verbonden geraakt. Deze samenwer
king blijkt wel daaruit, dat hun heilig
dommen, Boeddhistische of Sjiwaïe-
tische, bij en door elkaar lagen.
Doch deze bloeitijd was slechts van
korte duur. Na het jaar 930 is het
zwaartepunt van het rijk, de hoofdstad
of kraton, naar Oost-Java verplaatst.
De oorzaak dezer verhuizing is ons
helaas onbekend. Was het een natuur
ramp of een verschrikkelijke epidemie,
die tot verhuizen noopte? Wij weten
het niet. In elk geval werden de groot
ste heiligdommen, de Boroboedoer en
de tempels bij Prambanan aan hun lot
overgelaten. Het bestaan der grote
heersers, gulle opdrachtgevers, werd
vergeten. In de oude hofkronieken of
babad's vindt men er nauwelijks spo
ren van.
Welke rol hebben deze machtige hei
ligdommen in het godsdienstig leven
dier oude Javanen of in hun staats
bestel gespeeld? Wisten wij het maar!
Toen in 1941 te Djokjakarta het laatste
Java-congres werd gehouden, was
daaraan een excursie der deelnemers
naar Prambanan verbonden. De restau
ratie, of liever wederopbouw was toen
al flink gevorderd. Rondom de hoofd-
of Sjiwatempel stond toen een indruk
wekkende stelling, die de dappere
liefhebbers mochten beklimmen, bijna
tot aan de top toe. Natuurlijk was ook
het Hoofd van de Oudheidkundige
Dienst, Dr. F. W. Stutterheim van de
partij, die door zijn talrijke originele
ideeën, gepubliceerd in talloze tijd
schriftartikelen, de leesgrage liefheb
bers van Java's oudheid, steeds weer
verbaasd hadden doen staan. In stilte
hoopte ik uit zijn mond het verlossen
de woord te vernemen over strekking,
doel en betekenis van het grootse
tempelcomplex. Doch helaas, niets
van dit alles. We mochten veel ver
nemen over de moeizame restauratie,
die nu al enige tientallen van jaren met
vallen en opstaan aan de gang was, en
nu haar succesvol einde scheen te
zullen bereiken. Het verre verleden der
tempels bleef jammer genoeg een met
zeven zegels gesloten boek.
Hoeveel gemakkelijker zijn de Javanen
in het oplossen van dit boeiende vraag
stuk. Hun fantastische overleveringen
verhalen ons niet alleen over de stich
ting en oorsprong der voornaamste
tempels, doch verklaren ons ook de
naam, die zij aan de acht hoofdtempels
schenken, tjandi Lara Djonggrang,
tempels der Grote Maagd, terwijl de
Westerlingen steeds maar weer spre
ken over Prambanantempels, terwijl er
nog zo veel andere heiligdommen in
het gebied van de desa Prambanan
liggen.
Van deze wat breedvoerige overleve
ring geven wij thans een beknopt uit
treksel, met zo weinig mogelijk vreem
de namen.
Oudtijds waren oostwaarts van Djok
jakarta twee kratons, een op de heu
vels ten zuiden van Prambanan, op het
z.g. plateau van Ratoe Baka. Daar zou
naar het zeggen der bevolking vroeger
een kraton hebben gelegen van de
vorst Ratoe Baka. Inderdaad vindt men
er enige oude overblijfselen en kort
voor de oorlog reconstrueerde de
Oudheidkundige Dienst er een vijfvou
dige poort. Men heeft er een prachtig
uitzicht over de vlakte met zijn oude
tempels en zijn meer moderne spoor
weg en station.
De andere "kraton" wordt aangewezen
westelijk van Kartasoera, te Pengging.
Het is nu in Solo bekend als een plaats
van vermaak, een speeltuin, waar men
naar hartelust kon eten en drinken en
zich op andere wijze verstrooien. Bo
vendien is er een vijvertje met een
volwassen krokodil, die men tegen be
taling kan zien voederen, wat veel be
kijks heeft. Doch toen ik het omliggen
de terrein zo eens bekeek, ontdekte
mijn lekenoog veel hobbels en onef
fenheden, waardoor ik de indruk kreeg,
dat daar wel eens resten van een vroe
gere kraton of paleis onder konden
schuilen. De omwonenden spreken dan
ook van de vroegere kraton van Peng
ging. Ik geloof, dat wanneer deskundi
gen eens de spade in de grond wilden
steken, de eenvoudige wong tani wel
eens gelijk kon krijgen. Doch met zul
ke oudheidkundige opgravingen hield
de Oudheidkundige Dienst van Ned.-
Indië zich vóór de oorlog niet bezig. Er
was geen geld en geen personeel voor
en bovendien, wat nog boven de grond
uitstak, vroeg alle aandacht voor zich
op, zodat er voor het ondergrondse
werk niets overschoot.
Wat verhalen ons nu de Javanen
Tussen de heersers van Pengging en
de ratoe Baka ontbrandde een hevige
strijd, waarbij het vrouwelijk element
niet ontbrak. De reuzenvorst van het
heuvelplateau eiste de dochter van de
vorst van Pengging op. Kreeg hij haar
niet, dan zou hij gans Pengging ver
woesten I De Penggingers weigerden
en riepen de hulp in van twee kluize-
RADIOSERIE
'Voorbije Tijd?' is een negendelige ra
dioserie van de RVU educatieve om
roep, samengesteld en gepresenteerd
door Henk van Stipriaan, iedere vrij
dagavond van 6 juli t/m 31 augustus,
21.40- 22.00 uur, Hilversum 2. De eer
ste 2 programma's zijn uitgezonden
op 6 en 13 juli jl.
Het derde programma (20 juli) bericht
over het Indonesisch nationalisme en
de onderschatting daarvan door de
Nederlanders. Veel aandacht voor de
Japanse bezetting.
Het vierde programma (27 juli), geti
teld 'Onze jongens in Indië', volgt de
gebeurtenissen na de onafhankelijk
heidsverklaring van 17 augustus 1945.
Dienstplichtigen en oorlogsvrijwilligers
vertrekken naar Indië, met het doel de
orde te herstellen opdat alles net zo
als vroeger zou zijn
Het vijfde programma (3 augustus)
gaat over de Indonesische hulptroepen
naarszonen, Kandi Laras de jongste en
Bandawasa de oudste. Als beloning
werd de hand der dochter van de
reuzenvorst in het vooruitzicht gesteld.
Echter, Kandi Laras bracht er niets
van terecht. Alleen de vurige adem
van de reus deed Kandi Laras al ter
aarde storten. Beschaamd keerde hij
naar zijn vader, de kluizenaar, terug.
De vader gaf toen ook zijn oudste
zoon Bandawasa als helper mede. Dat
vlotte beter. Noordelijk van Klaten
greep Bandawasa twee reuzen en
sloeg hen tegen elkander tot moes.
Dit was een goed begin, doch ook
hem was Ratoe Baka's ademtocht te
sterk en hij kwam met de kous op de
kop weer thuis. Kandi Laras werd nu
zo bevreesd, dat hij zich in een vallei
verschool, zodat Ratoe Baka's reuzen-
leger hem vergeefs zocht en in slaap
viel. Intussen leerde de kluizenaar aan
zijn oudste zoon Bandawasa een to
verspreuk, die hem de kracht van dui
zend olifanten schonk, zomede de
zwaarte van een berg.
Opnieuw trok hij naar Prambanan en
ontdekte nu het slapende reuzenleger
in een diepe kloof, Djoerang Djero.
Zonder al te veel moeite maakte hij
het grotendeels af. Nu bleef slechts
een gevecht van man tegen man met
de reuzenvorst over. Op vijf bij name
vermelde plaatsen kwam het tot een
treffen. Tenslotte werd de Ratoe Baka
in een meertje verdronken, ontstaan
uit het overvloedige zweet van de ge
weldenaar. Men hoort daar nu nog
soms een donderend geluid, het ge
kerm van de verslagen reus. Nog meer
gevechten volgden, met andere vijan
den, doch die slaan wij maar over.
Bandawasa kreeg nu het rijk van Pram
banan in bezit. De weer opgedoken
Kandi Laras ontving het rijk van Peng
ging, met de bijbehorende dochter.
(lees verder volgende pagina)
van Nederland, het KNIL, en hun te
genstanders, de TNI.
Het zesde programma (10 augustus)
laat horen hoe de Nederlandse troe
pen in Indië moreel en materieel wer
den gesteund. Wie waren de tegen
standers van deze 'koloniale oorlog?'
Het zevende programma (17 augustus)
gaat over de soevereiniteitsoverdracht
en de gevolgen daarvan voor onze
landgenoten overzee. Zij keerden te
rug naar een land dat velen van hen
nog nooit gezien hadden. Hoe was de
opvang? Hoe snel werd hun leven
weer 'normaal'?
In het achtste programma (24 augus
tus) wordt 'het Indische' in onze sa
menleving belicht. Wat is dat eigenlijk,
en hoe wordt dat door de tweede ge
neratie ervaren?
In het negende en laatste programma
(31 augustus) keren we terug naar het
land van herkomst. Het verlangen en
de verwachtingen en de werkelijkheid
van het huidige Indonesië.
7