De magische Sirihpruim
Het staat historisch niet vast waar de gewoonte van het sirihpruimen is ontstaan. Het meest aannemelijk is dat het
gebeurde op plaatsen waar zowel betelpeper als arekanoten voorkwamen, twee ingrediënten waaruit de pruim is samen
gesteld. Dat moet dus in Maleisië en de Indonesische Archipel zijn geweest. Vooral het eiland Sumatra was beroemd
om de uitstekende arekanoten die daar groeiden, en de noordelijke kustprovincie Atjeh heeft lang bekend gestaan
onder de naam Betelnotenkust.
door Bob Tadema Sporry
De geschiedenis van de sirihpruim
Dat het pruimen van sirih teruggaat
tot in het grijze verleden, blijkt uit de
eerste historische vermelding in een
kroniek uit Sri Lanka, het vroegere
Ceylon. Daaruit blijkt dat al in het jaar
504 v. Chr. een prinses haar minnaar
heeft verheugd met een paar sirih-
bladeren. De Chinezen vermeldden in
150 v. Chr. het bestaan van areka-
palmen in hun zuidelijke provincies.
In 111 v. Chr. werd in de keizerlijke
tuinen bij Peiping, de stad die wij nu
kennen onder de naam Beijing of Pe
king, een aantal van die planten ge
plant. In 600 na Chr. is in India het
sirihpruimen wijd en zijd ingeburgerd.
Dat mocht zo niet blijven: de Islam,
zeker in het begin een strenge en so
bere religie, verbood het gebruik van
sirih. Het werd op een lijn gesteld met
sterke drank en - later - tabak. Toch
kende ook de beroemde Perzische
medicus Avicenna (980- 1037) het ge
not van de arekanoot. De noot laat zich
goed exporteren, al gaat de kwaliteit
er niet op vooruit.
Door die export werden arekanoten
verspreid over grote delen van de
oosterse wereld, tot zelfs in Arabië,
Iran en Palestina toe. De noten werden
daar gebruikt zonder betelpeper: ze
werden na toevoeging van smaakma
kers vooral genuttigd als aromatisch
middel tegen slechte adem.
De combinatie van arekanoot met kalk
maakt het zogenaamde arekarood los
dat in de noot zit. Dat arekarood kleurt
het speeksel helder oranje tot bloed
rood. Zonder kalk ontstaat geen kleur.
"Spuwen van bloed"
Het was dat rode speeksel dat - nog
uren na het pruimen - in een ware
vloed wordt afgescheiden, dat de eer
ste ontdekkingsreizigers van buiten
Azië hevig intrigeerde. Er werd ge
dacht dat de mensen bloed spuwden.
Zo werd van de Zuid-Chinese provin
cie Kwantung gezegd dat "de hemel
zonder sneeuw is, de bomen altijd
groen blijven en de mensen bloed
spuwen".
Ook Marco Polo maakte kennis met
het sirihkauwen. Hij meldde dat hij het
vooral in de omgeving van Madras veel
had gezien, een streek waar ook in
onze tijd nog veel sirih wordt gebruikt
Marco Polo vertelde dat het frisse
groene blad erg bevorderlijk was voor
het gezond houden van het lichaam,
Sirih-'
terwijl het sap uit de pruim bijdroeg
tot een betere spijsvertering.
De Hollandse zeevaarder Jan Huygen
van Linschoten (1563-1611) bracht de
eerste afbeelding van de arekapalm
naar West-Europa. Hij schreef dat de
vrouwen van Java op bepaald harts
tochtelijke wijze sirih pruimden om
"het hart te verfrissen". De beroemde
bioloog Rumpliu (1628-1702) beschreef
in zijn zesdelig Amboinsch Kruidboek
- samengesteld tussen 1741 en 1755 -
alle bijzonderheden van de sirih. Hij
wist ook te melden dat in de 17de
eeuw voor het eerst tabak werd toe
gevoegd aan de sirihpruim.
Mevrouw Olivia Marianne Raffles,
echtgenote van Sir Stamford Raffles
- van 1811 tot 1816 regent over Java -
kon er nauwelijks woorden voor vinden
hoezeer zij walgde van de gewoonte
sirih te pruimen. Ze sprak van dik op
gezette, vuurrode lippen en tandvlees,
donkerbruin tot bijna zwart verkleurde
tanden en een enorme speekselvloed,
terug te vinden als bloedrode vlekken
op de grond.
Het bereiden van de sirihpruim
Een goede sirihpruim wordt met zorg
en liefde vervaardigd: iets om de tijd
voor te nemen. Er zijn voor nodig:
twee tot drie verse, bij voorkeur dunne
bladeren van de betelpeperplant (Piper
-betle), één of meer stukjes of schijfjes
van de betel- of arekanoot (Areca ca
techu) en wat gebluste kalk. De bla-
op de pasar.
(Foto: Rogier)
deren worden met een spateltje inge
smeerd met de kalk, die met water is
aangelengd tot een soort pasta. Ver
volgens worden de bladeren kruise
lings over elkaar gelegd, waarna in
het midden wat stukjes arekanoot ko
men. Soms gaat er nog wat heel fijn
gesneden tabak bij en eventueel wat
smaakgevers als kamfer, gambir, kruid
nagel, pepermunt, olie, sandelhout of
zelfs - zoals in Voor-lndië wel gebeurt
- wat cocaïne. Het geheel wordt zorg
vuldig samengevouwen tot een hand
zaam pakketje, dat past tussen kaak
en wang.
Tijdens het pruimen worden eerst de
bladeren fijn gekauwd, zodat het sap
eruit loopt. Daarna blijft de pruim zo'n
tien tot dertig minuten in de mond,
terwijl erop wordt gezogen. Daarna
heeft de pruim zijn kracht verloren, en
wordt hij uitgespuwd. Vaak wordt dan
nog wat tabak genomen, hetzij als si
garet, hetzij als een dikke pruim van
uiterst fijn gekerfde tabak, die tussen
onderlip en kaak een wanstaltige bult
vormt.
Betelpeper, arekanoot en kalk
De betelpeperplant - een klimplant -
heeft een steunboom nodig om te kun
nen gedijen. Hij drijft zijn kleine wor
tels in de bast van die boom en klimt
zo omhoog. De plant eist een zorg
zame behandeling om een optimale
oogst aan bladeren te leveren. Een
betelpeper aan de voet van een ko-
14