ook des te beter, terwijl we genoten
van de prachtige vergezichten, voor
dat we verder omlaag stortten naar
Tjiandjoer toe.
Op een dag hadden we minder plezier
tijdens die rit naar Tjiandjoer. Weer
per fiets vertrokken we die dag, met
een onervaren vriend. O, o, wat had
die man een moeite bij het klimmen;
terwille van hem moesten we de laat
ste kilometers meer lopen dan fietsen.
We kwamen dus vrij laat in de middag
bij de pas en doken meteen maar snel
de laagte af. Onze vriend, blij dat het
klimmen eindelijk achter de rug was,
reed vooraan, ik zo'n 40 meter achter
hem en daarna mijn broer. We had
den al meteen een flink gangetje, toen
we achter ons een rauw gebrul hoor
den; het was een Japanner die ons
terug riep, daar boven aan de pas.
Onze vriend, hevig geschrokken, stop
te meteen en maakte een kwartslag
rechtsom, zodat hij dwars over de weg
stond. Ik, die eerst omkeek, zag dat te
laat en ramde met volle vaart tegen
zijn fiets aan. Het gevolg was open
wonden aan knie, elleboog, een ver
zwikte enkel en verbogen pedaal. On
ze vriend had echter, wonder boven
wonder, geen letsel opgelopen. Wij
(ik strompelend) dus naar het wacht
huis van die Japanner toe. Het speet
de man in kwestie dat dat moest ge
beuren; hij had ons namelijk terug
geroepen om ons een filmrolletje mee
te geven, ter ontwikkeling, bij een fo
tograaf in Tjipanas, waar we toch
langs moesten Na een paar heilin
kjes, waar ik wel wat moeite had, be
reikten we tenslotte, bij schemering,
Tjiandjoer.
De Zuidkust had ons ook altijd ge
trokken. Zo besloten mijn broer en ik
eens het kustdorpje Tjilaoeteureun,
aan de zuidkust van West-Java, op te
zoeken. Vanuit Bogor bleek dat een
hele fietstrip en bovendien zwaar,
toen we door bergterrein moesten.
Het was ploeteren de hoogte op door
kille en mistige oerwouden. Hoewel
het niet regende waren we doorweekt
van de dauw en we huiverden van de
kou en verlatenheid; zo nu en dan
zagen we wel eens een loetoeng
(zwarte aap). Van de kou hadden we
haast geen gevoel meer in onze han
den en bovendien hadden onze rem-
blokken haast geen vat meer op de
natte en gladde velgen; we schoten
dus niet op bij afdalingen.
Wat later konden we reeds het ge
bulder van de branding horen. Echter,
toen we de kust op reeds zo'n 2 km
genaderd waren (nog steeds niets van
te zien) kregen we te horen dat we
niet verder mochten, orders van de
Jap. Wij natuurlijk zeer teleurgesteld,
die hele afstand en vermoeienissen
voor niets geweest. In dat dorpje kon
den we ook nergens onderdak krijgen
voor de nacht, mits we genoegen wil
den nemen met de enige oude auto
bus, die ze daar hadden. Dat deden
we dus maar, na ons eerst gewassen
te hebben en op verhaal te zijn ge
komen in een eenvoudige warong
nasi. Een bordje rijst met wat lalap
(rauwe groenten), ikan peda, daarna
schijfjes oebi goreng en een flink glas
hete kopi-toebroek deden wonderen.
De Soendanezen hadden bewondering
voor onze moed om door die "leu-
weung" (oerwoud, Soend.) te fietsen,
want volgens hen moesten er nog
"meong-toetoels" (panters) rondzwer
ven en "orai-santja's" (pythons) in
bomen hangen
Weer aan die zuidkust, dit keer aan
de Wijnkoopsbaai (Pelaboean-Ratoe),
hadden we een kennis (fam. Boom)
wonen, waar we wel eens naar toe
fietsten. Hun benijdenswaardige wo
ning stond vrijwel boven op een rots,
vanwaar men een pracht uitzicht had
op de Baai. Na zo'n fietspartij, hele
maal uit Bogor, deed zich een rijst
tafel met versgebakken zeevis des te
'beter smaken. Toen we er weer eens
waren besloot mijn broer nog even
verder te fietsen naar die beruchte
en indrukwekkende zogenaamde Hek
senketel (Karang Hau). Na een poos
Ze maakten
fietstochten
over de hellingen
van de Poentjak
vanuit het veilig strand er naar ge
keken te hebben, kwam hij op het
idee, die branding nu eens van na
derbij te bezichtigen. Zo liepen we
dus één van die rotsachtige uitlopers
af. Golf na golf kwam uit zee aange
rold en spatte vóór ons, verblindend
wit tegen die rotsen bulderend uiteen.
Toen kwam er weer zo één aangerold,
maar deze was toch wel iets hoger,
- zal ook wel zo gaan, dachten we -
afwachten maar. Enkele ogenblikken
daarna werden we, als luciferstokjes,
met kracht door de watermassa op
getild en meters ver naar achter tegen
de scherpe rotsen gesmaktWit
schuimend water overal om ons heen.
Geschrokken en met pijn zocht ik naar
mijn broerik zag hem rechts van
mij - nog net met het water meerollend
als een gedebok pisang (pisangstam)
- hij bleef gelukkig aan rotspunten
hakenGeschokt en bloedend
strompelden we zo snel mogelijk het
strand weer op. Njai Loro Kidoel had
weer toegeslagen
(wordt vervolgd)
Een huis in Bogor, niet het huis waar de familie van Lawick van Pabst gewoond heeft. Wij
hebben deze foto opgenomen om de sfeer die ervan uitgaat, men voelt als het ware de
intense hitte van de middag. Het huis op de foto is Tjikeumeuh no. 80, en is afkomstig uit
de collectie van Dr. Elizabeth Allard, die in 1954 vele huizen in Bogor fotografeerde.
9