lll!!lllllllllllll!IIIIIIIIIIIII!llllllllllllllllll!llllllll!lllllllllll!l[l!l!l[|[lllllllllllllllllllllllllllllll[|jllllll!ll!llll!llllllllllllllllll!l!lllll!lllilllll!![l!llll[ll!lllll!lll!llllllllllll^
HET SNOER VAN DE HERINNERING
Al scheiden ons de landen, zeeën
En de oceanen,
Maar mijn zilv'ren vogel zal, bestuurd door God,
Zijn weg naar jou toe banen.
Als in een droom zal ik jou terugzien
Land uit mijn kinderjaren.
En op mijn reizen zal ik, dag na dag,
De parels van d'herinnering vergaren.
Die zal ik rijgen tot een snoer
In koude, bange, donkere dagen,
Wanneer het hart zo moe is
En het doffe heimwee steeds maar weer blijft knagen
Soms kan 'k de stem van baboe Moerah
Weer vertellend horen
Over Njai Loro Kidoel en de reus Dorogo
Uit het land, waar ik ben geboren.
Waar de melatie geurt,
De sedep malam bloeit,
Waar rits'lend door de klapperbomen en 't bamboebos
Het windje stoeit
Waar in de hete zon
De simp'le tani zwoegt
Waar op de velden de karbouw
Gestaag, in alle rust zijn voren ploegt.
'k Zie ons als kind langs galangans weer gaan
Door groene en gouden padivelden
En in de schaduw op de muur
Herleven soms de oude wajanghelden.
Als hier de bladeren weer vallen en
met koude wind de herfst gaat komen
Dan droom ik mij, kapok rapend, in de zon
Onder de kale randoebomen.
Een parelsnoerherinnering
Een rijke oogst uit vroegere dagen.
Voor onze kinderen een erfenis
Van beelden, die misschien vervagen,
Maar voor het slapen gaan kan ik mijn tjoetjoeks
Nog verhalen laten horen
Over Njai Loro Kidoel en de reus Dorogo
Uit het land waar ik ben geboren.
Waar de melatie geurt
De sedep malam bloeit
Waar rits'lend door de klapperbomen en 't bamboebos
Het windje stoeit
Waar in de hete zon
De simp'le tani zwoegt
Waar op de velden de karbouw
Gestaag, in alle rust zijn voren ploegt.
RAMONA VAN DALSEM
(auteursrechten voorbehouden)
INIIINIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIiim
EEN TYPISCH BALINESE ZONDAG
In veel landen heeft de zondag een an
der karakter dan de overige dagen van
de week. Zo is het ook op Balj. Alle
openbare gebouwen zijn gesloten en
op de kantoren ligt het werk stil. De
mensen die hierbij betrokken zijn, heb
ben dan een vrije dag. Tjokorda Oka
deelt dit genoegen. Het reisbureau
waaraan hij gewoonlijk zijn krachten
wijdt, is die dag in stilte gehuld. Hij
houdt ervan om deze tijd te gebruiken
voor een wandeling.
Voor zondag 14 juni 1981 heeft Tjo ons
uitgenodigd om hem op zijn omzwer
vingen te begeleiden. In die tijd hiel
den wij ons kwartier in zijn hotel te
Ubud en wij hadden er best plezier in
om de belevenissen van die dag over
ons heen te laten komen, 's Morgens
haalt hij ons op; een nieuw avontuur
dient zich aan.
Eerst leidt de tocht naar het naastge
legen koninklijk paleis van Ubud. Oka
weet daar goed de weg. Hij laat ons
de verschillende vertrekken zien en
vertelt ons over de wijze waarop hier
geleefd wordt. Ondertussen ervaren
wij veel over de gedachtenwereld van
Bali. Oka voert ons mee in de Balinese
denkwijze, die zo anders is dan de
Nederlandse.
Vervolgens richten wij ons gezicht op
het zuiden. Tjo brengt ons naar het
Apenbos en leidt ons hier doorheen.
Het strooien van enige aardnootjes
zorgt ervoor, dat wij omringd worden
door een grote groep apen. Terwijl zij
zich te goed doen aan het strooisel,
gaat voor ons de tocht verder.
Door de rijstvelden gaan wij nu voort.
Het komt er op neer om op de dijkjes
van de sawah te balanceren en geen
misstap te begaan. Ze leer je al gauw
hoe het irrigatiesysteem werkt. En op
gezette tijden verschijnt een tempeltje
gewijd aan Dewi Sri temidden van de
padi.
Na enige tijd komt Nyuhkuning in het
zicht. Dit is een klein dorp (twee rijen
huizen met daartussen een weg). Hier
wonen mannen met wie Oka vroeger
op school heeft gezeten. Een ontmoe
ting kan dan ook nauwelijks uitblijven.
Het moment van de begroeting tot het
afscheid is één lange lach, die gevoed
wordt door een gesprek tussen oude
bekenden. In deze kampong bezoeken
wij een mandenvlechter, terwijl hij aan
het werk is. De producten die hij ons
toont, zijn degelijk en getuigen van
kunstzin. Een eindje verderop bewon
deren wij de handvaardigheid en het
vakmanschap van een houtsnijder.
Van Nyuhkuning gaat de weg naar Lod-
tunduh. Dit is het dorp van Oka; zijn
moeder woont hier. Zij ontvangt ons
hartelijk en zet ons een maaltijd voor.
Hier eet je het voedsel dat voor Bali
nezen gebruikelijk is, maar dat je nim
mer in een restaurant vindt: rijst met
daarop kip en varkensvlees (goed ge
peperd), sajoer en krokant gebakken
paling. In Nederland noemt men een
dergelijk maal, een nasi rames. Bij het
dessert maken wij kennis met typisch
Balinese vruchten.
Wij lieten het ons goed smaken, we
hebben van dit alles heerlijk gesmik
keld.
Na het eten vergezellen wij Oka op
een tocht langs zijn landerijen. Al spoe
dig verzamelt zich een flinke groep
kinderen rondom ons. Enkele volwas
senen voegen zich hier nog bij. Al deze
mensen gaan met ons mee bij de in
spectie van de velden. Ondertussen
wordt er veel en uitbundig gelachen;
wij leren de kinderen hoe op hun vin
gers te fluiten.
Na afloop nodigt een van de dorpsbe
woners ons uit om een glas Balinese
koffie te komen drinken, een zeer ge
zoet zetsel, waarbij typisch Indone
sische koekjes (kwee's) worden ge
presenteerd.
Tot slot wandelen wij weer naar Oka's
huis en vandaar naar Mas om met een
auto terug te keren naar Ubud.
LIESBETH LOOTS
13