T
I
Kolonist op Nieuw Guinea (Vil
Een oase van groen en rust
l~ ïisfr *5.
Links: bedrijvigheid in de "hoofdstraat" van Seroei. Rechts: schepen in de baai van Seroei liggend.
Seroei 1952.
Een liefelijk gelegen kustplaatsje aan een zuidelijke inham van het eiland Japèn.
Het dorpje bezit een klein wit strandje met een piertje, waaraan kleine kustvaar
tuigen kunnen meren. Groene heuvels omsluiten als het ware met hun uitlopers
de halve baai. Deze inham biedt aan vissers, die met hun prauwen op zee de
visvangst beoefenen een veilige beschutting tegen de vaak plotseling opkomen
de storm. De "angin-riboet" een stormwind zoals het daar wordt genoemd. Deze
wind, die met een luid angstaanjagend geloei uit het noorden komt, strijkt dan
over de heuvels langs Seroei heen. En dit gebeurt meestal in de westmoesson.
In dit seizoen veroorzaakt hij door opstuwing in de luchtlagen tegen de berg
hellingen langs de noordkust ook de zeer zware regens. Je kunt in deze tijd van
het jaar beter niet te ver uit de kust uit vissen gaan.
Seroei is een middelgrote plaats met
inwoners bestaande uit autochtonen,
Europeanen (Bestuur, Politie, Zending
en enige landbouw-ambtenaren) èn de
overal aanwezige Chinezen met hun
toko'tjes. Tenslotte enige Indonesiërs
met hun gezinnen.
Kort na aankomst werd aan het Hoofd
van Plaatselijk Bestuur, mr. de Zoete
voorgesteld. Later zou deze bestuurs
man worden opgevolgd door dhr.
van Eek, ex-H.P.B. van Sarmi. Daarna
volgde kennismaking met het kader en
personeel van het detachement. Tot
dit kader behoren de ivp Nelwan (2e
man), van der Eist, Pieroeli, Engels,
de Bats, Jeltes en de inheemse kader
leden Tompoh en Mamboeai.
De grootte van de personeelsbezetting
verrastte mij. Maar gezien de uitge
strektheid van het ressort was de rui
me bezetting niet vreemd.
De eilanden ten zuiden en zuid/oosten
van Japèn en het kustgebied ten zuid
westen van de Geelvinkbaai met de
daarachter gelegen jungle-gebergten,
was mijn nieuw patrouilledomein
Wij (mijn gezin en ik) kregen van het
H.P.B. een gelijksoortige woning als in
Sarmi toegewezen, met dit verschil
dat we hier een open voorgalerij had
den en één slaapvertrek meer. Daarbij
was dit huis in het rijkelijk bezit van
een waterput met helder koel water.
Dit water werd door middel van een
eenvoudige hefboom installatie (van
bamboe) emmersgewijs opgehaald. En
wat de verlichting betreft, de "storm-
king", een petroleumlamp onder druk,
deed het nog steeds. Het detachement
kreeg later de beschikking over een
klein lichtaggregaat, een erfstuk van
de Japanse bezetting.
Enige tijd later maakte ik kennis met
enkele kolonisten die Seroei rijk was,
t.w. Wilten, Kuipers en Abels. Hoe
lang zij daar al zaten wist ik niet. Ze
hadden een agrarisch bedrijfje en ver
bouwden groenten en fruit, die onder
de ingezetenen gretig aftrek vonden.
Ook de autochtonen en een paar In
donesiërs w.o. Alwi Rachman, hadden
in deze bedrijfstak hun living gevon
den. Ze werden daarbij gesteund en
voorgelicht door de landbouwkundige
van Genderen.
Van eerder genoemde Alwi Rachman,
die zich in gebrekkig Nederlands ver
staanbaar wist te maken, is mij nog
bijgebleven, dat hij jonge - gestreepte
- varkens aanduidde met "bigten met
pyamawat prompt door ons al
len werd overgenomen.
Seroei had aan landbouwprodukten
geen gebrek. Zelfs de Marine uit Biak
en de langsvarende K.P.M.'ers foe-
reerden in dit plaatsje. Dat Seroei een
vruchtbaar eiland was, bewezen ook
de kaderleden. In die betrekkelijk kor
te tijd dat ik in Seroei verbleef, mocht
ik ettelijke malen als peter optreden...
Op pasardagen heerste er in het ha
vengebied en omgeving een gezellige
drukte. Tientallen prauwen van nabu
rige dorpen kwamen naar Seroei om
hier hun produkten aan de man te
brengen. Er werd van alles verhan
deld; copra, damar, bosprodukten,
zoute vis, landbouwprodukten en noem
ze maar op. De handelaren deden op
die dag goede zaken.
En als de grote boten zoals de K.P.M.
of een Nederlands schip Seroei aan
deden, was op dit haventerrein de
zelfde drukte waarneembaar. Want
dan werden de bestelde artikelen en
heerlijkheden uit het buitenland (Ne
derland of Singapore) uitgeladen en
kon het District Japèn/Waropèn weer
met nieuwe artikelen worden bevoor
raad.
Het Christelijk deel van de inwoners
van het dorp was overwegend Gere
formeerd. De Zending had hier haar
"Head Quarter". Europese zendelin
gen gaven in het seminarium onder
richt aan Papoea leerlingen en toe
komstige goeroes. Het Zendingster
rein, dat wat achteraf gelegen was,
ademde en straalde integriteit en
godsvrucht uit. Daar wisten wij van
mee te praten I Toen op Koninginne
dag, tijdens de volksfestiviteiten mijn
agenten en kaderleden met hun dames
een feestje in de kazerne hadden "op
gebouwd", werden wij na een menari-
dans (dit is een gemeenschappelijke
inheemse dans) door een zeer boze
zendeling aangesproken. "Dit feest is
geen stichtelijk voorbeeld voor de
autochtone bevolking. Ik zal hierover
mijn beklag indienen bij het Hoofd van
Plaatselijk Bestuur I"
Misschien was hij kwaad op een groep
niet-dansers, die zich vermaakten met
het racepaardenspel? Wij wisten het
niet. Helaas konden wij om wille van
geloofsovertuiging het feest dat wij ter
ere van onze vorstin vierden, niet zo
abrupt doen beëindigen. Het onder-
24