Met een plunjesak naar de Oost (II)
NIETS IS VERANDERLIJKER DAN DE MENS
De zeden en gewoonten, die elk mensenkind omringen, zullen nauwelijks ver
anderen indien het individu niet wordt weggerukt uit het milieu en het land,
waarin het is geboren en is grootgebracht. De gemeenschap waartoe men be
hoort, corrigeert terstond elke afwijking van het gedragspatroon en dwingt
"zondaars" wederom aan de leiband van het "gewoonterecht" te lopen, want
gewoonte is een tweede natuur.
Zodra echter twee personen van beiderlei kunne en van verschillende origine,
met elk een sterk afwijkende cultuurgeschiedenis, bij elkaar worden gebracht
en het leven met elkaar gaan delen, dan zal bijvoorbeeld de man als "nieuw
komer", die gedeeltelijk aan zijn eigen milieu is ontkomen door diens vestiging
in het land van zijn partner, meestal geneigd zijn sommige gewoonten van zijn
partner zich eigen te maken. Hierdoor wordt hij sneller door zijn partner en
haar omgeving geaccepteerd.
Hier tegenover staat, dat indien de
zelfde man na enkele jaren met diens
echtgenote voorgoed naar zijn eigen
vaderland terugkeert, zijn vrouw totaal
moet omschakelen. Zij wordt uit haar
oude vertrouwde omgeving wegge
haald en volledig van haar milieu los
gescheurd. Als enkelinge zal zij ge
dwongen zijn in het vreemde thuis
land tot snelle en algehele omschake
ling van haar levenspatroon. Het assi
milatie-proces eist een grote dosis
zelfopoffering, door het afstoten van
oude gewoonten en het accepteren en
toepassen van de zeden van het
nieuwe land van vestiging met een
voor haar vreemde taal en cultuur.
Toen ik na de tweede wereldoorlog
als jong inspecteur van politie kennis
maakte met het Chinese meisje Tjing
Yong Moy (mijn huidige echtgenote)
duurde het enige maanden, alvorens
ik haar ouderlijke woning met een be
zoek mocht vereren. Maareinde
lijk was het zover I
Haar vader, Tjing Kaw Djin, een oude
krasse man van omstreeks 70 jaar ont
ving mij met enige reserve. Een Ne
derlander was voor hem echter niet
wezensvreemd, want als zakenman had
hij veel kontakten met Europeanen
en als zelfstandig aannemer, heeft hij
voor het Nederlandse Gouvernement
vele wegen doen bestraten, zoals -
vóór de oorlog - de weg van Medan
naar Brastagi.
Uit het achterhuis kwamen schoor
voetend en heel bedeesd drie Chinese
vrouwen binnen schrijden. Zij waren
gekleed in sarong en kebaja en de
eenvoud straalde van hun gezichten,
alhoewel heur juwelen een zekere wel
stand verrieden. Zij bleven zwijgend
op enige afstand van mij staan en
keken beurtelings van Papa naar mij.
Ik trok de stoute schoenen aan en
gaf de dames een hand, stelde mij
voor en vertelde in de maleise taal,
daar ik nog geen Chinees sprak, dat
ik Yong Moy reeds enige maanden
kende en wel door tussenkomst van
onze gemeenschappelijke kennissen,
dokter Lauw, een kruidenarts, die een
eigen apotheek exploiteerde in de
Tjong Hiong Hianstraat, zomede door
A. Tjan, een goudsmid die een goed
beklante juwelierszaak dreef in een
12
Moy en Boelie in de deuropening van de
boerenwoning met bilik wanden.
pand aan de Centrale Pasar te Medan.
Het noemen van deze referenties
achtte ik dringend noodzakelijk, omdat
mijn eigen naam en antecedenten geen
enkele indruk op hen zouden maken.
Ik voelde mij zelfs in mijn uniform, dat
ik had aangetrokken omdat ik in de
nachtdienst moest, een onbeduidend
persoontje. Ik had niets, maar dan ook
niets gemeen met deze brave mensen.
Inmiddels was Yong Moy de kamer
binnengekomen. Ik begroette haar met
een handdruk. De gebruikelijke thee
ceremonie bracht wat ontspanning, te
meer daar in de deuropening van de
woonkamer ruim tien lachende en
nieuwsgierige gezichtjes van kindertjes
en grotere jongens en meisjes met
samengeknepen spleetoogjes naar mij
gluurden. Quasi heimelijk gaf ik knip
oogjes naar de schare nakomers van
Pa, die mijn poging tot toenadering
wel kon waarderen, omdat hij een
zwak voor zijn eigen kinderen had.
Zijn drie vrouwen echter vermaanden
de kleuters herhaaldelijk en na elke
waarschuwing verdwenen zij voor een
korte tijd in het achterhuis, om niet
lang daarna weer naar de 'Po-An-Toei'
te komen kijken.
(Voor de terugkomst van de Nederlan
ders uit de krijgsgevangenkampen van
de Jappen, had de Chinese gemeen
schap in Medan een eigen politie
korps opgericht, ter bescherming van
de eigen burgers en hun have en goed.
Dit korps, dat bij de komst van de
Algemene Politie (waartoe ik behoor
de) werd geliquideerd heette Po-An-
Toei.)
Na de kennismaking en het drinken
van heerlijke thee uit minuscuul kleine
doorzichtige porseleinen kopjes, nam
ik afscheid met inachtneming van de
gebruikelijke plichtplegingen. Eerst gaf
ik de vader een hand, bedankte hem
voor de genoten gastvrijheid en ik
wenste hem goede zaken. Als grapje
deelde ik hem mee, dat ik tijdens de
nachtdienst hun woning aan de Dil
lenburgstraat extra zou laten bewaken,
waarop de vader uiterst beleefd, doch
zeer gedecideerd vroeg, zulks achter
wege te laten. Het mopje sloeg niet
aan Mijn vriendin stond in de buurt
van de moeders en ik'reikte hen be
leefd de hand, vergezeld van een
hoofdknik, terwijl ik joviaal met de arm
naar de anaks zwaaide. Het ijs was
gebroken, maar ik was uiterst be
nieuwd van mijn vriendin te horen, hoe
mijn opwachting was geweest en of
ik de toets der kritiek van de familie
had doorstaan.
Toen de vader mij uitgeleide deed en
de voordeur opende, stonden enkele
opgeschoten jongens rondom mijn
dienstmotor, waaraan ter linkerzijde
een zijspan zat. De buren begluurden
mij vanuit priëeltjes en ramen en ik
was er van overtuigd, dat ik de ko
mende dagen flink over de Chinese
tong zou gaan. Met een tikkeltje méér
gas, dan gebruikelijk was, stoof mijn
motor de straat uit. Mocht ik eventu
eel blunders bij de kennismaking heb
ben gemaakt, dan zou mijn knetteren
de afgang met de motorfiets mijn pres
tige moeten opvijzelen.
Naar gelang de tijd verstreek, werd ik
een regelmatige gast in huize Tjing
Kaw Djin. Ik werd menigmaal ten eten
gevraagd en ik voelde mij al gauw
thuis, vooral door de warme belang
stelling, die ik van de kinderen genoot.
Hoe eenvoudiger ik mij gedroeg, hoe
prettiger ik mij in het grote harmo
nische gezin thuis voelde en het duur
de niet lang, of ik mocht enige stap
pen in het achterhuis zetten. Door mijn
onregelmatige diensten, kwam ik vaak
overdag bij Yong Moy thuis en ik
kreeg goed kontakt met de 3 vrouwen,
die het huishouden gezamenlijk be
stierden.
Ik vernam dat Pa een welgestelde
burger was, die in de loop der jaren
met vijf vrouwen was gehuwd. Dit kan
bij de Chinezen, mits de man de vrou
wen en kinderen goed kan onderhou-