Eindelijk was het zover. Op 17 november 1955 voeren wij (dat zijn mijn vrouw, mijn kinderen He.dy, Johnny Jany en ik)
met het MS Willem Ruys de Nieuwe Waterweg op, nadat wij drie weken eerder uit Djakarta waren vertrokken Wg
hadden een prachtige reis gehad, zonder problemen. Toen wij voor het eerst het Nederlandse landschap zagen met z n
wilgen en vlakke land, leek het ons of wij dat reeds kenden. Wij hadden op school en ook later zoveel 9e|eerd van en
over Nederland, en platen gezien, dat dat voor ons tenminste niet vreemd was Waar we wel moeite mee hadden, was
de kou Die bleef gewoon aan je kleding kleven. Drie dagen voordat we arriveerden, werd ons gevraagd waar we ons
wtlden vestigen Wij vroegen Hilversum aan, omdat schoonma zich daar reeds sinds 1950 bevond. Een andere familie
vroeg 's-Gravenhage aan i.v.m. aanwezige kennissen. U begrijpt het al, bij aankomst in Rotterdam kregeni wijI
opqespeld met 's-Gravenhage erop en die andere familie moest naar Hilversum. Waarom, waarvoor die omzetting
weet ik nu nog niet. Later waren wij toch blij dat wij 's-Gravenhage kregen toegewezen (ja, inderdaad wegens de markt
petèh enz.).
zwaaien van de kast. Wat bleek: op
plaatsen waar een houtschroef ge
bruikt had moeten worden, was een
luciferhoutje in het hout geslagen. Die
mooie, zware, glimmende kast kon zo
in elkaar storten. Later ontdekten wij
dat ook de overige meubelen op deze
manier bij elkaar werden gehouden,
o.a. de grote wankele tafel en een ons
toegewezen tweepersoonsbed, enkele
weken na aankomst, toen wij een gro
tere kamer kregen.
Ik vond het bed er al verdacht uitzien
en liet me er dus heel voorzichtig op
te schroeven. Het resultaat was direkt
te merken. Mevr. K. blij, schouder
klopjes kosten niets, en of ik de an
dere meubels ook wilde nakijken. Nou
vergeet dat maar, geen tijd.
Ook wat het eten betreft was het een
ramp. Hoewel wij per persoon vier
gulden en vijftig cent per dag moesten
betalen (aan het D.M.Z.) kregen wij
maar eens in de week vlees, dat vol
gens mij lang in de ijskast had ge
legen. Op een dag kwamen wij thuis
van het strand (wij waren en zijn nog
gek op strand en zee), hongerig en
zagen twee rantangs voor onze deur
liggen (ook dat was iets waarover de
Nadat wij van boord kwamen, werden
wij met een bus vervoerd naar een
D.M.Z. pension in Scheveningen. Wij
werden daar welkom geheten door
mevr. K. en zij ging ons voor naar
onze kamer. Die lag ca. vijftig treden
hoog en wij hadden vijf zeer zware
koffers bij ons.
Toen wij eindelijk hijgend bij onze ka
mer aankwamen, deed mevr. K. de
deur open en toen kreeg ik een dreun
voor mijn kop (figuurlijk), want de
kamer had een oppervlakte van drie
bij vier. In de kamer stonden een ko
lossale kast, een opklapbare twijfe
laar, een onderschuifbed en iets wat
op een wieg leek. In het midden van
de kamer stond een grote wankele
tafel.
Zonder ons was de kamer reeds zo
vol, dat wij ons niet normaal konden
verplaatsen, maar ons zijwaarts moes
ten voortbewegen. Daar zaten of liever
gezegd, stonden wij, vijf personen en
vijf koffers. Wij zonden de kinderen
naar buiten om kennis te laten maken
met de andere bewoners. In het pen
sion waren reeds zeven gezinnen ge
huisvest, t.w. de families: Rancuret,
Broos, Sersansi, Stout, Wackary (is
later naar Amerika geëmigreerd), Putt
en een familie waarvan ik de namen
niet meer weet, maar waarvan meneer
zendeling is geweest in Indonesië.
Ondertussen trachtten mijn vrouw en
ik wat ruimte te scheppen in de kamer,
wat niet meeviel. We begonnen het
midden van de kamer vrij te maken
door de tafel op de zijkant in de verste
hoek te plaatsen. Ik dacht een mooie
plaats te hebben gevonden voor de
koffers, en wel boven op de kast.
Staande op een stoel plofte ik de kof
fers dus op die plaats. Bij de eerste
en bij de tweede koffer ging alles nog
gesmeerd, maar toen ik de derde kof
fer bovenop plofte, begon die zware
kast te zwaaien, van links naar rechts.
Mijn vrouw (zeg maar Gien) en ik aan
het é-é-é-é-én. Ik sprong meteen van
de stoel en hield de kast aan de lin
kerzijde tegen, terwijl Gien de rechter
zijde voor haar rekening nam. Na zo
een tijdje te hebben gestaan en de
kast tot stilstand te hebben gebracht,
liet ik langzaam los, klom op de stoel
en haalde heel voorzichtig de koffers
van de kast.
Toen gezocht naar de oorzaak van het
Deze foto werd genomen tijdens Kerstviering in het pension 25 december '55. Op de foto
staan van links naar rechts en van achter naar voren: Hr. Sersansi (met baby), Hr. Ran
curet, Mevr. Betty Broos (met Filip), Meity Broos (thans wonende in Curasao)
Mevr. Sersansi, Hr. Wackary, Mevr. Wackary (met baby), Marietje Lodewijk (enigszins
verscholen), Jany (met haar handje voor haar gezicht), Schnezler, Harry Broos, twee doch
ters Sersansi (meen ik), Louis Rugebrecht (Ventje), Jopie Lodewijk, (verscholen achter
Heidy), Heidy Schnezler, Johnny Schnezler, Freddy Broos (helemaal vooraan en thans de
man van Jane. Ze zijn in 1974 in Amerika getrouwd, wonen thans in San Francisco en
hebben vijf schatten van kinderen).
zakken. Ik had mij net heerlijk uitge
strekt of met een geweldige bons kwam
ik op de vloer terecht en het bed he
lemaal uit elkaar. Gien aan het lachen,
lachen I
De onderburen vroegen ons de volgen
de morgen of wij het te druk hadden
gehad samen (brutaal). Al met al, ik
pakte mijn gereedschapkist (gek, ik
heb altijd mijn gereedschapkist bij mij)
en verving de luciferhoutjes door ech-
meesten van ons kwaad werden, dat
eten gewoon voor de deur leggen,
soms vrijdagavond reeds, voor de za
terdag en zondag, omdat de "kokkie"
dan vrij had). De echtgenote van de
zendeling zei soms woedend: "Kaos
andjing". (Wij lijken wel honden).
Dus zoals gezegd, hongerig (vooral de
kinderen) openden wij de rantangs en
er bleek erwtensoep in te zitten. Wij
blij, o heerlijk erwtensoep. Echter, die
6