Herinneringen aan Jog ja 1914-1915 Ik was er maar kort, nog geen jaar, maar dat jaar zit wel diep in mijn ziel gegrift. Hoewel ik een zonnige jeugd had, is dit beeld niet vrolijk: wat ik daar als 10-jarige ondervond, was intense eenzaamheid, zowel in het huis, als op de school: De juf 'had haar lievelingetjes. Zoals alle kinderen, waarvan de ouders op een sui keronderneming woonden, moesten wij vroeger of later het huis uit. De eerste 2 schooljaren was iedere ochtend vroeg met een dogcar naar school (o, dat bord havermouth, door ons gehaat, door de Moeders als enig-zaligmakend-ontbijt beschouwd). Toen volgde er een tijd: Klerkx-methode bij een gouvernante, maar tot slot een kostschool; de Genteng-school (van Lochemschool) op Soerabaya, later Ursulinenklooster te Malang, en daartussen in: Jogja, bij een ouder echt paar: directeur van de Javase Bank. FREDERIKE Begin december is ze 80 jaar geworden, Wilhelmina Frederike Langerhorst-Potter en zoals op deze foto ziet ze er nog steeds uit. Ik ken haar al jaren als Fre derike, altijd bepakt en beladen met on waarschijnlijk grote en zware tassen, want als ze uit Driebergen naar Den Haag komt is het om te belandja, meest al boeken. Meestal komt Hetty (zusje van 76 I) mee. Ze reizen en trekken wat af, soms samen, soms apart. Frederike werd in 1903 in Paré (dicht bij Kediri) geboren. Ze werd onderwijzeres maar stond nooit voor de klas. Ging op haar 19e jaar naar Nederland, studeerde piano, kreeg interesse voor antroposofie en vond daarin de basis voor haar le venswerk: de zorg voor het geestelijk gehandicapte kind. Het zwaarste werk dat een mens voor een medemens kan opbrengen heeft Frederike 55 jaar on afgebroken gedaan. Met zoveel over gave en liefde dat ze niet van ophouden wist. Ze haalde diploma's, volgde spe ciale studies in binnen- en buitenland. De zware gevallen hebben haar grootste aandacht. Haar kennis van muziek (ze speelt blokfluit, lier, componeert) komt haar van pas. Ze ontdekt dat bepaalde muziek een heilzame invloed heeft op "haar" kinderen. Ze werkte in Den Dol- der, Zeist, Rotterdam (Zonnehuis, Ste- nia) en het laatst in Driebergen. Van weggaan en pensioen is 15 jaar geleden niets gekomen. Zelfs nu - believe it or not - werkt Frederike nog enkele uren vrijwillig. In 1935 trouwde ze Jaap Langerhorst die vroeger een muziekhandel had. Ze kre gen een dochter Ursula (ze heeft er een pleegdochter bij) maar hun werkterrei nen lagen te ver uit elkaar. Een schei ding als de beste vrienden en Frederike bleef voor haar patiëntjes bewaard. Dat is in enkele regels Frederike. Ik wens haar nog vele gezonde, actieve jaren I L.D. Het was een gewoon woonhuis, aan drie kanten ommuurd. Het bevatte de kluis van de Javase Bank, die toen nog in aanbouw was. Als, tijdens het mid dageten, de geldzakken werden geteld, moesten wij stil zijn. Wij, dat waren de 4 pensionaires, waarvan ik de jongste was. Hun ouders woonden ook "bui ten", maar zij konden elk weekeind per auto of andong naar huis. Soms ging ik met een van hen mee, het meest met Beertje B.; naar Sf. Poen- doeng aan de kali Opak. Wat een zalige vrijheid genoot ik daar. Wij kwamen overal, maar ons geliefd speelterrein was de Opak, die in de Oost-Moesson maar een heel smal stroompje was. Je vond in de bedding diamantjes en wij maakten er ringen van. In de achtergalerij van Beertjes huis werkte een jonge batikster, die ons van haar was gaf. Het rook er altijd zo heerlijk. Ben ik misschien daarom zo dol op batikstof, vooral als er nog een geurtje aan zit? 's Nachts, ver weg, hoorde je in de kampong urenlang de gamelan. Ik "zag" ze tandakken. Het was een verrukkelijk beleven. Maar o, die grauwe weekends, alleen. Elke Indische warmte ontbrak, in die naar geld riekende woning. Elke zater dag gingen zij naar de bioscoop op de aloon-aloon en werd ik met mijn dui zendjes opgesloten; alleen, met mijn geliefde poppen in bed, helemaal don ker. De volgende morgen sliepen zij uit en mijn enige uitweg was mij doodstil uit het raam laten zakken. Dan wijdde ik mijn aandacht aan mijn plantjes, maar vooral aan mijn rupsen-teelt in een schoenendoos met gaatjes. Ik plukte mooie djeroek-nipisblaadjes voor ze, maar zo, dat mevrouw het niet zou merken. Tot zij zich gingen verpoppen, inspinnen. Het grote mysterie gebeurde altijd in de vroege morgen. Ook kon ik lang op mijn buik liggend kijken naar de elkaar zo hoffelijk groetende (dacht ik) mieren, die ik ook hapjes bracht... maar, laat mevrouw het niet merken Ik floot wijsjes voor spinnen, want die waren zo muzikaal, zei men. Alleen één soort diertjes haatte ik: 's morgens, heel vroeg, gingen wij, één voor één, met een lampoe templèk naar de badkamer en een zekere plaats; dat was een plank boven een stromend water, en toen ik die plank eens op tilde, krioelde het er van hevig ge schrokken kakkerlakken. Je durfde haast niet meer I Niets ging er eigenlijk boven de oeler- kèkèt. Eens vond ik er een van zeker 12 om lang, dik als een worstje, licht groen met stekels - geen haren, die waren gatel (jeuk). Om de baboe op stang te jagen stak ik de rupsen in mijn wijd-open mond; ze gilde: "Adoe, non, djangan' Deze rups was al traag in zijn bewegingen, rijp voor het verpoppen; spon een prachtige donker-gouden cocon; na tuurlijk kroop zij er 's nachts in. Ik spande toen een strakke draad, maak te er de cocon aan vast en toen, na hoeveel tijd wel, waren er op een avond geweldige explosies, daarbin nen. De volgende dag hing er een prachtige atlasvlinder aan de cocon, bezig de vleugels op te pompen. Toen de zon door het venster scheen op die prachtige vleugels, zweefde, statig, groot als een kleine vogel, de vlinder weg. Dit beeld vergeet ik nooit, het riep iets in mij op veel later, dat blij vend werd voor mijn leven. Eens in de week kwam de bakkersjon gen met zijn zoete broodjes en taart jes. Helaas waren wij zeker de laatste klanten, want, als ik, na de drie oude ren, in de blikken doos mocht duiken, was er niets meer uit te zoeken. Dat herhaalde zich héél vaak Naar schoolvriendinnen mocht ik nooit, wel alleen wandelen, meestal aloon- aloon waarts. Wat mij trok was de Kra ton. Links en rechts van de Poort - verder kwam je niet - een reusachtige waringin. De hoge, uit de grond ko mende wortels hadden gediend om er de dieven hun kop op af te slaan, zei men. En de koningstijgers in het hok, links, met de machtige tralies er voor, die waren er om de misdadigers op te vreten. En ook de loslopende honden, die door de "hondekar" wer den gevangen, waren voer voor de tijgers. Al dat gruwelijke werd grif ge loofd I Voor die Poort kijkend in de voorhof, fantaseer je dan, wat daar wel achter ligt. Maar eenmaal zag ik de Grote Heer toch. Het was een groot feest, rijen mensen langs de kant. Voorop de prachtig uitgedoste soldaten, lopend in zo'n fascinerend rhythme. Dan Hij in een koets, gouden pajongs, vrouwen is rose kabaja's in koetsen, en veel geweldig moois wat er allemaal mee. kwam. Het maakte een zeer diepe in druk. Het preciese beeld weet ik niet meer. Ik herinner mij opgemerkt te heb ben, dat de Javaan van adellijke af komst een ander voorkomen had dan een Javaan uit het volk. Terwijl de een in zijn donkere kledij haast onopgemerkt door het leven gaat, herkende men de andere aan zijn fysionomie, kleuriger kleding, houding. De vrouwen hadden vroeger zwarte, afgevijlde tanden. Hoewel ik mijn leven onderging zonder enig verweer en gelaten de ene dag op de andere liet volgen, gingen de leer- 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1983 | | pagina 18