Een heerlijk geurende verrassing
17
Foto links: het snijden van het suikerriet in de oogsttijd. Foto rechts: de lorries worden opgeladen voor vervoer naar de fabriek. Beide
foto's werden genomen op een suikeronderneming op Oost-Java.
In de beschrijving die Maria Demoüt gaf van haar jeugd op een suikerplantage,
sprak ze van sapi-karren die in de oogsttijd riet naar de fabriek vervoerden.
In mijn herinnering liepen er door alle riettuinen smalle spoorlijntjes. Tijdens de
aanplant van het jonge riet reed mijn vader er met enige employé's heen met
een dreisine, een grappig motorvoertuigje op rails.
Regelmatig werd tijdens de groei de
aanplant gecontroleerd, die b.v. steeds
"aangeaard" moest worden. De riet-
stekken liggen aanvankelijk in lange
geulen naast elkaar. Bij het spruiten
moet er dus steeds aarde toegevoegd
worden als steun, en tegen de bloei
tijd als de mooie witte pluimen zich
vormen, staan er zelfs heuveltjes waar
uit de stevige stengels omhoog steken.
Dan is het spoedig oogsttijd. De
"campagne" of maaltijd breekt aan.
Van 's morgens heel vroeg al, zodra
de koelies met kappen begonnen zijn,
rijden de puffende stoomlocomotiefjes
en trekken lange rijen volgeladen lor
ries naar de fabriek. Daar wordt dan
heel hard gewerkt. Dag en nacht wordt
het riet gemalen, uitgeperst, gezuiverd,
gekristalliseerd en tenslotte met on
gebluste kalk gebleekt. Tot mooie wit
te kristallen over lange schud-zeven,
tevens transportbanden, glijden en in
jutezakken belanden.
Wat was het fijn als je daar klonten
mocht komen pikken Natuurlijk altijd
alleen als vader er bij was, want al die
machines waren erg gevaarlijkEr
hingen overal grote waarschuwings
platen voor de koelies. Heel griezelig,
van een man met een arm tussen de
raderen
Veel tijd had vader dan niet voor ons.
Hij had het druk met regelmatig nacht
diensten.
We hadden een heel handige djongos.
Als hij tijd had maakte hij vliegers
voor ons. Heel mooie met de garoeda
er op bijvoorbeeld, of heel snelle,
waarmee we konden "vechten". Hij
leerde ons dan ook glastouw te ma
ken. De klapperboom-aanplant in Ro
sa's tuin was daar erg geschikt voor.
Het vliegergaren werd tussen de bo
men gespannen. We maakten een
mengsel van houtlijm (die akelig rook)
en fijn gestampt glas. Dit werd voor
zichtig met een lapje op de draden ge
smeerd. Drogen ging daar snel.
Dan volgden de spannende vlieger
gevechten, waar nog heel wat handig
heid voor nodig was. En tenslotte de
roep van de katjoengs: "Lajar pedot!"
Allen renden om hem te bemachtigen!
In de tijd van de djeroek-Bali kon
djongos leuke karretjes snijden van de
schil. Wieltjes eronder, mannetjes erin
en een sapoe lidi als trektouwtje.
Tegen de lebaran vlocht djongos kun
stige vogels van jong klapperblad, om
dat hij toch ook ketoepatmandjes aan
het maken was. En bij een selamatan
(feestmaaltijd als dank voor Allah's
gunsten) wist hij de gerechten heel
mooi te versieren en te rangschikken.
In mijn ogen kon hij alles
De vader van mijn vriendin Rosa, ooit
als "koloniaal" naar Indië gekomen,
had tot groot voordeel van de om
wonenden, een melkerij opgebouwd.
Achterin het grote terrein waren in
stallen een twintigtal zwart-bonte Hol
landse melkkoeien ondergebracht. Het
hele erf was volgeplant met klapper
bomen, voor de copra, en daartussen
was "Australisch-gras" aangeplant als
veevoer. Tussen dat manshoge ruwe
gewas krioelde het van de poejoets
(Indische kwartels). Het hele terrein
werd bewaakt door een koppel zo
genaamde "Tengerezen", tamelijk fel
le honden. Zodra deze dieren 's a-
vonds een woeste blaf lieten horen,
holden Rosa's vader en haar broer met
een geweer en een felle staaflamp
naar buiten. De honden omsingelden
dan een boom waarin zich een kendo
(vliegende hond) bevond. Deze die
ren zijn heel schadelijk voor de klap
pers, dus werden ze zo mogelijk af
geschoten; wat wij maar akelig von
den.
Er werd een stierkalf geboren met een
knobbel op zijn neus. Wij vonden het
fijn het kalfje de fles te mogen geven
en waren wat gehecht geraakt aan
"Knobbelneus". Toen hij voor de
slacht werd weggevoerd en klagelijk
loeide, lagen wij met kussens op de
oren in bed weggekropen.
Rosa's moeder was de trotse bezitster
van een flink toom "Rhode-lsland-
Reds", grote roodbruine leghorns.
Voor Indische begrippen legden ze
heel grote eieren.
Aan het woonhuis was een melkschuur
vastgebouwd, waar o.a. de rekken
voor de melkflessen stonden. Eens
was mijn neef, een echte stadsjongen,
op bezoek op de boerderij. Hij wist
van de grote eieren, zag in de schuur
de flessenrekken staan en vroeg: "Zijn
die eieren zó groot dat ze daar in
moeten?"
Het is nu rustig op het fabrieksterrein.
De machines worden nagekeken, ter
wijl de bibit tot riet uitgroeit.
In die stille tijd gebeurde het, dat er
telkens een dief over de muur klom,
die ons erf van het fabrieksterrein
scheidde. Hij werd steeds brutaler.
Het was juist grote vakantie, dus mijn
broer was thuis. Hij had een pracht
plan. Op de scheikundeles had hij
fosfor leren kennen. In een donkere
hoek van ons terras, waar de dief
zeker steeds langs moest, tekende hij
met fosfor een groot geraamte. Mijn
vader, mijn broer en de djongos hiel
den om beurten de wacht. En warem
pel, de dief schrok zo geweldig van
"de dood" dat hij jammerend in elkaar
zeeg, in plaats van te vluchten. De list
werkte prachtig I
ANITA VOGELPOEL