Ongeveer een vijftig jaar geleden heb ik een man onrecht aangedaan, terwijl het niet mijn eigenlijke bedoeling was.
Integendeel, ik wilde hem juist uit een, naar mijn inzicht van toen, moeilijke situatie helpen. Direkt, nadat ik de fout heb
gemaakt, wilde ik het hem vertellen. Maar nooit meer in mijn leven heb ik daar de gelegenheid voor gehad, om de dood
eenvoudige reden, dat ik hem nooit meer heb ontmoet. Hier volgt mijn verhaal.
In 1933 werd ik als dienstplichtig sol
daat ingedeeld bij de 6e mitrailleur
Compagnie te Malang, kortweg M.6
genoemd. We werden ingekwartierd
in het 8e Bataljon Infanterie tegenover
het Rampalplein in Malang.
Op een dag moesten we met volle be
pakking een mars van ongeveer 18 km
doen, naar het schietbivak "Sengoe-
roe" nabij Kepandjeng, voor het doen
van schietoefeningen. We zouden er
enige tijd blijven.
Toen we in het kamp kwamen, zocht ik
een ligplaatsje op, ergens op de lange
houten bale bale, gooide mijn geweer
en andere spullen erbij neer en ging
het nieuwe kamp verkennen. Toen ik
terugkwam lag mijn geweer en andere
barang op een heel andere plaats,
tegenover een deur. De hele lange
bale bale was vol. Ik dacht bij mezelf:
"Als men 's avonds vergeet die deur
te sluiten, kan ik lelijk kou vatten".
Dat gebeurde waarschijnlijk op een
nacht, want de volgende dag voelde
ik me niet lekker, een koortsig gevoel.
Desondanks deed ik mee met de
schietoefeningen.
's Middags ongeveer vier uur dacht
ik een bad te nemen, hoewel ik me
nog koortsig voelde.
Nam handdoek en ondergoed onder
de arm en stak de weg over naar de
geïmproviseerde badkamer aan de
overkant van de weg. Het bronwater
werd via een pantjoeran van bamboe
geleid. De badkamer was omheind met
een gedek/bamboe vlechtwerk bewan-
ding. De spatten van het koude water
voelden aan als speldeprikken op mijn
blote lichaam, maar ik schonk er geen
aandacht aan. Ik ging onder de koude
waterstraal staan om mij te wassen.
Wat er verder gebeurde kan ik me niet
meer herinneren. Toen ik mijn ogen
opende lag ik reeds in de beruchte
zaal 9 van het Militair Hospitaal in
Malang. Later hoorde ik, dat mijn
vriend Pim (Wilhelm) von Ranzow mij
had geholpen. Pim werd in Siam, in
(Vervolg: "Vakantie in Indonesië")
rondwaren. Mondjesmaat hoort men
er hier nare dingen van in de kranten.
Maar in Bandung zei men tegen ons:
je kunt gerust naar Yogya gaan, ieder
een kan er weer ongestoord rondlopen
want vier weken geleden hebben ze
de gangsters neergeknald. Dat is dan
weer de keerzijde van de medaille.
Met Margaretha Ferguson ken men
inderdaad zeggen: "Nu wonen daar
andere mensen".
krijgsgevangenschap, tijdens een bom
bardement van de geallieerden, ge
dood.
Even over de beruchte zaal 9. Toen
ging er het gerucht, dat, als je in zaal
9 lag, er niet meer levend uitkwam.
In zaal 9 had ik al eerder gelegen met
amoeben en baccilaire dysenterie,
beide tegelijk. Met mij lagen toen in
de zaal twee van onze jongens met
longontsteking. Ene Hagen, was kost
winner van een gezin, bestaande uit
zijn moeder en enige jonge kinderen.
De tweede man was Lunenburg, de
Banjo King van die dagen. Behalve
dat hij geweldig banjo speelde, had hij
ook een goede stem. Ik vond het altijd
een genot om naar zijn spel en zijn
stem te mogen luisteren. Zijn banjo
lag onder zijn ziekbed in het hospitaal.
Beiden stierven aan longontsteking.
De eerste Officier van Gezondheid,
die mij onderzocht was een Luitenant
dokter. Zijn naam weet ik niet meer.
Na het onderzoek zei hij: "Jij hebt
longontsteking". Daar ga ik, dacht ik
bij mezelf. Later kwam een tweede
Officier van Gezondheid, die mij on
derzocht. Deze man was de sympa-
tieke Kapitein dokter Haga. Als hij mij
ergens in de zij drukte, deed het erge
pijn dat ik het moest uitgillen. Eerst
dacht hij, dat het aanstellerij van mij
was. Toen zei hij: "Wat je hebt weet
ik niet, maar in geen geval longont
steking". Jij komt voor de Commissie
van doktoren".
Kort daarop moest ik voor de Commis
sie van doktoren verschijnen. Ik druk
te op de bekende plek, maar het deed
geen pijn meer. "Hoe moet dat",
dacht ik. Dokter Haga kwam niet meer,
ik kon het hem dus niet vertellen. En
fin, ik moest op een brancard gaan
liggen en door een verpleger werd ik
naar een kamer gereden, waar in een
halve cirkel al die doktoren zaten. Ik
moest mijn verhaal doen. Ik vertelde
dat ik koorts had en desondanks toch
een koud bad had genomen. "Dat is
stom, dat is stom" hoorde ik uit diver
se monden mompelen. Toen stond
dokter Haga op, vertelde wat en drukte
mij op de bekende plaats. Ik gilde als
een mager varken, terwijl ik helemaal
geen pijn had. Innerlijk voelde ik me
een grote bedrieger, huichelaar. Ik
moest voor mijn daad ervan kotsen.
Maar ik dacht het dokter Haga te
vertellen, zodra ik hem weer zou zien.
Aan de andere kant wilde ik hem
sparen t.o.v. zijn collega's. Stel je
voor, waren mijn gedachten van toen,
dat hij mij ïn de zij drukte en er ge
beurde niets. Dan zou hij toch voor
schut staan
Enfin, dat waren toen mijn gedachten.
Ik heb dit openbaar gemaakt en voel
me alsof ik een oude schuld heb af
gelost.
ADAM BOYD
10