OUDE VRIENDEN IN AUSTRALIË - Op bezoek bij de Wijshijers in Cairns, v.l.n.r.: Milla Jellese, Max Wijshijer, Essy Wijshijer, Louis Beekman Lapré, staande Jack Lapré. Vroeg in de ochtend van de 9e juli, het begon net te schemeren, vlogen wij op Sydney aan. Vanuit het vliegtuig zag ik een zee van licht onder mij opdoe men en gefascineerd keek ik naar wat ongetwijfeld een zeer grote stad moest zijn. Enige tijd nadat het vliegtuig aan de loopbrug gekoppeld zat, betrad een tweetal beambten van de Australische gezondheidsdienst het vliegtuig en liep in langzame pas van achter naar voor. Ter hoogte van hun oren hielden ze spuitbussen, inhoudende ontsmet tingsvloeistof, en verspreidden al lo pende een nevel door de ruimte. Een komisch gezicht, die ernstig kijkende lieden met "spuitende oren". Ben dat nog nergens tegengekomen op mijn, ik mag wel zeggen vele, reizen naar het buitenland. Na deze handeling konden wij het vliegtuig voor korte duur verlaten. Langs de emigratie-autoriteiten gegaan en in een beperkte ruimte van het station toegelaten. Daar waar de tax free shops zijn. We hebben er zo'n klein uurtje rondgescharreld in die prille ochtenduren en vervolgden daar na onze reis naar Melbourne, waar wij tamelijk vroeg in de ochtend op Tul- lamarine Airport arriveerden. Dit was voor ons de "Port of Entry" en hier moesten wij Emigratie en Douane pas seren en waren dan officieel in Aus tralië toegelaten. Met de stroom mee ging ik richting "Emigratie", waar een aantal strakkijkende ambtenaren ach ter loketjes zaten. Overal ter wereld dragen die hetzelfde masker, flitste het door mijn hoofd. Aandachtig werden de papieren bekeken en in het pas poort een stempeltje gedrukt. Na wat rondgelopen te hebben, begaf ik mij vervolgens naar de gereed staande Boeing 727 van Trans Austra lia, die me naar Adelaide zou brengen. Precies op tijd verschenen mijn vrien den die ik in geen achttien jaar meer had gezien en de ontmoeting was ui teraard allerhartelijkst. Trots toonden ze mij de stad waar ze leefden en werkten, plus de eigendommen die ze in de loop der jaren in hun nieuwe vaderland hadden verworven. Alles aanpakken en je komt er wel, was hun devies en ze hebben het gemaakt Jan en Milla Jellese plus hun thans volwassen kinderen, hebben allen een eigen huis in een prachtige woonwijk kunnen laten bouwen. Toen ze er begonnen, was deze wijk nog grotendeels orchard (wijngaard) en, inderdaad in een tijd dat alles nog betaalbaar was en niet kunstmatig tot absurd hoge prijzen was opgedreven, waar we nu de rekening voor gepre senteerd krijgen. In woonwijken samengroepende Ne derlanders heb ik niet ontmoet zij leven tussen de Australiërs en andere emigranten uit Europa en zo is het goed. Wel zoeken ze elkaar op, want het bloed kruipt waar het niet gaan kan immers. Ons vertrek per auto naar Cairns was door de familie vastgesteld op 13 juli. De hemel was grijs toen wij de reis aanvingen. De tocht tot Gilgandra leidt door een vrij eentonig landschap dat een beetje heuvelachtig is, met hier en daar wat eucalyptusbossen. Er zijn plekken waar je als het ware 360 graden horizon te zien krijgt en dan waan je je op de top van de aardbol. Ongelooflijk wijds en van een aparte bekoring. Minder bekoorlijk - eigenlijk helemaal niet zijn de dode kange- roes, die je als verkeersslachtoffers langs de hele route aantreft. De enige die er wel bij varen, zijn de opruimers der natuur. In drom men zitten kraaien aan de kant van de weg te wachten, terwijl de bui zerds a| cirkels beschrijvende door het luchtruim zeilen en met hun scher pe ogen alles op de grond waarne men. Het territorium is door moeder natuur keurig verdeeld in twee helften, waarbij de kraaien het zuiden van Australië (de gematigde streken) voor hun rekening nemen en de buizerds het noordelijke (tropische) deel. In groepen zitten ze zich aan de kada vers tegoed te doen en als er een auto passeert, vliegt de hele zwerm op om kort daarop het eetritueel te her vatten, alsof er niets gebeurd is. De weg via Broken Hill moet nog erger zijn en je loopt kans dat je op deze eenzame route om de haverklap op overstekende kangeroes stuit. Niet voor niets heeft menig automobilist een zogenaamde "kangeroevanger" vooraan op de bumper van zijn auto gemonteerd, want bij aanrijding met een flink beest kan de schade aan het voertuig enorm, zo niet fataal zijn. Tijdens ons verblijf in Cairns hebben wij onze daar wonende vrienden be zocht en wij werden er gastvrij ont haald. Op een wijze zoals dat bij de oudere generatie Indische mensen ge bruikelijk is. Wij bevonden dat zij al len gelukkig en tevreden waren, want zij hadden hun plekje gevonden onder de tropenzon. Denk nu niet dat het allemaal maar zo in de schoot is komen vallen. Ze heb ben er allemaal hard voor moeten werken en ze pionieren nog steeds. Neem nu Fried en Zus Mallien die nabij Mareeba (in de Tablelands) een flink stuk grond hebben gekocht en daar een huis op willen zetten. De grond is reeds gedeeltelijk tot ontgin ning gebracht en in keurige rijen staan de, nog jonge, vruchtbomen. En dan te weten dat dit geen al te jonge men sen meer zijn, want Fried is inmiddels 61 jaar. De pioniersgeest uit Nieuw- Guinea, waar zij vele jaren hebben gewoond, zit er echter nog steeds in. Dan heb je Jaap Veldhuijzen en zijn vrouw Fanny. Jaap werd dit jaar 65 en is in feite weinig veranderd sinds ik hem in 1957 voor het laatst zag. Hij is geen kerkganger, doch wel iemand met een rotsvast vertrouwen in de Schepper. "Vraag en het zal je gege ven worden", is zijn devies en verwijst naar het geluk wat hem en z'n gezin deelachtig is geworden. Hij bewoont een oud, doch degelijk, huis met een grote tuin erachter. Verschillende vruchtbomen heeft hij inmiddels in de grond gezet en er zijn mensen die hem vragen waarom hij dat allemaal doet en of hij ooit de vruchten ervan plukt. Dit in verband met zijn leeftijd. Zijn antwoord is dan: "Als onze voorva deren ook zo hebben gedacht, aten we nu geen fruit." Een fair statement vonden wij. (lees verder pagina 23) 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 19