ik dan niet dat meegemaakt en gezien wat jij hebt meegemaakt en gezien. Maar wat je vertelt komt me zo bekend voor. Heb jij nu werkelijk alles zelf verteld, of wist ik sommige dingen van mezelf al. Vooruit, vertel het dan nog één keer. Dan zal ik aandachtig luisteren, luisteren naar wat jij zegt. En naar wat ik zeg omdat ik weet en voel wat je bedoelt. p g

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 16