AL GEWEND I Nooit zal ik onze aankomst in Nederland vergeten. Het was 's avonds rond een uur of acht dat wij IJmuiden binnenvoeren, 19 januari 1958, bitterkoud. Warme kleding hadden wij niet, wel een trainingspak dat wij aan boord kregen. Oud en jong, dik en dun, oma's, opa's en kleinkinderen, allemaal liepen in trainingspak ken rond. Geen gezicht. Ónze zoon van tien was boven aan het dek toen het opeens begon te sneeuwen. Hij rende naar beneden en al maar roepend: "Mama, papa kom gauw mee boven kijken, allemaal es paroet komt naar beneden". Wij naar boven en ja hoor, het dek zag letterlijk zwart van de kleumende Indo's die voor het eerst sneeuw zagen vallen. De volgende dag zouden wij in Amster dam van boord gaan en naar het leger kamp Budel worden gebracht, maar omdat wij de eerste repatrianten waren die met een Engels schip de "Captain Cook" kwamen, zouden wij door de Koningin verwelkomd worden. Wij moesten dus eerst haar aankomst afwachten voordat wij van boord moch ten. Heel vroeg die ochtend had onze zoon zich al een plaatsje aan de re ling dicht bij de loopplank weten te bemachtigen en na uren wachten was het dan zover. Daar kwam onze Vorstin de loopplank op. Kunt U zich de teleur stelling van onze zoon voorstellen die daar uren de kou had getrotseerd en daar onze Vorstin in een bontjas ge huld de loopplank zag opkomen. Hij draaide zich huilend van teleurstelling en kou om; "Mama het is een gewone mevrouw", zei hij. "Arme jongen wat had jij dan anders verwacht?". Daarna de ontscheping. Wij werden met bussen naar Budel ge bracht waar wij de eerste dagen moes ten blijven. Hier kregen wij winter- kleding. De vijfde dag weer in de bus naar ons pensionadres, dat was voor ons Bennekom bij de heer F. Hoe wij het daar hebben gehad, daar zal ik het nu maar niet over hebben. (Wel wil ik dit nog even kwijttoen Indische Nederlanders daar gehuisvest waren kraaide er geen haan naar. Toen vijf tien jaar later vluchtelingen werden ondergebracht in dezelfde accommo datie die wij hadden gehad sprak heel Nederland er schande van. De T.V. en kranten stonden er vol van, dat het schandalig was deze arme mensen in zulke kippenhokken te stoppen.) Op de woensdagen kun je met de bus naar de markt in Wageningen, werd ons door de Maatschappelijk werkster meegedeeld. Zo togen een vriendin en ik naar de markt. Wat was dat een gekke gewaarwording; toekang sajoer, toekang boeah, toekang ikan en die genen" die tjata tjata verkochten alle maal totokers en mag niet tawar Wil wel geloven dat wij daar moeite mee hadden, al die meneren op de markt. Wat miste ik toen onze pasar Tomas in Jakarta met de bibi petjel en de bibi met haar lekkere nasi gudek. Wij slenterden wat over de markt en zagen aan een kraam kinderen en ook ouderen iets warms in een puntzakje halen en omdat wij het zo koud hadden en ook best iets warms lustten, gingen wij erop af. "Wat is dat meneer?" "Dit is friet." "Wat kost zo'n zakje?" "Een kwartje zonder en dertig cent met." "Wat is dat met?" "O, dat is mayonaise." Tegen elkaar: zullen wij het proberen een zakje zonder met zijn twee. Zo gezegd zo gedaan. Toendie eerste hap. Wij keken elkaar aan en riepen tegelijk: "Jah allah katanja friet, ken- tang goreng koh". Dit was mijn eerste kennismaking met het nu voor mij zo bekende en vertrouwde frietje met. Na zes maanden pension kregen wij een huis in een dorpje in het land van Maas en Waal. Het was een klein dorp je waar Indo's nog vreemd voor de bevolking waren. Als wij gingen eten stonden ze bij het raam naar binnen te kijken. Ik voelde me gewoon topeng monjet. Het waren overigens heel aar dige vriendelijke en hulpvaardige men sen. Wij hebben daar twee jaar ge woond. Wat ik ook nooit vergeten zal, was de eerste kennismaking met de vrouw van de enige politieman in dat dorpje. Ze kwam bij ons binnen en zei: "Ik ben de vrouw van de pelisi". Haar naam noemde ze niet. "En vertel eens, hoe vind je het om nu in een echt huis te wonen." O, fijn als je eerst zes maanden je hebt moeten behelpen in twee kleine kamertjes, was mijn ant woord. "Neen", zei ze: "Ik bedoel hoe vind je het om in een echt huis van steen met deuren en ramen te wonen?" Ik keek dat mens stomverbaasd aan; wat bedoel je eigenlijk? "Nou jullie wonen daar toch in die rieten hutten met alleen maar een gat om naar bin nen te kruipen". Adoe toh so tolol deze totok, hier had ik geen antwoord op, ik was met stomheid geslagen om zoveel onwetendheid. Hoe kun je deze mensen duidelijk maken, hoe wij het daar hebben gehad, hoe wij woonden, wat wij hebben moeten achterlaten Ik heb het geprobeerd met behulp van foto's, maar veel geloofde ze er niet van. Nu na zes en twintig jaar kan ik er nog hartelijk om lachen. Hoe ik Nederland vind? Ik heb hier niets te klagen behalve als de zon weken verstek laat gaan, dan voel ik me wel echt sedih. Met mijn Hollandse schoonkinderen en hun diverse ouders kan ik goed opschieten. Komen wij bij onze besans op verjaarsvisite, dan is het een kopje koffie met gebak, een drankje, hapjes en zoutjes, komen zij bij ons dan is het makan makan. Ja zo is nu eenmaal 's lands wijs, 's lands eer. Mijn schoonzoon zegt altijd: "Als er bij ons iets te doen is dan halen wij een paar kratten pils, maar U gaat een paar dagen van te voren al koken en bakken". Wij Indo's kunnen toch niet anders, wij zijn het nu eenmaal zo ge wend van huis uit. Vroeger kon het en nu nog: een ieder kan een bordje mee eten. En dit is een groot verschil tus sen oost en west. H. J. BOUWMEESTER-BERRETTY REÜNIE OP DE MARKT Elke donderdagmorgen is het de "gro te trek" naar de markt. Stadsbussen, volbeladen met huisvrouwen rijden vice-versa; ook fietsende, lopende en rijdende vrouwen. Vanzelfsprekend dat ook Indische vrouwen er heen gaan, om voornamelijk makreel te kopen of een bezoek brengen aan de warong keliling. Een oud vrouwtje wachtte ge duldig op haar pondje makreel, dat secuur door de visverkoopster werd afgewogen. "Lekker voor pèpèsan," fluisterde ze me in het oor. Voor de gezelligheid kocht ik ook een pond en dacht aan het recept in mijn kookboek. Voor de genen die het nog niet weten, een paar moten vis, rode lomboks, kemiries, trassie, uien, knoflook, laos, koenir, suiker en zout naar smaak. De vis en fijngemaakte ingrediënten in folie pa pier wikkelen en plm. 1 uur in de oven bakken. Mijn experiment lukte wonderwel en het hele gezin smulde naar hartelust. De makreel kan men ook in olie bak ken, maar dan krijgt men een visgeur- tje in huis, dat bepaald niet fris ruikt. Ófschoon gebakken vis met sajoer lodèh heel smakelijk kan zijn. Overigens is de markt een soort reünie. Men ontmoet er kennissen uit alle windstreken van de stad. "Hallo," zegt de één. "Kom eens even langs. Ik heb een nieuw koffiezetappa raat." "Weet je het al? Mies is oma gewor den. Een snoes van een baby. Maar haar andere tjoetjoeks zijn ook schat- jes, hoor." En zonder dat men het weet, ploetert men met volle tassen en een haast lége beurs. Bij de ene koopman wordt gauw een leuk bloempotje of asbak gekocht; bij de andere een paar meter vitrage. Het zwoegen en ploeteren wordt be loond met een ijsje of een kopje koffie met gebak in een lunchroom. De markt is het gezelligste plekje dat men zich kan indenken. L. VAN DEN WORM-FLOHR 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 5