D-DAY Zo'n gewone foto, 43 jaar oud, van een Landstorm-afdeling ergens in Djocja. Wat is er niet allemaal gebeurd na deze foto? Wat zouden deze mannen kunnen vertellen over de dagen, maanden, jaren die volgden na dit ontspannen mo ment op de galerij van een school? kazerne? Wie zijn het? Jos Frazier-Landouw die ons deze plaatjes toezond schreef: De enige persoon die we in deze foto's kennen is mijn vader John Roeland Landouw. Misschien kennen de lezers anderen? Ze werden gefotografeerd direkt na de algemene mobilisatie. Uniformen waren niet voorradig en voor deze mannen waren een wit of khaki shirt met een oranje band om de arm voldoende om te bewijzen dat zij onder de 's Landsverdedigers konden worden gerekend. Wij woonden in Semarang, de foto s zijn in Djocja genomen. Geen D-Day reünie voor deze Landstormers tenzij U deze dag waarop U de foto s onder ogen krijgt kreten van herkenning slaakt, want is niet elk moment van herkenning een soort reünie eigenares. Wij gingen automatisch schuil achter het hoge gras. Ze moest ons wel gezien hebben, want met vastberaden hand en met de stok zwaaiend dwong ze de ganzen in de andere richting. Dat was dan het eind van een groot feest. Wat de vruchtbomen betreft daar was een eenzame tjereméboom die altijd volgeladen leek. Hoe vaak zijn wij niet in deze boom geklommen en hebben wij aan de takken geschud zodat de tjeremé's als een regen omlaag vielen. De schooltassen vol met tjeremé's werden direkt naar de keuken gedra gen en mijn moeder maakte dan de heerlijkste manisan waarbij ze met een plank over de gele zure knikkers rol de totdat deze zachter werden en er sappiger uitzagen. Wat ze er verder mee deed weet ik niet maar het smaak te best. Verder naar de misigit toe in de rich ting dus van de Chinese waroeng was er een hoge kemang boom die elk jaar de heerlijkste kemangs gaf. De boom was te hoog om er in te klimmen en met een lange galah werden de ke mangs van de takken gerukt. Als de vruchten rijp begonnen te worden vie len ze zo maar af en kon je ze op een afstand al ruiken Ik heb aardig wat buikloop opgelopen maar de kemangs waren verrukkelijk. Nog verder naar de kampong toe waren er nog een paar hoge ketjapie bomen waarvan de vruchten ons maar matig interesseer den en die wij dan ook met genoegen aan de katjongs in de omgeving over lieten. Wij voelden ons echt heer en meester, knulletjes van ongeveer tien jaar oud. Aan de andere zijde naar de Yap Je- nedweg toe stond een eenzame dood zieke djamboe-aer boom die nooit eens een behoorlijke djamboe voortbracht en die dus onze blik niet waardig was. Op deze verdrietige djamboe-aerboom kom ik later in dit verhaal nog terug. Op een afstand van deze boom waren er tenslotte nog zo'n zes of zeven sawohbomen die het ook niet al te best deden. Het waren hoge bomen die veel schaduw gaven. Dit werd een drukke aanloop plaats van allerhande vruchten verkopers, toe- kang koeweé, toekang botols en an dere djoealans die daar zaken kwamen doen of een praatje maakten en om wat uit te rusten. Onder één van deze schaduwrijke sawohbomen was een ijverig vrouwtje een lucratieve gado- gado oelek handeltje begonnen. Haar klanten stonden ongeduldig op een rij op hun beurt te wachten. Ze zat op een grote steen en oelekte de vers geroosterde katjang fijn op een stenen oeiekan die ze op de rand van de baleh baleh had geplaatst. In een oude kapotte theepot had ze de jonge asam geremasd met haar vingers klaar om deze met de katjang tot een machtige saus te bewerken. Altijd deed ze dje roek limo sap in haar eterij. Het was verrukkelijk I Ze had er helemaal geen bezwaar tegen als je haar twee por ties liet maken voor 1 koperen cent! Langzaam maar heel voorzichtig ver schenen er kleine eenvoudige huisjes vanuit de richting van Kali Baroe pa rallel dus met de beter gesitueerde woningen van de Yap Jenedweg. Deze rijen nette huisjes vormden een smal straatje dat later de naam kreeg van Waringinlaan; de waringins zelf waren nergens te bespeuren. Voor jaren bleef dit Rawah Bangké complex on aangeroerd. Toen opeens besloot de gemeente van Meester Cornelis een brede straat aan te leggen die het station moest ver binden met de Yap Jenedweg. Het station zou ook een royale parkeer plaats krijgen waar dan de sado's en deleman's keurig in twee rijen naast elkaar konden worden opgesteld. Er kwam zelfs een drinkwater fontein voor de dorstige sado paardjes Maar men vergat in de drukte het parkeer terrein eerst op te hogen zodat in de regentijd deze arme paardjes tot hun buik in het water stonden. Opelettes zouden pas veel later ten tonele ver schijnen en wie in Meester kon zich een taxi permitteren? Ook Betja's wa ren er toen nog niet. Als de regens voorbij waren werd het voor het station drukker en drukker en als 's avonds de sado koetsiers met hun rijtuigen in de kampong waren verdwenen werd deze parkeerplaats een interessante avondpasar waar je van alles kon kopen: van heerlijke etenswaren en geurige vruchten tot schoenen en Japanse stofjes toe. Ook kon je er medicijnen krijgen en je kie zen laten trekken want onder de ver kopers was er een trouwe wonder dokter die er een vaste plaats had tussen de broodventers en toekang botols. Op een kleurige gebatikte sa rong had hij zijn flesjes met kruiden, poeders en drankjes keurig opgesteld. (lees verder volgende pagina) 27

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 27