Julius Alexander door J. Schlechter Bij een geboorte bij ons thuis keek Papa gewoonlijk in zijn missaal welke heilige op die dag door de kerk werd gevierd. En het kind werd dan naar deze heiige genoemd. Gemakkelijker kon het niet. Maar met de geboorte van Julius Alexander ging het blijkbaar heel anders. Julius Alexander moest om onbekende redenen met grootse ideeën, met schitterende toekomstplannen in verband worden gebracht. Het missaal was opeens niet goed genoeg, of was Papa zijn gebedenboek kwijt? Dat kon natuurlijk ook I Of neen, want Papa verloor nooit wat en zeker niet zijn missaal. Die stond altijd op dezelf de plaats naast dezelfde wekker op hetzelfde nachtkastje. Mijn geboorte viel op 24 november en dus werd ik Johannes genoemd. Maar wat een verschil met zulke historische namen als Julius en Alexander. Natuurlijk was ik toen nog veel te dom en veel te klein om dat soort pijnlijke vergelijkingen te maken. Ik zat ook maar pas in de eerste klas van de openbare lagere school. We woonden aan de voor mij beroem de en tegelijk mysterieuze Lampujan- gan in Jogjakarta. Waar komt dat Lam- pu nu vandaan en jangan; moet dat nu Djangan zijn? Zo heb ik weieens over deze vreemde en toch weer ver trouwde naam nagedacht. Het heeft voor mij altijd iets van een waarschu wing, dacht ik, maar nooit iets intiems, lieflijks of vriendelijks, iets waar je van kan houden. J.A., zo zal ik mijn jongste broer nu verder afgekort noemen, moest dus geboren worden. Er werden natuurlijk de nodige voorbereidingen getroffen. Ook wij kregen een en ander te horen; voor mij was alles totaal raadselach tig. En het werd nóg moeilijker toen Papa zei het nodig te vinden de boven ramen met luikjes van zijn slaapkamer van nu af dag en nacht open te hou den: "Omdat de ooievaar nu elk ogen blik komen kon I" Mijn kinderogen waren gericht op de blauwe lucht. Ik zocht in alle richtingen in de hoop de ooievaar te ontdekken... Ik had dus niet eens ontdekt dat in tussen de vroedvrouw bij Mama was, die op het punt stond een kindje te baren. Papa had voor deze bijzondere ge legenheid verlof genomen. Dingen lie pen altijd spaak als hij te lang thuis was. Dit mocht niet, daar moest je van af blijven, je moest niet te veel stoeien of leeglopen enz. enz. Het was nooit leuk I Mama was plichtsgetrouw tot de laat ste week met ons, met mij, zondag morgen heel vroeg vóór de zon op kwam naar de kerk. Niet met de auto. Ze ging te voet, helemaal naar de nieuwe wijk. Zo goed voelde zij zich. Van haar zwangerschap had ik dan ook niets gemerkt. Ik zie haar - in de geest - nóg lopen in het donker door Lampu- djangan. ledereen was blij met de komst van de baby. De ooievaar had hem al heel vroeg in de ochtend keurig netjes in de wieg gedeponeerd. Mijn Pa ken nende, weet ik zeker dat direkt na de geboorte van J.A. het doopsel was toegediend. De stemming in huis was prima. De chauffeur, wie ook een verlofje was gegund, kon niet nalaten ons en de baby met een bezoek, heil wensen en een boengkoesan te ver blijden. Alles liep van een leien dakje. Papa had op de Sekaten een mooie spaarpothaan van gebakken klei ge kocht, bestemd voor J.A. en zijn toe komst. Elke week zouden we een cent, een gobang, een stuiver, een dubbel tje in de tjèlengan van J.A. mogen laten glijden, ten bate van zijn studie I In de woonkamer stond Pa's bureau met de altijd net opgestapelde toren van stukken voor het werk. Ik durfde die "heilige" plaats nooit te benade ren. Er was een voorzichtige afstand tussen Papa en mij, tussen Pa's dure bezittingen en mijn op avontuur beluste handjes die al veel kostbare dingen hadden gebroken. Naast het eerbied wekkende bureau stond een dure electrische schemerlamp met prach tig groenblauwe glazen kap. Ook daar had ik ontzag voor. Dan was er hele maal in de hoek de mooie His Masters Voice draaigrammofoon met deurtjes. Na de geboorte van J.A. werden we 's zondags getrakteerd op fijne muziek, half klassiek, half populair. Klanken als die van "The song of India" en "Cavaleria Rusticana" - die me nu nog aangenaam tot meewarig in de oren klinken - galmden door het hele huis tot voorbij de bijgebouwen. Ik bleef graag liever op het open ter ras achter voorbij de slaapkamers waar de mooie muziek toch goed doordrong. Als het wat donker werd raakten deze Westerse klanken ge voegelijk slaags met de steeds sterker wordende gamelanmuziek van de kam pong achter ons huis. Toch ging er iets mis met onze baby. Ik hoorde het kindje meer huilen dan gewoonlijk. Ik zag bezorgde gezichten en hoorde bezorgde klanken. De res- tantjes van "nasi tim" waar ik altijd op loerde als de baby genoeg had ge geten, waren er opeens niet meer. J.A. werd in een slendang gedragen om het kind tot slapen te krijgen, maar het zieke huilen bleef aanhouden. Ik zag stapels Glaxo blikken - babyvoedsel in poedervorm - op diverse plaatsen in de keuken, de goedangs en de achter galerij. Er waren ernstige voedings stoornissen geslopen in J.A. tere lichaampje. Dr. Yap, de bekende kin- 51 derspecialist, kwam vaker over de vloer. Er werd opeens nog een andere dokter geraadpleegd. Mèt dr. Yap stonden ze Mama terzijde. Papa vond het wijs om nu ook maar (weer) thuis te blijven. Hij meende tijdens zijn laat ste toernee naar Wonogiri vreemde tekens te hebben ontvangen in de voor op toernee zijnde ambtenaren ter be schikking staande slaapgelegenheden. Die tekens verontrustten hem. En of het zo moest, een andere zuster - jonger dan ik - werd ziek, ernstig ziek. In huis was iedereen geslagen door beide ziektegevallen. Vooral Mama was totaal overstuur. Een akelige "Piet van Vliet" had zijn intrek genomen in de manggaboom en begon zijn onheilbrengende geluid. Het bracht iedereen van streek, zelfs Papa die in alle oprechtheid nooit toegaf aan allerlei bijgelovige onzin. Onze brave chauffeur liep op de boom af, zocht met beide ogen door de zwa re takken naar de ongeluksvogel tus sen de bladeren en toen hij het akelige beest ontdekt had, deed hij wilde po gingen het te verdrijven. Hij maakte een verlengstuk aan de galah en zwaaide met veel lawaai tussen het bladerdak. Het mocht niet baten. Had hij een geweer gehad dan weet ik ze ker dat het beest niet langer geleefd zou hebben. Moedeloos trok de chauf feur zich terug. De vogel bleef dus fluiten, al was hij meerdere malen van plaats verhuisd, voor alle zekerheid. Mama hoorde van de dokter tenslotte dat J.A. niet meer geholpen kon wor den. Zijn arme lichaampje lag er slap bij en het huilen was teruggebracht tot zacht gekreun, bijna niet meer hoorbaar. Onze kinderbaboe, die al eerder het ergste vreesde, fluisterde Ma een dag of wat tevoren toe, dat ze van een bekende doekoen af wist en of Mama de baby alsjeblieft bij hem bracht. Pa wilde er niets van weten, ledereen in huis was de wanhoop nabij. Mijn ziek zusje was intussen toch bij de doekoen gebracht - zonder toestem ming - en zij toonde snelle tekens van herstel. Maar J.A. lag toen al als le venloos in Ma's armen. Ze weende bittere tranen toen ze het doodzieke kindje op haar eigen bed neerlegde. Papa stond aan haar zij bij het ster vensuur. Het afschuwelijke gefluit van de "Piet van Vliet" bleef harteloos en gemener dan ooit tot het laatste moment aan houden. En toen het over was, over met het lijden van J.A-, klapwiekte het beest uit het geboomte, vloog dwars over het dak van ons huis in de rich ting van de kampong. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 18