ia&ünttt;
ï^stislwainesi
- 4
'^nclióclte
}amiiienamen
(Vervolg: "De strijd om Segeri")
voiking rechtstreeks het gevolg wa
ren van maatregelen van hoger hand.
De indeling in regentschappen hield
vaak geen rekening met adatstructu
ren. Gemeenschappen die zelfstandig
hoorden te blijven werden willekeurig
bij andere regentschappen ingelijfd.
Het gevolg was ontevredenheid bij
de bevolking maar meer nog bij het
hoofdengeslacht dat op deze wijze
gepasseerd werd. Kooreman noemt
een voorbeeld uit het gebied dat ons
bezig houdt, Segeri, namelijk het
sulewatangschap Bonto Bonto Talo
dat lang geleden bij het regentschap
Marang werd ingelijfd. In Kooremans
tijd was de bevolking openlijk in ver
zet tegen de regent.
En van de assistent resident O. M.
Goedhart die in 1920 schreef, ver
nemen we dat onder degenen die op
30 mei 1855 het bestuursetablissement
Segeri overvielen, ook een zekere
Daeng Palawang was, uit het sule-
watang geslacht van Bonto Bonto
Talo Ziehier een bron van ontevre
denheid, gevolg van verkeerd beleid
waaraan de jonge Collot d'Escury
zeker niet debet was.
Het feit dat Daeng Palawang evenals
Daeng Sirua, de sulewatang van Bot-
to, die wij eerder noemden, zich aan
sloten bij Daeng Kalebu komt voort
Uit een andere regel van algemene
geldigheid: wie openlijk in verzet is
trekt als een magneet ontevredenen
aan. In zuid-Celebes wordt dit in de
hand gewerkt door het z.g. volgelin
genstelsel, door Kooreman uitvoerig
beschreven.
De kleine man werd "volgeling" van
een adellijk heer, een ana' karaeng
of anakarung om zodoende bescher
ming te krijgen tegen willekeur. Die
ana karaeng kon de regent zijn maar
ook een ander persoon van hoge
adel. De bewoners van de hoofdplaat
sen die voor het grootste deel van
elders waren gekomen hadden geen
band met een plaatselijk hoofdenge
slacht en beschouwden zich daarom
als to ri kale", "lieden verbonden aan
het lijf", dwz. volgelingen van de con
troleur. Daarom was het gezag' van
de controleur in zijn eigen hoofdplaats
sterk, daarbuiten had hij weinig te
vertellen. Daar was hij helemaal af
hankelijk van de medewerking van de
regent.
Zo was de toestand nog omstreeks
1880 in de "zuid er 'districten" en in
de noorderdistricten zal het niet an
ders geweest zijn. In het verhaal van
Collot d'Escury is alleen sprake van
één volgeling van deze, de handelaar
(vermoedelijk een vreemdeling) Puang
Saëni. Deze was zijn meester trouw
tot in de dood evenals de oppasser
Tjondong en de twee bedienden wier
namen niet vermeld worden.
In de tijd van Kooreman waren er nog
maar zeer weinige, geheel zelfstan
dige, niet adellijke, vrije lieden over.
De band tussen heer en volgeling be
schrijft hij als volgt: "De ana' karaeng
12
IKClSCH PAM1UC ABCH.8F
U A Bitfci.-
door D. A. Visker
De tweede editie van een
uitgebreid register van
Indische familienamen
(plm. 7.000) en bijzonderheden
over hun oorsprong en
ontwikkeling in de laatste
eeuw.
Een boek dat geslachten na
U nog waarde zal hebben.
Prijs 29,50 - Porto ƒ4,25
nam op zich zijn ana' ana's (vol
gelingen) te beveiligen tegen willekeur
van wie dan ook 'en werd hun ver
meend of werkelijk onredht aangedaan,
dan trok hij voor hen partij."
Zo wordt ons duidelijk dat Daeng
Kalebu 'het doden van een van zijn
volgelingen 'in de kampong Botto, in
opdracht van Collot d'Escury volgens
de adat moest wreken.
Nu komen we tot een merkwaardige
verbijzondering van het volgelingen
systeem: een adellijk persoon kon ook
aan het hoofd staan van een aantal
dieven. Kooreman zegt er dit van:
Een beruchte dief, een zg. punggawa
palukka' (hoofd van dieven) heeft een
aantal dieven tot volgelingen en wordt
daarom door de kleine man, soms
door adellijken en hoofden, gevreesd
en geëtrbiedigd." 7) Dit vrezen en eer
biedigen is iets dat westerse bestu-
deerders van het "roverwezen" in
zuid-celebes altijd heeft verbaasd, of
schoon wij ook onze Robin Hood's
en Rob Roy's hadden. Duidelijk is dat
in de toenmalige maatschappij Daeng
Kalébu, ofschoon "roverhoofdman"
een man van aanzien was èn omdat
hij van hoge adel was èn omdat hij
veel volgelingen had.
En hiermee willen we ons verhaal be
sluiten. Anders dan sommige "geënga
geerde" 'historici van deze tijd die
aan de hand van de een of andere
ideologie personen en toestanden uit
het verleden kritiseren, hebben wij
alleen getracht de eigentijdse achter
gronden van de botsing tussen Daeng
Kalebu en Collot d'Escury te belich
ten. Een oordeel spreken we niet uit.
ledereen handelde zoals hij volgens
zijn "dharma" handelen moest, zelfs
de gouverneur die een jeugdig ambte
naar tot zondebok maakte.
De "jeugdige haan, opgegroeid onder
het dagelijks krijgsrumoer" en de
tjempagahaan met lichtgekleurde
ogen" vochten beiden voor wat ze als
juist zagen. Ze vochten tot de dood
er op volgde en waren beiden helden.
Noten
De sigara is een 'hoogopstaande
spits toelopende muts.
5) Kooreman, 1883, p. 369.
6) Goedhart, 1920, p. 189.
7) Kooreman, 1883, p. 378, noot 1.
Literatuur
1) Brief van den Kolonel, Civiel en
Militair Gouverneur van Celebes en
Onderhorigheden van 16 januari 1856
no. 170 (fotocopie Rijksarchief).
2) Boegineesch heldendicht op Daeng
Kalebu, waarin onder andere de dood
van de ambtenaar T. Baron Collot
d'Escury en de zegepraal van de Hol
landse wapenen bezongen worden.
Voor het eerst uitgegeven en vertaald
door Dr. B. F. Matthes, Predikant en
Afgevaardigde van het Nederlandsch
Bijbel genootschap. Gedrukt bij Muller,
Schmidt en Co, Ma'kassar.
3) Dr. Benjamin Frederik Matthes, door
Ds. H. van den Brink, Nederlandsch
Bijbelgenootschap, Amsterdam 1943.
In dit boek worden veel brieven en
publicaties van Matthes aangetroffen
die moeilijk meer te vinden zijn. Zo
ook de inleiding op het Boeqinees
heldendicht.
4) O. M. Goedhart. Nota van 1920
over Inlandsche Rechtsgemeenschap
pen in de onderafdeling Pangkadjene.
Adatrecht bundel 36, blz. 179 v.v.
Hierin zijn ook de gegevens over Se
geri te vinden omdat Segeri in 1905
bij de onderafdeling Pangkadjene was
gevoegd.
5) P. J. Kooreman. Controleur Ie klas
se bij het Binnenlandsch Bestuur.
"De feitelijke toestand in het gouver-
nementsgebied van Celebes en On
derhorigheden." "Indische Gids" 1883.