De reis van Sosro Kartono naar Sumatra in 1931
(SLOT)
Soms wilden de radja's er getuige van zijn hoe ik de mensen, hun onderdanen
hielp in een pasanggrahan, zo bijv. in: Sigli, Pedir, Takengon, Perlak, Langsa, Lho
Seumawei. Daarna ging ik direkt telkens mijn opwachting maken in hun dalem,
waarna ik weer verder ging met het volk helpen. Als ik werd uitgenodigd om te
komen logeren, wees ik dat af, want ik moet erop letten en er voor oppassen
dat er geen verkeerde ideeën postvatten bij de betrokken hoofden. Ik heb maar
een keer in de dalem van de Radja overnacht, namelijk in de dalem van de
Radja van Perlak, Teukoe Tajib; zijn echtgenote is een Javaanse uit Bantam of
Cheribon. Ik werd geëerd met op Javaanse wijze bereide gerechten, maar ik at
er niets van, ik knabbelde alleen wat lombok, zonder iets anders. Toen ik in
Perlak was, regende het "boekan main". Maar de mensen wilden per se toch
komen. Er zijn veel Javanen in Perlak; ze werken daar in een olieraffinaderij.
Omdat er zoveel Javanen zijn, zijn er veel Atjehers, die Javaans kunnen spreken.
In de steden langs de kust, vanaf
Koewala Simpang in Zuid-Atjeh tot en
met Koeta Radja liggen garnizoenen,
zoals bijv. in: Langsa, Perlak, Idi Lho
Soekon, Lho Seumawei, Bireuen, Meu-
roedoe, Samalangan, Sigli, Pedir, Ta
kengon, Lho Nga, Koeta Radja, e.a.
Overal waar ik stilhield, kwamen er
veel soldaten met hun vrouwen om
(geneeskrachtig) water vragen. Onder
andere ook Ambonnezen, Menadone-
zen en Nederlanders met hun njonja's.
Ook kwamen veel politiemensen vra
gen om tirto oesodo, geneeskrachtig
water, zo God wil. Vaak kwam de po
litie het drukke verkeer regelen. In
Langsa, een garnizoensplaats kwam
de Nederlandse politiecommandant
een handje helpen. De Radja van
Langsa, Teukoe Tjhi Ali Basja, kwam
naar de pasanggrahan om persoonlijk
te zien, hoe ik zijn onderdanen hielp,
tot ik weer vertrok. Dikwijls hield ik
enige tijd stil in een pasanggrahan al
leen maar om gasten te ontvangen.
Ook was de politie dikwijls behulp
zaam, en ik vond 't eigenlijk wel best,
't vergemakkelijkte alles wat moeilijk
heden opleverde bij mijn werk. God
dank waren er warempel overal men
sen die hielpen, wat bevorderlijk was
voor (mijn gemoedsrust) onderweg.
Zo ging het ook in Takengon. Vanuit
Takengon stuurde ik de Monosoeko-
broeders een telegram, ik hoop, dat
het al is ontvangen. Takengon kan be
schouwd worden als gelegen in het
hartje van het Atjehse land; de men
sen die er wonen behoren tot de Ga-
jose bevolkingsgroep, hun taal ver
schilt van het Atjehs. Takengon ligt
aan een groot meer, genaamd Laoet
Tawar. Er is daar een klein schip, dat
dient om kompeni (KNIL-)troepen te
vervoeren.
Soms gaat het water van dit meer
hoog en is het zo woelig, dat het
schip niet kan uitvaren. Takengon ligt
temidden van een hoog gebergte, om
ringd door hoog opgaande bossen met
talloze koningstijgers, apen en neus
hoorns. Er zijn daar veel giftige bla
deren, als iemand erdoor geraakt
wordt, sterven zijn vlees, zijn huid en
zijn botten meteen af, er is geen me
dicijn tegen. Takengon ligt 102 km van
Bireuen, de weg erheen loopt door
hoog opgaand bos, de weg is moeilijk
te begaan. De radja daar heet Radja
Hang. Hang is een Gajo-woord en het
betekent rood, omdat deze radja vroe
ger de rang had van hoeloebalang en
vaak "marah" was, kreeg hij als vol
ledige ambtsnaam de titel Radja Pema-
rah, Radja Hang.
In Takengon liggen 8 brigades solda
ten, dat zullen er niet ver van de 150
zijn geweest. (Noot vertaler: Een KNIL-
brigade telde voor de oorlog 20 man).
Allen kwamen ze (geneeskrachtig) wa
ter vragen, dag en nacht, zowel Ja
vaanse als Ambonnese alsook Mena-
donese soldaten met hun echtgenotes.
Er waren er zelfs die hun plicht ver
zuimden. Er waren veel Javaanse sol
daten bij en ook veel gepensioneer
den. Er was ook een Javaanse ver
eniging. "Djawa setija", waarvan de
leden gewezen soldaten waren. Veel
Javanen in de Gajolanden bewerken
daar de grond. Ze staan daar goed
aangeschreven bij de Gajo's.
Wat mij in Takengon telkens verbaas
de was het grote aantal mensen die
(geneeskrachtig) water kwamen vra
gen, terwijl dat gebied toch gelegen
is temidden van hoog opgaand bos en
gebergte. Er kwamen duizenden men
sen, ik hielp de mensen tot na twaalf
uur 's nachts. Er waren twee radja's
die laat in de avond nog kwamen aan
zetten, na een afstand van 240 km af
gelegd te hebben, 's Morgens vroeg
kwamen de inheemsen al opdagen.
Daar was er ook een Soendanese me
neer - een opzichter - met zijn vrouw,
die ik nog kende uit Bandoeng. De
hele dag kwamen ze helpen. Er kwa-
KARTINI
Pionierster van de Indonesische
onafhankelijkheid en vrouwen
emancipatie
door Sitisoemandari Soeroto
Een nieuwe biografie van
R. A. Kartini die tevens een
boeiend tijdsbeeld geeft.
Geïllustreerd met foto's.
Prijs f 29,50, porto f 4,25
BOEKHANDEL MOESSON
men ook veel vooraanstaande Javanen
zoals op andere plaatsen. Overal ont
moette ik warempel kennissen van de
eigen of andere bevolkingsgroepen.
In Koeta Radja was er een Javaanse
goeroe die les gaf aan een H.I.S. en
die nog een document had betreffen
de het recht van een landhuurder om
na afloop van de huurtermijn toch nog
de te velde staande oogst binnen te
halen. Heel wat kennissen die al eens
(bij mij) in Bandoeng waren geweest,
trof ik weer op deze reis.
In Takengon kwamen de mantri-politie
en de djaksa zelf en deden hun uiter
ste best om behulpzaam te zijn voor
een goede gang van zaken bij alle
drukte. Die mantri-politie en die djak
sa hadden al eens een brief gestuurd
naar Bandoeng, maar er was geen ge
legenheid geweest er aandacht aan te
besteden, dus waren ze erg blij dat ik
in Takengon kwam. Veel politieagen
ten hielpen. Middenin 't gebergte, mid
denin de bossen waren er vrienden
die metterdaad hielpen, Wie had dat
kunnen denken.
Radja Hang kwam naar de pasang
grahan om zelf ooggetuige te zijn,
kwam om welkom te heten en eer te
bewijzen. Zijn beambten gaf hij op
dracht mij te helpen.
Toen ik net in die pasanggrahan was
gekomen, rinkelde de telefoon onop
houdelijk. In elke pasanggrahan waar
ik kom, gaat prompt de telefoon zon
der onderbreking, 't Zijn telefoontjes
van mensen die inlichtingen vragen of
bijv. van een mandoer die in opdracht
handelt om een teken te geven. (Noot
vertaler: Sosro werkt dit niet uit).
Wat ik erg grappig vond, was de komst
van een Arabier, Sajid Abdoellah Ha-
basji in de pasanggrahan in Takengon.
Vóór ik kwam, stonden al veel mensen
(me) op te wachten. Net toen ik er aan
kwam, kwam Sajid Abdoellah mij tege
moet, verwelkomde en bewees mij eer.
Omdat hij al 30 jaar verbleef in Atjeh
en het Gajo-gebied, had hij daar veel
kennissen en hij kende erg goed Ga-
joos en Atjehs en het Gajoland. Dus
was hij van veel nut en kon ik profi
teren van zijn hulp die goed van pas
kwam bij 't werk op mijn reis. De hele
dag week hij niet van mijn zijde, pas
's avonds ging hij naar huis. Omdat hij
(mij) om loon vroeg, is 't wel mogelijk,
dat hij wilde weten, hoe mijn manier
van optreden was. Hij maakte geen
fouten, want hij deed zijn plicht. Goeie
genade, 't is maar goed, dat er nog
mensen zijn die pro deo willen helpen.
Hij durfde mij zelfs te vragen om mee
te gaan naar Bireuen en Lho Seuma
wei als helper. Hij werd meestal aan
gesproken met Toean Habib. Hij was
al een dagje ouder, maar nog een man,
die hield van grapjes zoals jongelui
zich permitteren, verkocht veel praat
jes en kletsica. Zei vele malen: Neem
me niet kwalijk; z'n baard begon al
aardig grijs te worden, maar hij had
nog geregeld neiging om tersluiks naar
vrouwen te kijken en koesterde nog
steeds 't verlangen om 't aantal van
27