Djogjase roddels (slot] De Bangsal Kentjono (gouden zaal) de grote ontvangst-pendopo in de kraton van Djogja. door R. F. Westerkamp Vier dagen Kratonfeest bij de geboorte van Prinses Irene. Al heel gauw kreeg ik de gelegenheid de beroemde dansen te bewonderen. Dit ter gelegenheid van de geboorte van Prinses Irene. De kratonfeesten toen duur den vier dagen. Het waren uitvoeringen van Ramayana- Mahabarata-verhalen. Vroeger duurden die uitvoeringen dag en nacht door. Nu van 's morgens half 11 tot 's avonds 10 uur, continu. Er waren dan ook meerdere dansers voor één rol, om elkaar te kunnen aflossen. Het dekor was uitermate simpel. De dalang ver telde wel waar 'het drama zich afspeelde. Een doodenkele pot met een klein boompje was dan een bos. Tegen lunchtijd werd er een warme lunch aange boden, ik dacht geleverd door toko Oen. Als de uitvoering was afgelopen, drukte de sultan iedereen ten afscheid de hand. De oude sultan, die bijna iedere ge nodigde kende, liet het niet hierbij, maar informeerde minzaam naar het wel en wee van de vertrekkende. Ik ben een paar keer met de vrouw van de plaatselijke militaire commandant uitgenodigd om met enkele pangerans een rijsttafel te nuttigen ergens in een galerij van een woning in dat Djogjase kratoncomplex. Dit was altijd een vrij eenvoudige affaire. Geen overdaad van gerechten - een paar sambalsgoreng en wat sajoer. Het is opmerkelijk, hoe rustig die Ja vaanse mensen dit allemaal bekijken in tegenstelling tot de druk pratende en gebarende Europeanen. Pangeran Tedjokusumo, de dansautoriteit in die dagen en die ook een dansschool had, vertelde mij dat wij op een verkeerde manier naar die dansuitvoeringen ke ken. Zij, de Javanen, kennen al die verhalen en de gamelanmuziek en de fraaie dansbewegingen brengen hun geest op een hoger plan, waardoor hun conversatie aan waarde wint. Wij kijken veel te geconcentreerd, waar door vermoeidheid optreedt en des interesse volgt. Van de Sultan hoorde ik dat vroeger de vrouwen niet moch ten dansen in het publiek en de vrou wenrollen werden door mannen uitge voerd. Men was pas een compleet danser wanneer men ook serimpih en bedojo- dansen kon uitvoeren. Ik heb enkele 16 kreren een avondbezoek aan de kraton moeten brengen. Er werd toen dansles gegeven. Hierbij had elke danser of danseres een aparte instructeur, die siloh erachter zat en zo nodig hand en voetbeweging en kledingstukken corrigeerde. Eén van de knapste be wegingen vind ik altijd hoe zij, op de voetzolen rustend, zover de benen bui gen dat ook de knieën de grond raken en uit deze stand rustig en statig op rijzen. Een ander woord dan oprijzen zou hier niet passen. In de kraton zelf was dè danser een heel eenvoudige Javaan, die oorspronkelijk tuinjongen was, die met een sapoe lidi de dorre blaadjes eindeloos moest opvegen, maar door zijn aanleg voor de dans nu een soort regententitel had. Die dansen zijn, naar ik meen, niet gedocumenteerd in één of andere ge schreven choreografie, maar worden door overlevering overgebracht met natuurlijk de onvermijdelijke varianten. De Kraton De kraton is eigenlijk een soort ver sterking - een fort. Ik dacht ongeveer een 1000 meter in het vierkant met heel dikke muren. Zo dik, dat je er bovenop met een wagentje zou kun nen rijden. Op alle vier windstreken zijn grote poorten. In het noordelijke en zuidelijke deel zijn grote open gras velden, omzoomd door de bekende waringins: de aloon-aloon lor (noord) en kidoel (zuid). Westelijk van de aloon-aloon is een moskee. In de zui delijke aloon-aloon waren vroeger de olifanten gehuisvest, waaronder enkele waren door de Koning van Siam ge schonken. Ik geloof niet, dat er nu nog zijn. In het midden lag het complex bewoond door de Sultan met alle aan hang, o.a. het kroonprinselijk verblijf, de kantoren van de interne diensten en pendopo's, waar vroeger recht werd gesproken. Allerlei muren verdeelden dat gebied in binnenhoven. In de grootste daar van was de ontvangst-pendopo, de Bangsal Kentjono, een fraai poly chroom en met houtsnijwerk versierd geheel met veel goud en marmeren vloeren. Het dak daarvan was in on middellijke verbinding met het woon huis erachter, zodat in de regentijd de rijtuigen voor konden rijden en de passagiers droog konden opstappen in de voorgalerij. Ik ben zelf nooit verder gekomen dan de voorste rech terzijkamer. Dit was de slaapkamer van de Sultan. Noordelijk, dus rechts van de Bang sal Kentjono, was zijn kantoor. Twee werkkamers met daartussenin een open ruimte, waar een sofa met wat fauteuils stonden. De rechterkamer was van de Sultan, de linker van de secretaris. In die tijd was dat Pange ran Poerbojo. Achter het woonhuis lag een complex van ongeveer 20 kleine huisjes. Dit waren de vertrekjes waar de vrouwen van de Sultan woonden. Een kleine kamer met een dito voorgalerijtje. Of ze daarin ook zelf moesten koken en hun kinderen opvoeden, weet ik niet. Wel weet ik, dat de tegenwoordige B.R.A. Pentokopurnomo ook zo'n huis je bewoonde. De kinderen gingen in de regel op hun 5e jaar bij Europeanen in de kost om Nederlands te leren en gingen naar de gewone openbare school. De meisjes gingen meestal niet naar school, maar kregen privé-onder- wijs van een Nederlandse onderwijze res. Als de jongens er aanleg voor hadden, mochten ze verder leren. De Sultan vond het zonde van zijn geld om de heren een studentenleventje te laten leiden zonder dat het baten opleverde. Mevr. Reeser, die dichtbij mij op de hoek van Gondolaju woonde, had een heel stel van die jongens in haar huis. Het huis bestaat nu niet meer en er is nu nieuwbouw, dat als een militair te huis of soos in gebruik is. Het was een groot huis met veel kamers. De actieve dame was erg goed op de hoogte van de Javaanse adat en zij had o.a. een gamelan-stel, waar de jongens op moesten oefenen en spelen en zij wist heel goed, wanneer eentje er een potje van maakte. In het kratoncomplex waren westelijk enige dalams van Pakoeningrat en Sinnoredjo. Nu zijn die grote woningen

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 16