Een greep uit mijn dagboek
v/AKANTIE IN INDONESIË, 1983
door dr. Niels Wiedenhof
In een vorige bijdrage voor Moesson (15 augustus 1983)
beschreef ik al hoe ik, enigszins met lood in mijn schoenen,
een reis naar Indonesië organiseerde voor mij, mijn vrouw
en mijn jongste dochtertje van 4. Het werd eer» geweldig
succes: een tropische verrassing.
Een andere verrassing voor me was, dat ik naar aanleiding
van mijn Moesson-artikeltje een aantal telefoontjes en
brieven kreeg, waarin men me om allerlei informatie vroeg.
Kennelijk had mijn verhaal, met tal van reistips, doel ge
troffen. In deze aflevering echter geen tips voor vakantie
gangers meer, doch een kleine greep uit het dagboek dat
ik gedurende onze vakantie in mei 1983 bijhield.
Tertia en Niels Wiedenhof op het dakterras van hun guesthouse in
Bandung: klapa kopior eten.
11 mei Bandung
Alike, mijn vrouw, heeft een beetje
buikloop en hoofdpijn. Kennelijk is de
whisky van gisteravond verkeerd ge
vallen en bovendien heeft ze teveel
sambal gegeten. Ik had haar nog zo
gewaarschuwd. Maar met een paar
korreltjes Arsenicum D30, een homeo
pathisch middel, is het leed weer vlug
geleden.
We hebben Tertia beloofd naar de
speeltuin te gaan. Na het ontbijt - lek
ker met kopi tubruk, mata sapi en
nasi goreng - pakken we om de hoek
van de straat een becak en laten ons
naar de Taman Lalulinta 'Ade Irma
Nasution' brengen, een speeltuin in
het vroegere Insulindepark, tegenover
het paleis van de legercommandant.
"Ade Irma Nasution", arme kleine Irma,
vermoord tijdens de communistische
staatsgreep van 1965. Mochtar Lubis
schrijft er het volgende over: "Het
leger bleef als geheel onder leiding
van generaal van Nasution consequent
anti-communistisch. De communisten
deden hun zet tegen zonsopgang op
30 september 1965, wellicht aange
moedigd door hun angst voor de af
nemende gezondheid van Sukarno en
in de hoop dat hij hun zijde zou kiezen
en aan hun actie legimiteit van de
aanwezigheid van de president zou
geven. De brute moord op de gene
raals van het leger, het ternauwernood
ontkomen van generaal Nasution, het
vermoorden van zijn dochtertje door
communistische soldaten die hem kwa
men oppakken om hem te doden..."
Ade Irma Nasution, slachtoffertje van
turbulente tijden. Ik kan het allemaal
maar slecht van me afzetten als ik
door de naar haar genoemde speel
tuin wandel.
De kindertrein loopt jammer genoeg
niet: te weinig kinderen. We ontmoe
ten een kleuterklasje met twee kleuter
leidsters. "Kijk Tertia, kleutertjes,
leuk hè." De kleutertjes kijken vol
verbazing naar de voor hen roze wan
getjes van Tertia, naar haar niet-zwarte
haren die men hier steevast als 'ram-
but merah' (rood, of blond haar) be
titelt. De twee kleuterjufs zetten alle
kindjes in een rij en ze zingen een
liedje voor ons. Tertia glundert. "Kom
Tertia, we zullen ook een liedje voor
de kindjes zingen!" Tertia kruipt ver
legen tegen Alike aan, maar we krijgen
haar toch zo ver dat ze met ons 'Bu-
rung Kakatua" mee zingt, een liedje
dat ze kent van een van de platen van
Wieteke van Dort. De kindjes klappen.
We drinken wat aan een van de stal
letjes (nooit zo maar stroop, maar al
tijd iets uit een fles met kroonkurk,
uit blik of uit karton, want het blijft
oppassen geblazen) en pakken een
Honda-busje naar huis. Nou ja, naar
ons voortreffelijk Guesthouse, waar
over ik al eerder scheef. Met Frits, de
chauffeur van het Guesthouse, praten
we wat na over de speeltuin.
"Wist U dat we dat park in de 'KL-
tijd' het kippehok noemden?" vraagt
Frits. Ik kijk hem enigszins wazig aan:
"KL-tijd Ik begrijp dat hij zoiets als
het 'Koninklijk Leger' bedoelt, de tijd
van rond 1947. "Ja, kippehok, want er
was een busterminal gevestigd. Er
liepen dus altijd een hele hoop chauf-
feuses rond. Ha, ha."
Frits heeft ons intussen ook warm ge
maakt voor een voorstelling bij Pak
Ujo. Hij zal ons wel brengen, vanmid
dag om half vijf. Maar als het zo laat
is, heeft hij nog ander werk te doen
en we pakken dus maar een Honda-
busje naar het oostelijk deel van de
stad. Handig toch die busjes, die te
gen een vaste prijs een vaste route
rijden en die je overal kunt aanhouden
en kunt laten stoppen als je eruit wil.
Zonder moeite vinden we Pak Ujo's
erf. We betalen entree - het is ^vrij
duur, typisch toeristenprijzen, en in
stalleren ons op een van de bambu
banken van de overdekte toeschou
wersruimte.
Na een minuut of vijf arriveert een bus,
en nog een. Kwakende Nederlanders,
van een of ander reisgezelschap, stro
men eruit. Ze zien er belachelijk uit,
de mannen met hun korte broeken en
harige benen en de vrouwen met hun
roodverbrande armen in mouwloze
bloesjes. Toeristenvee dat natuurlijk
afgezet moet worden. De voorstelling
is er naar. Ze ontaardt in een soort
carnavalsstemming waarbij het gezel
schap door de ruimte host op de klan
ken van Sari Marijs. De bambufluiters
en angklungspelers lachen. Eigenlijk
lachen ze het publiek uit, en gelijk
hebben ze.
Ondertussen is het begonnen met
gieten. Het had allang droge moesson
moeten zijn, nu in mei, maar de ENZO,
de El Nino Zuidelijke Oscillatie, heeft
het weer danig in de war gebracht.
We lijden er dagelijks onder: telkens
geweldige plensbuien. Toch zullen we
naar huis moeten. Met onze paraplu's
gewapend lopen we naar Pak Ujo's
huis om het vervoer te regelen. De
druipende regenschermen laten we op
de galerij staan. Als we drie minuten
later terug komen zijn ze verdwenen.
Ik zet haren op snaren om ze terug te
krijgen, want ik heb ze geleend in ons
Guesthouse. Na een minuut of tien is
de eerste terug. Maar ik houd voet bij
stuk dat ik ook de tweede wil hebben.
Pak Ujo komt er zelf bij en bezweert
me dat hij de schade zal vergoeden
als de paraplu inderdaad 'weg' is.
"Slippers en paraplu's, dat zijn hier in
de kampong de meest gewilde artike
len", zegt hij. Maar daar heb ik niks
aan, ik wil mijn paraplu terug en ik
8