HET VOORMALIGE BATAVIA TUNAS Trade, Tours Travel International B.V. zei hij "Mag ik U even in de rede o/allen, mevrouw? Maar zou U die hin derlijke vlieg van mijn gezicht willen wegslaan?" Wat voelde je je dan nog rijk bij die arme kerel vergeleken. Toen moesten we weer verhuizen, 's Nachts in het pikkedonker lopen naar het station. "Allemaal elkaar ste vig vasthouden, hoorwerd er ge roepen. Er was geen hand voor ogen te zien. Liep er soms een open sloot langs de weg Verkeer was er ge lukkig niet. Soms struikelde je over een steen. Gelukkig waren er de an deren, die je ophielpen Toen het begon te dagen, kon oude Oma niet meer, ze ging gewoon op de grond aan de kant van de weg zitten, niet te overreden om mee te gaan. De Jap kwam met een stok dreigend op haar af. We konden niet zien of horen, of hij haar ook werkelijk sloeg. Ze riep maar: "Tida bisa, soeda toea". Na een uurtje, toen de zon al opkwam zagen we haar met nog andere uit vallers in een vrachtauto voorbij rijden, goddank I Aardige Jap Er kwam een dag, dat er helemaal geen hout meer was voor de gaarkeuken. Het orgel uit het kerkje was al in stuk ken gehakt en opgebrand. Het was een nog vreselijker dag dan anders: jenge lende kinderen, zenuwachtige moe ders, ruzie's. Zo'n hele dag zonder eten. Toen was er die bij uitzondering aardige Jap, die het niet kon aanzien, en die er nog 's nachts op uitging om hout te zoeken. Hij kwam ook met een lading hout in een vrachtauto terug, midden in de nacht. En toen werd er nog rijst gekookt. We zeiden: hoe heet die vent? Die naam moeten we ont houden voor straks na de oorlog, als de mannen weer thuiskomen. Altijd hetzelfde refrein. Natuurlijk hebben we zijn naam helaas niet onthouden. We zagen trouwens geen één Jap, toen de oorlog afgelopen was. Elsje was eens ziek. Ze had hoge koorts. Moest veel drinken. Maar water was erg gerantsoeneerd, we stonden uren in de zon in lange rijen met ons pannetje of emmertje voor water. Ik kreeg er bijna een zonne steek van. Toen ze weer beter was, vond de dokter het nodig, dat ze in het ziekenhuis kwam om wat met eten bijgespijkerd te worden. Dat werd een drama. Ze ging zienderogen achteruit en huilen, huilen, als ik weg ging en de hele nacht, vertelde de verpleeg ster me. "U moet haar daar weghalen en bij U houden, dit gaat mis," waar schuwde de zuster me. Maar toen ik dat aan de dokter vroeg (zelf geen moeder) zei ze "Wees nu niet eigen wijs, hier krijgt ze tenminste af en toe nog eens iets extra's. Dat heeft ze hard nodig." Maar ik wist, dat ze in haar ellende - ze had het sterven van een kind naast haar meegemaakt en de vreselijke scène van de moeder - haar moeder het meest nodig had, ik werd toen hysterisch gewoon, wierp me op de grond en riep: "Ik wil mijn kind mee hebben, ik zal mijn kind mee hebbenIk schrok gewoon van me zelf. Maar 't hielp, ik kreeg haar mee en we sliepen geen nacht meer zonder dat ze mijn hand stevig vast hield. Ze was toch ook nog maar zes jaar I Als ik 's nachts wacht had, sliep ze gewoon niet. Mystieke krachten Natuurlijk kwamen sommige vrouwen er toe, hun zogenaamde mediamieke gaven te oefenen. Ze wilden weten, wanneer deze hel voorbij zou zijn, of we onze man en zoon terug zouden zien enz. Er werden portretten gepsy- chometreerd, zieken gemagnetiseerd enz. We hadden immers niets meer te doen. Geen huishouden, geen uitgaan, geen schoonmaken, koken, boodschap pen doen, geen boeken om te lezen, die paar van elkaar hadden we al stuk gelezen, op vodjes papier tekenden we de inrichting van ons huis later en schreven we op, wat we nooit meer zouden doen of wat we in het vervolg altijd zouden doen. We vergaten alles en moesten het dus wel opschrijven. Door gebrek aan voedsel scheen je alles te vergeten. Je sufte maar wat, nog een geluk eigenlijk. Daardoor mis schien ook, kregen we soms merkwaar dige dingen "door". Ik zelf bv. "zag" bij een foto van de dochter van een onbekende zaalgenoot een crucifix. Ik vroeg: "Zijn jullie katholiek?" Neen, maar ze wilde altijd al non worden. "Ziet U of ik haar terugzie?" Maar hoe ik ook mijn best deed, ik zag verder niets. Ik voor mij dacht, dat ze wellicht dood was, als 't tenminste iets te be tekenen had. Een ander gaf me de foto van haar man. Wat ik zag was,dat hij telkens een geweer in tweeën brak over zijn knie. En dacht: misschien be tekent het het spoedig einde van de oorlog. Maar zijn vrouw zei: "We heb ben elkaar leren kennen op een bijeen komst van "Het gebroken geweertje". Daar had ik nog nooit van gehoord. Over een foto van de geefster met man en twee dochtertjes, zei ik: "Ik zie jullie alle vier weer bij elkaar, maar er staat deze keer een kleine jongen bij." Jaren later hoorde ik, dat ze in Holland nog een zoontje hadden ge kregen. Iets bijzonders was, dat ik op een avond, toen ik niet kon slapen en helemaal niet aan occulte dingen dacht, plotseling bij vol bewustzijn een paar mannenbenen met een gebaarde man daaraan over het raamkozijn zag ko men, waar we onder lagen. Hij zei: "O pardon, ik dacht mijn vrouw hier te vinden". In gedachten vroeg ik hem: wie is uw vrouw dan? Ze kan hier best gelegen hebben, we zijn weer eens allemaal door elkaar gegooid, mis schien zit ze in een andere zaal. Haar naam is X (zal ik maar zeggen, weet 't niet meer) zei de vriendelijke en be leefde man en was weg. Ik vertelde het de volgende dag aan een van de anderen, die me geen rust gunde, voordat ik op het kantoor naar die naam en die dame gevraagd had. Ze gaven me daar op: zaal 77. Wij er heen. Ja, daar was mevr. X. Toen ze 't ver haal hoorde, was ze eerst geïnteres seerd, toen werd ze angstig, en be droefd. Ze vroeg; "Hoe zag hij er uit?" (Ze dacht zeker, dat hij dood was) ik beschreef hem, ja, dat klopte wel. Maar toen ik 't had over zijn baard, zuchtte ze verlicht: "Dan is het mijn man niet, die heeft geen baard". Later, na de oorlog, hoorden we, dat heel veel mannen hun baard hadden laten staan, ik zou toch wel willen weten, of het in feite een doodstijding is ge weest. Ik heb haar nooit meer ontmoet. Van mijn eigen man en kind heb ik nooit wat opgevangen helaas. En nu het leven weer zijn volle tol eist, ben ik ook weer medium-af. De ver huizing naar Banjoebiroe heb ik nog meegemaakt, maar zodra het zeker was dat de oorlog afgelopen was, ben ik onmiddellijk zo goed en zo kwaad als het ging met moeder en dochter naar een vriendin in Semarang gereisd, die buiten het kamp had weten te blijven. De afschuwelijke schietpartijen van de Indonesiërs, die in bomen zaten en zo, heb ik niet meer meegemaakt. We reis den nog met de laatste trein door naar Bandoeng, naar mijn zuster, die ook buiten het kamp was gebleven. En daar vond ik mijn zoon weer, dat onbe schrijflijke geluk I Nu mijn man nog. Die kwam pas een half jaar later uit Siam, maar we hadden gelukkig al schriftelijk contact gehad. Voor mij eindigde de nachtmerrie met groot ge luk. Maar voor hoevelen niet? Een Hollandse stedestichting in de tropen Anno 1619 door Ir. H. A. Breuning b.i. f 29,50, porto f 2,30 BOEKHANDEL MOESSON 385 Beeklaan Telex: 34193 tunas nl. 2562 AZ DEN HAAG Telefoon 070-63 92 27 63 89 94 Uw Indonesië en Verre Oosten reis op de maat van uw beurs en wen sen gesneden Agent voor Europa van P.T. TUNAS INDONESIA TOURS TRAVEL Jakarta kantoren: Medan, Padang, Yogya, Surabaya, Bali, Ujung Pandang, Bandung, Singapore, Hongkong, USA. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 17