Jeugdherinneringen aan Rawah Bangké (Mr. Cornelis) (slot) Rectificatie 6 door Jan Schlechter Toen de naar ons gevoel veel te brede Rawah Bangké straat was aangelegd was het oude vertrouwde veld er echt niet meerSpoedig werden wij verrast met iets dat wij nooit eerder hadden gezien. Deze straat werd een soort auto testbaan. De nieuwste auto's stonden op een rij en werden uitgeprobeerd, niet één voor één, maar allen tegelijk Wij stonden met open mond te kijken naar de vreemde en gevaarlijke capriolen die de autorijders uithaalden. Ze maakten de scherpste bochten en af en toe reden ze (wie waren deze mensen?) op twee wielen met de andere zijde dus in de lucht en zo schoten ze met een ongelo felijke snelheid langs ons heen, waarbij de banden schrille geluiden produceer den. Elk ogenblik kon je verwachten dat er een auto uit een bocht zou vliegen. Maar er gebeurden geen ongelukken I Het was een adembenemend schouwspel. Elke dag als wij om één uur met de trein thuiskwamen stonden we dan te kijken naar dit opwindende spektakel dat even plotseling verdween als dat het gekomen was. De betrekkelijke rust was weergekeerd In de leegstaande winkelpanden tegen over de ijsfabriek kwam een brood bakkerij I De ondernemende eigenaren van Toko Tan en Tjung, Provision en Dranken, kwamen met dat plan op de proppen en ze hadden het goed beke ken. In die tijd werd het brood gele verd aan de broodetende Meesterria- nen door "Jan Bakker Je Bakker", wel ke bakkerij aan Salemba was gelegen, te ver dus als je extra brood nodig had. De nieuwe Bakkerij heette Hygea en Hygea ging een schitterende toekomst tegemoet. De geurige broden die de bakkerij produceerde waren krokant en heerlijk; even uitstekend als de roomtaarten en andere gebakjes. De warme bollen, de saucijzebroodjes en krentebollen, kadetjes en soepbrood jes, ze waren van uitnemende kwaliteit en zo was het met de onvolprezen venters die de heerlijke waren in me talen trommels met de trotse naam Hygea erop op hun schouders - servet in de hand - langs de huizen droegen en al schreeuwende en moppen en kluchten verkopende deze heerlijk heden aanboden. De bakkerij manager was een zekere Paul Tulaar die als Indo de kunst van het bakken volkomen onder de knie had. Alles ging er van een leien dakje en er werd goed geld verdiend. L. en ik, geboren straat-slijpers boden ons vaak aan om er te helpen. We kenden de bakkerij als geen andere buiten staander. Van hulp kwam echter niet veel. Wij vyaren eerder een plaag dan een zegen en ik heb me altijd wel afge vraagd waarom de heer Tulaar nooit de moed had ons de deur uit te smij ten. De bakkerij deed het zó goed dat zelfs de armen werden bedacht want de oude onverkochte broden werden netjes in sneedjes gesneden, in de ovens geroosterd en dan voorzien van boter en met suiker bestrooid. Bede laars en hongerigen die langs kwamen werd dit heerlijks nooit geweigerd! De twee en halve cent taartjes die niet verkocht waren werden de volgende dag handig tot een kleiner formaat gebak gesneden en verkocht voor an derhalve cent Paul die het werk beslist alleen aan kon kreeg er opeens hulp bij. Een ze kere heer Ali werd aan de leiding toe gevoegd. Hij was even vriendelijk en hard werkend als Paul. Wat was er aan de hand Paul woonde alleen in het zelfde pand van de bakkerij maar dan achter in de winkel voorbij de voorraad kamers. Hij had er zijn bed staan in een kamertje dat leidde tot een open driehoekig platje, onoverdekt en met een put er bij. Paul klaagde dat het er spookte. Hij werd in zijn slaap dagelijks ge stoord door geluiden die uit de put kwamen, deuren die open en dicht sloegen, lichten die aan en dan weer uitgingen, het lachen of huilen van mensen en ga zo maar door. Paul was niet bang uitgevallen. Hij nodigde eenieder die naar zijn ver halen luisterde uit, 's nachts bij hem te komen overnachten. Voor zover ik weet ging niemand op deze invitatie in, wel kwamen er mensen overdag zijn slaapgelegenheid bekijken. Nu Ali er was kon Paul elders een paar keer in de week goed uitslapen. Ook Ali had last van de spoken, werd er ge zegd. Een van de belangstellenden voor Paul's griezelverhalen was mijn Ma. Als ze haar wekelijkse bestelling deed kon ze het niet nalaten van Paul of Ali meer te weten te komen en zo was ze Het adres van de heer Mulder, die belangstelling heeft voor fo to's van schepen van de K.P.M., S.M.N, en R.L. (Moesson 15 au gustus jl., blz. 11) werd verkeerd vermeld. Het juiste adres luidt: De heer A. J. J. Mulder, Matterhorn 11, 1186 EB Amstelveen. er echt van overtuigd dat onder de aarde van Rawah Bangké een groot kerkhof lag I Onze familie woonde in die tijd aan de Kerkstraat in een grote koele woning met diep gelegen tuin vol vruchtbomen welke tuin tot aan de Kali Baroe reik te. De kortste weg naar het station voor ons die dagelijks naar Gambir moesten rijden was over de zwarte (Kali Baroe) houten brug en door de Waringinlaan die van zelf uitliep in de nieuwe Rawah Bangké straat. De depressie zorgde ervoor dat mijn va der met vervroegd pensioen moest. Als gepensionneerde B.O.W.er werkte hij nu samen met de aannemer Lauw Tiang Bouw, wel bekend in Meester. Voor hem was er geen sprake van depressie. Er was werk zat I Al een tijd lang had hij bovendien met het plan gelopen een huis voor zich zelf en voor zijn groot gezin te bou wen. Waar dat huis zou komen te staan daar sprak hij nooit over. Dagelijks zagen wij hem in zijn voor kamer druk bezig met schetsen en be rekeningen. Die schetsen en bereke ningen liet hij mijn moeder af en toe zien. Op een goede dag was hij met het werk klaar en toonde hij met trots de blauwdrukken voorzien van alle de tails etc. etc. Mijn vader moest beslist het terrein allang hebben opgemeten alvorens hij over kon gaan tot zulke gedetailleerde berekeningen. Toen hij dan eindelijk aan mijn moeder vertel de dat het huis op de hoek Waringin laan en Rawah Bangké zou komen te staan, kreeg ze haast een flauwte. "Ik wil geen huis op het kerkhof" hoorde ik haar nog zeggen. "Je zoekt maar een andere plaats voor mijn huis, maar daar wil ik beslist niet wonen." Zoals vermoed was mijn vader stille tjes reeds overgegaan tot het uitmeten van de grond. Hij was lid van de ge meenteraad en kreeg zodoende alle medewerking voor de koop ervan. Thuis was er natuurlijk oorlog. Mijn vader bleef bij zijn plan en mijn moe der die het geld vasthield weigerde halsstarrig toestemming te geven tot de bouw van het huis. Ik zag bij mijn dagelijkse wandelingen naar het station de roodgeverfde rooi lijn paaltjes reeds in de grond steken. Ik ontdekte ook dat de armzalige djamboe-aer boom binnen de recht hoek viel. Wat zouden we met zo'n boom moeten beginnen, zo dacht ik. Inmiddels had mijn vader de klachten van mijn moeder serieus genomen en de Oudheidkundige Dienst in Batavia

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1984 | | pagina 6